ECLI:NL:GHAMS:2013:2317

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
30 juli 2013
Zaaknummer
200.120.664-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke maatregel tegen oud-notaris wegens onvoldoende onderzoek en mogelijke benadeling van schuldeisers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een oud-notaris die in de periode van februari 2009 tot juli 2010 betrokken was bij een groot aantal aandelenoverdrachten van noodlijdende vennootschappen aan een vennootschap (B.V.) die hij onvoldoende had onderzocht. De oud-notaris had op basis van eenzijdige informatie van de betrokken partijen, zonder nader onderzoek te doen naar hun antecedenten, meerdere transacties uitgevoerd. Het hof oordeelde dat de oud-notaris had moeten beseffen dat er een reëel gevaar bestond voor benadeling van schuldeisers, vooral gezien de aard van de transacties en de betrokken vennootschappen. De oud-notaris had ook geen melding gemaakt van zijn bevindingen aan de FIOD of andere instanties, ondanks dat hij op de hoogte was van de problematiek rondom de betrokken vennootschappen. De handelwijze van de oud-notaris werd als ernstig laakbaar beschouwd, wat leidde tot de maatregel van ontzetting uit het ambt. Het hof bevestigde de eerdere beslissing van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem, die de oud-notaris al eerder had berispt en de maatregel van ontzetting had opgelegd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van notarissen om adequaat onderzoek te doen en de belangen van derden te waarborgen.

Uitspraak

beslissing

_______________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.120.664/01 NOT
zaaknummer eerste aanleg : 07.831/2011/1009
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 30 juli 2013
inzake:
[oud-notaris],
oud-notaris te [plaatsnaam],
appellant.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant, verder de oud-notaris, heeft bij een op 16 januari 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem, verder de kamer, van 18 december 2012. Daarbij heeft de kamer de door de voorzitter van de kamer op grond van artikel 96 lid 6 van de Wet op het notarisambt (Wna) - welk artikel gold tot 1 januari 2013 - aan de kamer voorgelegde zaak tegen de oud-notaris gegrond verklaard en is aan de oud-notaris de maatregel van onzetting uit het ambt opgelegd.
1.2.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 16 mei 2013. De oud-notaris is verschenen en heeft aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

