ECLI:NL:GHAMS:2013:2385

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
200.122.036-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkenrechtelijke geschil tussen American Cola en Americola

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, zijn appellanten, American Cola en Americola, in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 31 oktober 2012 een uitspraak gedaan in een merkenrechtelijke kwestie, die door de appellanten werd betwist. De appellanten hebben op 30 januari 2013 een dagvaarding ingediend en drie grieven aangevoerd, waarbij zij bewijs hebben aangeboden en hebben geconcludeerd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en hun vorderingen zal toewijzen. Spar International B.V., de geïntimeerde, heeft in een incidentele memorie gevorderd dat de appellanten zekerheid stellen voor de proceskosten, omdat zij geen woonplaats in Nederland hebben. De appellanten hebben hiertegen geprotesteerd en verzocht om afwijzing van de vordering van Spar.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 224 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) degene die geen woonplaats in Nederland heeft, zekerheid moet stellen voor de proceskosten. Echter, de appellanten hebben een woonplaats in Luxemburg opgegeven, en volgens de EEX-verordening kunnen rechterlijke beslissingen in de EU direct ten uitvoer worden gelegd in andere lidstaten. Het hof oordeelde dat Spar niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de appellanten geen vaste woon- of verblijfplaats in Luxemburg hebben. Daarom bestond er geen verplichting voor de appellanten om zekerheid te stellen.

Het hof heeft de incidentele vordering van Spar afgewezen en bepaald dat Spar, als in het ongelijk gestelde partij, zal worden veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door Spar, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Dit arrest is uitgesproken op 30 juli 2013 door de meervoudige kamer van het hof.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.122.036/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 503485/HA ZA 11-2693
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 juli 2013
inzake

1.[APPELLANTE SUB 1],

2.
[APPELLANT SUB 2],
beiden wonend te [woonplaats],
appellanten in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat:
mr. J.J.H.S. Thomassente Maastricht,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPAR INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat:
mr. A. Kniggete Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellanten] en Spar genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 30 januari 2013 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2012, hersteld bij vonnis van 21 november 2012, onder bovengenoemd zaaknummer gewezen tussen [appellanten] als eisers en Spar als gedaagde.
Bij anticipatie-exploot van 7 februari 2013 heeft Spar de rechtsdag vervroegd naar 19 februari 2013.
Bij memorie van grieven hebben [appellanten] drie grieven aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [appellanten] zal toewijzen, met veroordeling van Spar in de volledige kosten van het geding in beide instanties alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij incidentele memorie heeft Spar op de voet van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gevorderd dat [appellanten] zekerheid zullen stellen voor de, bij een bekrachtiging van het bestreden vonnis, te verwachten kostenveroordeling ex artikel 1019h Rv, inclusief de daarover te berekenen wettelijke handelsrente, thans begroot op een bedrag van € 45.000,-, althans voor een ander door het hof in redelijkheid te bepalen bedrag.
[appellanten] hebben daarop geantwoord en geconcludeerd dat het hof Spar niet-ontvankelijk zal verklaren in haar incidentele vordering, althans deze zal afwijzen, met veroordeling van Spar in de volledige proceskosten van het incident ex artikel 1019h Rv.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

In het incident
2.1.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
2.2.
Op grond van artikel 224 lid 1 Rv dient degene die, zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland, bij een Nederlandse rechter een vordering instelt op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan zij in die procedure veroordeeld zou kunnen worden. In artikel 224 lid 2, aanhef en sub b Rv wordt op die regel een uitzondering gemaakt voor het geval een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, een verdrag, een EG-verordening of een wet ten uitvoer zal kunnen worden gelegd ter plaatse waar degene van wie zekerheid gevorderd wordt, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.
2.3.
[appellanten] hebben bij dagvaarding in eerste aanleg en in hoger beroep een woonplaats te Luxemburg vermeld. In Verordening (EG) Nr. 44/2001 (EEX-verordening) is onder meer bepaald dat rechterlijke beslissingen, gegeven in een lidstaat van de Europese Unie, direct ten uitvoer gelegd kunnen worden in andere lidstaten. Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van [appellanten], indien het door hem opgegeven adres juist is, geen zekerheidstelling kan worden gevorderd. Dat het door [appellanten] opgegeven woonadres slechts een postadres betreft, althans dat [appellanten] geen vaste woon- of verblijfplaats te Luxemburg hebben, heeft Spar niet voldoende concreet onderbouwd en is (daarom) niet voldoende aannemelijk geworden. Dat brengt mee dat (reeds) ingevolge artikel 224 lid 2, aanhef en onder b Rv voor [appellanten] geen verplichting bestaat tot zekerheidstelling.
2.4.
Uit het vorenstaande volgt dat de incidentele vordering zal worden afgewezen.
2.5.
Spar zal, als de in het ongelijk gestelde partij, bij het eindarrest in de hoofdzaak worden veroordeeld in de (geliquideerde) kosten van dit incident. Het hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de volledige proceskosten, zoals [appellanten] hebben gevorderd, omdat het incident niet de handhaving van rechten van intellectuele eigendom betreft.
2.6.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van antwoord door Spar.
2.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 10 september 2013 voor het nemen van een memorie van antwoord door Spar;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.H. Huijzer en J.C. Toorman en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2013.