Uitspraak
mr. R.B. Gerretsenen
mr. H.T. Verhaar, kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. D. Knottenbelt,kantoorhoudende te Rotterdam.
1. Het verloop van het geding
2.De feiten
Engineering, Procurement & Construction). Audex is een dochteronderneming van PEC Ltd, welk concern onder de naam PECL.SI is genoteerd aan de beurs in Singapore. Audex is enig aandeelhouder en bestuurder van Audex Netherlands B.V.
“adoption and/or approval of the annual accounts of (VA) (…) can only be taken by or are subject to approval by the general meeting of shareholders and by a unanimous vote in the meeting where the entire paid-up share capital is represented”.Datzelfde geldt, blijkens artikel 5.4 onder s voor besluiten tot
“the commencement, settlement or abondonment of any litigation or admission of liability by (VA).”Voor het geval de aandeelhouders geen besluit kunnen nemen is in de art. 5.5 en 5.6 van de aandeelhoudersoverenkomst het volgende bepaald
: “5.5 If in a meeting (…) a proposition for any of the decisions from paragraph 5.4 a) to s) is not accepted by a unanimous vote, the shareholders will agree (…) that the matter shall be referred to the Chairman of Verwater and the Group Chief Executive Officer of Audex (..) to seek a friendly resolution. (…) 5.6. If the [shareholders] do not agree to refer a dispute or disagreement for conciliation or if a dispute or disagreement is referred for conciliation but not resolved through conciliation as per Clause 5.5 (…), then the sole method of resolving such dispute or disagreement shall be arbitration. (…)”Artikel 12.2 van de aandeelhoudersovereenkomst bepaalt onder het kopje “
Settlement of Disputes: Any dispute arising out of or in connection with this Agreement and/or any agreement arising out of this Agreement shall (...) be settled by arbitration (…).”
letter of awardvan 19 februari 2010) die, kortweg, de realisatie van het ETT3-project betreft. VA heeft voor de uitvoering van die overeenkomst aan Audex in onderaanneming opdracht gegeven voor het projectmanagement, het ontwerp en het ingenieurswerk. Voor het inkoopwerk is in onderaanneming opdracht gegeven aan Audex Netherlands B.V. Voor het verrichten van de bouwwerkzaamheden heeft VA in onderaanneming opdracht gegeven aan een aantal vennootschappen die aan Verwater zijn gelieerd (hierna: de Verwatervennootschappen). De opdracht is tussen VA en die vennootschappen overeengekomen in
letters of intentvan 29 juli 2010. Daarnaast is nog een aantal externe partijen betrokken geweest bij de realisatie van ETT3.
“extra engineering costs”, “extra procurement costs” onderscheidenlijk “extra project management costs”voor in totaal ongeveer 6 miljoen Euro. Bij brief van 26 januari 2012 heeft Audex in reactie op deze facturen aan VA geschreven:
“Your claims in the (..) invoices are rejected. We have fulfilled our contractual obligations and are not responsible for the alleged increase in costs stated in the (…) invoices.”
settlement agreement) gesloten naar aanleiding van een tussen hen gerezen geschil over de uitvoering van de werkzaamheden voor de realisatie van ETT3 en de verplichtingen die voortvloeien uit de tussen hen gesloten overeenkomst van 1 maart 2010. VA heeft met alle externe schuldeisers eveneens een regeling getroffen.
De gronden van de beslissing
“going concern of the entity”.Die discussie ziet op een verschil van mening over de waardering van de door Verwater gestelde vordering van VA op Audex uit hoofde van de overeenkomsten van onderaanneming. Beide punten zijn naar het oordeel van de Ondernemingskamer volledig gerelateerd aan de vraag naar de oorzaak van de kostenoverschrijding en daarmee aan het vermogensrechtelijke geschil zoals hierboven onder 3.3 uiteen is gezet. Hierover zal derhalve eerst - voordat de jaarrekeningen kunnen worden vastgesteld - duidelijkheid moeten worden verkregen. Een oordeel daarover valt, zoals reeds hierboven is overwogen, buiten het bestek van de enquêteprocedure. Daarover zal de gewone burgerlijke rechter zich kunnen buigen. Vaststaat dat het vermogensrechtelijke geschil effect heeft op de besluitvorming in de algemene vergadering van aandeelhouders met betrekking tot de vaststelling van de jaarrekeningen 2010 en 2011. De op dit punt ontstane patstelling leidt naar het oordeel van de Ondernemingskamer evenwel niet tot de conclusie dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid van VA te twijfelen. Redengevend hiervoor is dat die patstelling onvoldoende zwaarwegend is, afgezet tegen de omstandigheden dat de onderneming geen activiteiten meer ontplooit, het ETT3-project is gerealiseerd, met ETT een vaststellingsovereenkomst is gesloten, met derde crediteuren een regeling is getroffen en er geen andere besluiten voorliggen die in verband met de continuïteit van de onderneming dienen te worden genomen. De Ondernemingskamer wijst nog ten overvloede op de hierboven onder 2.5 weergegeven artikelen uit de aandeelhoudersovereenkomst, waarin voor het geval zich een pastelling voordoet in de vergadering van aandeelhouders een marsroute wordt voorgeschreven.