De oud-notaris heeft aan de vaststelling van de feiten door de kamer in de bestreden beslissing een aantal nuanceringen en/of verbeteringen aangebracht. Het hof zal die nuanceringen en/of verbeteringen zo nodig hierna in de feiten verwerken en in zijn beoordeling betrekken. Voorts heeft de oud-notaris aangevoerd dat het onderzoek van de kamer ten onrechte is uitgebreid tot de leveringsakten aan [naam] (hierna: [naam]) casu quo [naam] (hierna: [naam]), terwijl over deze kwestie in de brief van 23 november 2011 van de curator van [BV] (hierna: [BV]), welke brief aan het onderzoek in deze zaak ten grondslag ligt, niets wordt gezegd. Anders dan de oud-notaris stelt, is de kamer bij zijn onderzoek uitgegaan van de bedenkingen en conclusies van de plaatsvervangend voorzitter. Deze is bij zijn bevindingen niet alleen uitgegaan van genoemde brief van 23 november 2011 maar ook van de brief van 12 januari 2012 van [naam], curator in het faillissement van de [BV], waarvan de aandelen door [stichting], vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam], zijn overgenomen.
Voor het overige heeft de oud-notaris geen bezwaar gemaakt tegen de door de kamer vastgestelde feiten, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Het gaat in deze zaak om het volgende:
. Op 17 februari 2009 heeft de oud-notaris een akte van aandelenoverdracht gepasseerd. Het betrof de levering van de aandelen van een vennootschap door [naam], een kennis en plaatsgenoot van de oud-notaris, aan [naam] (hierna: [naam]). [naam] was bestuurder van [BV].
. De oud-notaris had voordien in opdracht van de [stichting], vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam], waarvoor [naam] administratieve werkzaamheden verrichtte, een aantal aandelenoverdrachten verzorgd. Daarbij was in tenminste één geval een vordering van de overgedragen vennootschap op haar voormalige bestuurder kwijtgescholden na de overdracht van de aandelen. De oud-notaris heeft ook die kwijtschelding verzorgd.
. Op 13 maart en 12 mei 2009 heeft de oud-notaris wederom in opdracht van [naam] aandelenoverdrachten aan [BV] verzorgd. In totaal heeft de oud-notaris in de periode 17 februari 2009 tot 2 juli 2010 in opdracht van [naam] eenenvijftig aandelenoverdrachten aan [BV] verzorgd.
. In de akten van aandelenoverdracht werden [naam], wonende in [plaatsnaam]), voor zichzelf in privé, en [BV] (gevestigd te [plaatsnaam]) als kopers aangeduid. [BV] hield kantoor aan hetzelfde adres als het woonadres van [naam] in [plaatsnaam]. In de akten staat vermeld dat [BV] werd vertegenwoordigd door haar enig bestuurder, de rechtspersoon naar Luxemburgs recht [vennootschap]l. [naam] trad bij de akten op als gérant unique van die Luxemburgse vennootschap.
. De aandelen van de desbetreffende vennootschappen werden tegen een zeer lage prijs, vaak € 1,00 aan [BV] verkocht. Het ging zonder uitzondering om noodlijdende vennootschappen die zeer uiteenlopende activiteiten uitoefenden. Acht van de eenenvijftig vennootschappen zijn later gefailleerd.
. In vier gevallen is direct na de aandelenoverdracht aan [BV] een vordering van de verkochte vennootschap, na overdracht vertegenwoordigd door [naam], op haar voormalige moedervennootschap of directeur-grootaandeelhouder gecedeerd aan [BV]. Vervolgens heeft [BV] die schulden direct na de overname daarvan kwijtgescholden. In een geval heeft de delging van een schuld door verrekening plaatsgevonden. Voornoemde kwijtscheldingen zijn door de oud-notaris verzorgd.
. [BV] is op 20 juni 2010 door de rechtbank Roermond failliet verklaard.
. De oud-notaris heeft over deze kwestie in september 2010 contact gehad met de KNB, een en ander naar aanleiding van een melding bij de KNB door een oud-werknemer van een na overname door [BV] gefailleerde vennootschap.
. Bij beslissing van de kamer van 9 juni 2011 is een klacht van voornoemde oud- werknemer gegrond verklaard. Aan de oud-notaris is toen de maatregel van berisping opgelegd. De oud-notaris is tegen deze maatregel niet in beroep gekomen.

4.De bedenkingen

4.1.
De voorzitter van de kamer heeft bij brief van 2 augustus 2012 deze zaak voorgelegd aan de kamer met het verzoek om te beoordelen of de oud-notaris in deze tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De voorzitter heeft zijn besluit daartoe gebaseerd op de bevindingen en conclusies van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer [naam] (hierna: [naam]), zoals weergegeven in de brief van 6 juli 2012 van [naam], nadat hij [naam] bij brief van 16 februari 2012 had opgedragen een onderzoek ex artikel 96 lid 2 Wna (geldend tot 1 januari 2013) te verrichten naar het weten of het behoren te weten van de oud-notaris dat bij het verlenen van zijn diensten bij de overdracht van aandelen van vennootschappen vervolgens (het - reële - gevaar bestond dat) crediteuren van die vennootschappen werden of konden worden benadeeld, bijvoorbeeld doordat op frauduleuze wijze geld en/of goederen aan de vennootschappen werd(en) onttrokken, waardoor zij failleerden.
4.2. De voorzitter heeft zelf geen bedenkingen geformuleerd. De door de kamer aan [naam] ontleende conclusies komen - samengevat weergegeven - op het volgende neer.
i. Van de oud-notaris mocht worden verwacht dat hij nader onderzoek deed naar in ieder geval [naam] en [BV] en mogelijk ook naar [naam]/[naam] en de [stichting] en de door hen uitgeoefende activiteiten. De oud-notaris heeft dat niet of onvoldoende gedaan.
ii. De oud-notaris wist of behoorde te weten dat (het - reële - gevaar bestond dat) crediteuren van de aan de [stichting] en, met name, [BV] verkochte vennootschappen werden of konden worden benadeeld door, in ieder geval, het delgen van aanzienlijke vorderingen van de overgenomen vennootschappen op hun voormalige eigenaar/bestuurder. De oud-notaris heeft onvoldoende gedaan om de belangen van die (mogelijk) betrokken derden te waarborgen.
iii. De oud-notaris heeft geen poging ondernomen om, nadat hij kennis kreeg van de werkelijke aard van de activiteiten van [naam] en [BV], de Fiod of een andere instantie daarover in te lichten.

