In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om de invulling van de zorgregeling voor de kinderen van partijen tijdens de zomervakantie van 2013. De man en de vrouw, die in 2000 zijn gehuwd en gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over hun twee kinderen, waren in geschil over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank Amsterdam had eerder bepaald dat de kinderen de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vrouw en de laatste drie weken bij de man zouden verblijven. De man ging in hoger beroep tegen deze beschikking, met het verzoek om de kinderen de laatste drie weken van de zomervakantie bij hem te laten verblijven, omdat hij financiële schade zou lijden als de kinderen niet bij hem zouden zijn.
Tijdens de zitting op 27 juni 2013 werd de zaak behandeld. De man voerde aan dat de Ramadan, die in de zomervakantie valt, een belemmering vormt voor de vrouw om met de kinderen op vakantie te gaan. De vrouw betwistte dit en stelde dat zij de kinderen de laatste drie weken bij zich wilde hebben om met hen naar Marokko te gaan en daar het Suikerfeest te vieren. Het hof overwoog dat de vrouw tijdig had moeten reageren op het voorstel van de man en dat de man te snel had gehandeld door vliegtickets te boeken zonder af te wachten op een tegenvoorstel van de vrouw.
Het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen wenselijk was dat zij de eerste drie weken van de zomervakantie bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw zouden verblijven. Dit oordeel was gebaseerd op de overweging dat de vrouw vorig jaar de kinderen de eerste drie weken had gehad en dat het redelijk was om deze verdeling te handhaven, zodat de vrouw het Suikerfeest met de kinderen kon vieren. De bestreden beschikking werd bekrachtigd, waarbij het hof benadrukte dat constructief overleg tussen partijen had kunnen helpen om extra kosten en juridische procedures te vermijden.