5.Het standpunt van de oud-notaris

De oud-notaris heeft de de hiervoor genoemde bedenkingen gemotiveerd betwist en zich als volgt verweerd.
5.1.1. De oud-notaris heeft wel degelijk onderzoek gedaan naar [naam] en de door hem opgedragen transacties. [naam] was een alert en slim persoon. Hij was duidelijk de baas en kende de dossiers heel goed. Ook bleek tijdens een bezoek van de oud-notaris aan het kantoor van [naam] dat dit normaal ingericht was en dat de dossiers van aandelenoverdrachten die de oud-notaris had gepasseerd daar aanwezig waren. De oud-notaris heeft voor [naam] in bijna anderhalf jaar tijd ongeveer eenenvijftig vennootschappen overgedragen. Aangezien het de professie van [naam] was om aandelen van vennootschappen te kopen, is dit niet bijzonder. De oud-notaris had geen enkele reden om argwaan te hebben jegens [naam]. Nooit heeft iemand hem tegen [naam] gewaarschuwd. Het is voorts niet ongebruikelijk dat men voor een notaris elders in het land kiest. Men zoekt de goedkoopste notaris of kiest voor deskundigheid.
[naam] en [naam] handelden via een stichting. De oud-notaris vond het wel een vreemde constructie dat die stichting aandeelhouder ten eigen bate en laste werd, maar men wenste het op die manier. [naam] kwam heel goed geïnformeerd en netjes op hem over. Voor hen heeft de oud-notaris acht transacties gedaan.
De oud-notaris was bekend met het verschijnsel van het opkopen van vennootschappen en het vervolgens dumpen daarvan, maar dat was iets dat in de jaren zeventig veel gebeurde. De oud-notaris is achteraf bezien te goed van vertrouwen geweest.
5.1.2. Alle dossiers met betrekking tot de transacties bevatten alle benodigde informatie. Alle bescheiden en gegevens die de oud-notaris verlangde, werden hem vlot en compleet ter hand gesteld. Het passeren duurde gemiddeld een uur. De oud-notaris wilde de verkopers van de vennootschappen altijd zien en hij lette er goed op wat de transactie inhield voor de onderneming. Soms nam een verkoper een adviseur mee. De oud-notaris heeft de verkopers altijd gewezen op hun aansprakelijkheid voor het door hen als bestuurder gevoerde beleid. [naam] vertelde hem dat hij de schuldeisers ingeval van een insolvabele vennootschap voorstelde een percentage van de schuld te voldoen. Hij bood dan bijvoorbeeld een akkoord aan waarbij vijftien procent van de schuld werd voldaan, terwijl de boedel toereikend was voor twintig procent. Het verschil van vijf procent was dan zijn winst. Naar de mening van de oud-notaris werden de schuldeisers hierdoor niet benadeeld, aangezien een curator of een bank ook een percentage bedingt. Naar zijn inschatting was meer dan de helft van de door [naam] overgenomen vennootschappen insolvabel. Dit wil niet zeggen dat de oud-notaris wist dat een groot gedeelte daarvan failliet zou gaan. De aandelen werden weliswaar tegen lage bedragen verkocht, maar uit de jaarrekeningen bleek vaak dat het bedrijfsresultaat snel verslechterde. De intrinsieke waarde van veel overgenomen vennootschappen was nul. [naam] behoefde geen aandeelhouder van de over te nemen vennootschap te zijn om een akkoord met de schuldeisers te sluiten. De oud-notaris vermoedt dat de verkopers van de onderneming af wilden. Hij vond dit verder niet vreemd. Er zijn inderdaad schulden kwijtgescholden. Eenmaal heeft een verrekening plaatsgevonden en in drie andere akten is een vordering gecedeerd. In die gevallen was het duidelijk dat de holding of de directeur-grootaandeelhouder die de schuld aan de vennootschap had, die schuld nooit kon terugbetalen. De oud-notaris was niet ermee bekend dat de verkopers aan [naam] een bedrag dienden te betalen om hun aandelen te kunnen verkopen.
5.1.3. De oud-notaris was in de veronderstelling dat de Fiod op de hoogte was van de werkwijze van [naam]. In het Financieele Dagblad van [datum] stond een artikel dat de Fiod met de zaak bezig was. In december 2010 heeft de oud-notaris contact gehad met de Fiod over een andere zaak. Toen is hem ten aanzien van [naam] niets gevraagd. De KNB heeft in 2010 vanwege een klacht tegen de oud-notaris contact met hem opgenomen, maar vond het uiteindelijk niet nodig om nader onderzoek te doen. Pas na het faillissement van [BV] is de oud-notaris van het handelen van [naam] op de hoogte gekomen. Zijn geheimhoudingsplicht verhinderde de oud-notaris de Fiod en/of de KNB in te lichten dan wel om advies te vragen.
5.2.1. In hoger beroep heeft de oud-notaris nog het volgende aangevoerd. In de periode van februari 2009 tot eind juni 2010 heeft de oud-notaris doorlopend inhoudelijk contact met [naam] gehad. Van fraude of enig gevaar daarvoor is de oud-notaris toen niet gebleken. Ook is binnen die periode verschillende malen een verklaring van geen bezwaar voor statutenwijzigingen van door [BV] aangekochte vennootschappen aangevraagd en verleend door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Aangezien het gros van de verkopers geen aandeelhouder wenste te blijven en [BV] niet afhankelijk wenste te zijn van een ‘oude’ aandeelhouder, is ervoor gekozen [BV] aandeelhouder te laten worden. Voorts heeft in vier van de eenenvijftig dossiers een cessie plaatsgevonden. In elk van die gevallen was de vordering waardeloos of nagenoeg waardeloos als gevolg van de liquiditeit/insolvabiliteit van de betrokken debiteur en had kwijtschelding hetzelfde effect gehad als een cessie. Weliswaar had de oud-notaris meer onderzoek naar de stand van zaken bij de desbetreffende debiteuren moeten doen, maar anderzijds is in geen enkel geval de Actio Pauliana ingesteld. Het is de oud-notaris niet duidelijk waarop het oordeel van reëel gevaar voor benadeling van schuldeisers berust. Daarnaast blijkt uit het krantenartikel uit 2010 dat de Fiod [naam] sinds 2006 in het vizier had, zodat het de oud-notaris onduidelijk is welke andere instantie hij had dienen te informeren.
5.2.2. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de oud-notaris nog het volgende aangevoerd. Het feit dat de aandelen van de over te nemen vennootschappen voor € 1,00 door [BV] werden gekocht, vond de oud-notaris niet verdacht. In de praktijk zal namelijk geen enkele koper bereid zijn meer te bieden voor aandelen van een vennootschap waarbij een faillissement aanstaande is. Bovendien richtte [BV] zich op dat type vennootschappen. Voorts heeft de oud-notaris, mede in verband met de destijds geldende bijlage bij de handleiding bij de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft), onderzocht waarom de moedermaatschappij van [BV] statutair in Luxemburg was gevestigd. De fiscalist van [naam] heeft aan hem verteld dat dit louter om fiscale redenen was, hetgeen een gangbare verklaring is.
Daarnaast heeft de oud-notaris op vragen van het hof - voor zover van belang - het volgende verklaard. De oud-notaris heeft onderzoek naar de capaciteiten en het verleden van [naam] gedaan. Voorts heeft de oud-notaris verschillende malen met de belastingadviseur van [naam] gesproken en heeft hij [naam] steeds gevraagd naar de stand van zaken bij de overgenomen vennootschappen. Op grond daarvan was er geen reden om argwaan te hebben naar de werkzaamheden van [naam] en [BV].

6.De beoordeling

6.1.
Ten aanzien van de eerste bedenking is hof met de kamer van oordeel dat de oud-notaris (nader) onderzoek had moeten doen naar [naam] en [BV], en dat de oud-notaris dit onvoldoende heeft gedaan. Hiertoe is het volgende redengevend. [naam] was niet woonachtig in het werkgebied van de oud-notaris en [BV] hield kantoor in [plaatsnaam]. Daarnaast was de bestuurder van [BV], waarvoor [naam] optrad, een rechtspersoon naar Luxemburgs recht. Dit zijn indicatoren uit de destijds door het Ministerie van Financiën uitgegeven bijlage bij de handleiding bij de Wwft. De oud-notaris heeft ter zitting gesteld dat hij in verband met deze regelgeving heeft onderzocht waarom de bestuurder van [BV] een rechtspersoon naar Luxemburgs recht was. Het hof is van oordeel dat de oud-notaris niet enkel op de verklaring van de fiscalist van [naam], te weten dat dit om fiscale redenen was, had mogen afgaan. Het betrof immers een verklaring van een persoon die direct aan [naam] was verbonden. Bovendien geeft dit geen afdoende verklaring voor het feit dat [naam] in [landnaam] woonde en [BV] aldaar haar kantooradres had. Het had derhalve op de weg van de oud-notaris gelegen om (ook) met behulp van externe bronnen onderzoek te doen naar de antecedenten van [naam] en [BV]. Dit geldt eens temeer, nu de oud-notaris vanaf het eerste contact met [naam] in het voorjaar van 2009 uitzonderlijk veel opdrachten kreeg van [naam] om aandelenoverdrachten te verzorgen met betrekking tot noodlijdende vennootschappen die voor een zeer laag bedrag, veelal € 1,00 door [BV] werden aangekocht. Dat in de praktijk geen enkele koper bereid zal zijn meer te bieden voor aandelen van een vennootschap waarbij een faillissement aanstaande is, zoals de oud-notaris ter zitting heeft aangevoerd, is naar het oordeel van het hof te algemeen gesteld om tot een andere conclusie te komen, en voorts onvoldoende aannemelijk gemaakt. De stelling van de oud-notaris dat [BV] zich op dat type vennootschappen richtte, had de oud-notaris juist extra alert moeten maken. Vast is komen te staan dat het vennootschappen betrof die zeer uiteenlopende activiteiten uitoefenden. Dit feit alsmede de juridische constructie, waarbij [BV] aandeelhouder werd van de over te nemen vennootschappen, hetgeen niet nodig was om een akkoord te kunnen sluiten met de schuldeisers van de desbetreffende vennootschappen, had voor de oud-notaris een reden moeten zijn om nader onderzoek te doen. De verklaring van de oud-notaris dat het gros van de verkopers geen aandeelhouder wenste te blijven en [BV] niet afhankelijk wenste te zijn van een ‘oude’ aandeelhouder, is hiertoe eveneens onvoldoende. De oud-notaris is duidelijk teveel afgegaan op de eenzijdige informatie van de zijde van [naam] over de gang van zaken bij het overnemen van noodlijdende vennootschappen. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht het hof het wat betreft [naam] en [BV] niet voldoende dat de oud-notaris enkel de gebruikelijke onderzoekshandelingen heeft gedaan.
6.2.
Ten aanzien van de tweede bedenking - de mogelijke benadeling van schuldeisers - heeft de kamer het volgende overwogen. De (mogelijke) benadeling van schuldeisers is gelegen in de delging van (soms aanzienlijke) schulden van de voormalige directeur-grootaandeelhouder of moedervennootschap aan de door [BV] of [stichting] overgenomen vennootschap. Onweersproken is, wat ook voor zichzelf spreekt, dat schuldeisers (tenminste kunnen) worden benadeeld indien een grote vordering van die vennootschap op een derde wordt kwijtgescholden. De oud-notaris heeft zijn stelling dat de schulden niet inbaar waren, zodat van die (mogelijke) benadeling geen sprake was, onvoldoende onderbouwd. Van enig nader onderzoek anders dan dat de verkopers geen eigen huis hadden, op grond waarvan de oud-notaris heeft mogen aannemen dat schuldeisers niet werden benadeeld door de delging van de schuld, is niet gebleken. Het hof deelt dit oordeel en maakt het tot het zijne. In hoger beroep heeft de oud-notaris overigens ook erkend dat hij meer onderzoek naar de stand van zaken bij de desbetreffende debiteuren had moeten doen. Het hof merkt nog op dat de omstandigheid dat in geen enkel geval de Actio Pauliana is ingesteld, zoals de oud-notaris heeft aangevoerd, aan het voorgaande oordeel niet afdoet.
6.3.
Ten aanzien van de derde bedenking is het hof eveneens met de kamer van oordeel dat de oud-notaris melding had dienen te maken van zijn wetenschap over [naam] en [BV] en de door de oud-notaris voor hen verrichte werkzaamheden. De oud-notaris heeft in dit kader aangevoerd dat uit het artikel in het Financieele Dagblad van [datum] blijkt dat de Fiod [naam] sinds 2006 in het vizier had en de KNB door de onder 3. sub h. bedoelde melding op de hoogte was. Het hof merkt op dat het door de oud-notaris bedoelde krantenartikel dateert van ongeveer een half jaar nadat de oud-notaris met zijn werkzaamheden voor [naam] was gestopt, hetgeen betekent dat de oud-notaris niet (zonder meer) heeft kunnen aannemen dat de informatie waarover hij beschikte reeds bij de Fiod bekend was. Hetzelfde heeft te gelden voor de melding aan de KNB in september 2010. Dit betekent dat er wel degelijk reden was voor de oud-notaris om op enig moment in de periode tussen februari 2009 en maart 2010, en ieder geval nadat [BV] op 20 juni 2010 failliet was gegaan, onderzoek te doen naar de werkelijke aard van de activiteiten van [naam] en [BV] en de Fiod en/of de KNB hierover in te lichten.
6.4.
Het voorgaande brengt mee dat de kamer de bedenkingen, zoals in de beslissing van de kamer weergegeven onder 3.1. sub a. tot en met c. en in deze beslissing geformuleerd onder 4.2. i. tot en met iii., terecht gegrond heeft verklaard. Met de kamer is het hof van oordeel dat de oud-notaris door zijn handelwijze het vertrouwen in het notariaat ernstig heeft geschonden. Die handelwijze raakt daarmee de fundamenten van het rechtsverkeer. Gelet op de ernst van de aan de oud-notaris te verwijten gedragingen en gezien het grote aantal transacties binnen een relatief kort tijdsbestek alsmede de medewerking van de oud-notaris aan meerdere kwijtscheldingen van schulden aan overgenomen vennootschappen, acht het hof de maatregel van ontzetting uit het ambt eveneens passend en geboden.
6.5
Hetgeen de oud-notaris verder nog naar voren heeft gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.R. Sturhoofd en G. Kleykamp-van der Ben en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 30 juli 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-
NOTARISSEN TE ARNHEM
Kenmerk: 07.831/2011/1009
Beoordeling van de Kamer van Toezicht te Arnhem van de door de voorzitter van de Kamer op de voet van artikel 96 lid 6 Wet op het notarisambt ter tuchtrechtelijke behandeling als klacht voorgelegde bevindingen en conclusies met betrekking tot
[notaris],
oud-notaris te [plaatsnaam] (verder: ‘de notaris’).

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beslissing van de voorzitter van Kamer, [naam], van 16 februari 2012 waarin aan de plaatsvervangend voorzitter van de Kamer, [naam], is opgedragen onderzoek te verrichten naar de notaris;
  • de brief met bijlagen van de plaatsvervangend voorzitter van 6 juli 2012 waarin hij de voorzitter heeft geadviseerd de zaak op de voet van artikel 96 lid 6 Wet op het notarisambt (hierna: ‘de Wna’) voor te leggen aan de Kamer;
  • de brief van 2 augustus 2012 van de voorzitter aan de Kamer waarmee zij de zaak ter tuchtrechtelijke behandeling aan de Kamer heeft voorgelegd;
  • de mondelinge behandeling van de zaak op 5 november 2012 waarbij zijn verschenen de notaris en diens gemachtigde mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen;
  • de pleitnotities van mr. Van Rijckevorsel-Teeuwen.

2.De feiten

2.1.
Op 17 februari 2009 heeft de notaris een akte van aandelenoverdracht gepasseerd. Het betrof de verkoop van de aandelen van een vennootschap door [naam], een bekende en plaatsgenoot van de notaris, aan [naam] (hierna: ‘[naam]’). [naam] was bestuurder van [BV](hierna: ‘[BV]’).
2.2.
De notaris had voordien in opdracht van de door [naam] bestuurde [stichting] (hierna: ‘[stichting]’), waarvoor [naam] administratieve werkzaamheden verrichtte, een aantal aandelenoverdrachten verzorgd. Er is daarbij in tenminste één geval een vordering van de overgedragen vennootschap op haar voormalige bestuurder kwijtgescholden na de overdracht van de aandelen aan [stichting]. De notaris heeft ook die kwijtschelding verzorgd.
2.3.
Op 13 maart 2009 en 12 mei 2009 heeft de notaris opnieuw in opdracht van [naam] aandelenoverdrachten aan [BV] verzorgd. Nadien heeft de notaris in anderhalf jaar tijd - de laatste keer was op 2 juli 2010 - in opdracht van [naam] een groot aantal, tientallen, aandelenoverdrachten aan [BV] verzorgd.
2.4.
In de aktes werd [naam], wonende in [plaatsnaam]), voor zichzelf in privé als koper 1 aangeduid. Als koper 2 is in de aktes aangeduid het (in [plaatsnaam] gevestigde) [BV]. [BV] hield kantoor aan hetzelfde adres in [plaatsnaam] als het woonadres van [naam]. De aktes vermelden dat [BV] werd vertegenwoordigd door haar enig bestuurder, de rechtspersoon naar Luxemburgs recht [vennootschap]l. [naam] trad volgens de aktes bij de transactie op als gérant unique van deze Luxemburgse vennootschap.
2.5.
[BV] kocht, tegen een zeer lage prijs (vaak € 1,00), de aandelen van vennootschappen die zeer uiteenlopende activiteiten uitoefenden. Het ging zonder uitzondering om noodlijdende vennootschappen. Een aantal van de overgedragen vennootschappen is later gefailleerd.
2.6.
In vier gevallen is direct na de aandelenoverdracht aan [BV] een vordering van de verkochte vennootschap, vertegenwoordigd door [naam], op haar voormalige moedervennootschap of directeur-grootaandeelhouder gecedeerd aan [BV]. [BV] heeft in die gevallen de schuld direct na de overname daarvan kwijtgescholden. In één geval is de delging van een schuld als hiervoor bedoeld door verrekening gebeurd. De notaris heeft voornoemde kwijtscheldingen verzorgd.
2.7.
Op 20 juni 2010 is [BV] door de rechtbank Roermond failliet verklaard.
2.8.
In september 2010 heeft de notaris contact gehad met de KNB over deze kwestie, na een melding bij de KNB door een oud-werknemer van een na overname door [BV] gefailleerde vennootschap.
2.9.
In een uitspraak van 9 juni 2011 (zaaknummer 07.831/2010/976) is een klacht van voornoemde oud-werknemer tegen de notaris door de Kamer gegrond verklaard. Aan de notaris de maatregel van berisping opgelegd.

3.De klacht

3.1.
De plaatsvervangend voorzitter komt - samengevat weergegeven - tot de volgende conclusies:
Van de notaris mocht worden verwacht dat hij nader onderzoek deed naar in ieder geval [naam] en [BV] en mogelijk ook naar [naam]/[naam] en [stichting] en de door hen uitgeoefende activiteiten. De notaris heeft dat niet of onvoldoende gedaan.
De notaris wist of behoorde te weten dat (het - reële - gevaar bestond dat) crediteuren van de aan [stichting] en, met name, [BV] verkochte vennootschappen werden of konden worden benadeeld door, in ieder geval, het delgen van aanzienlijke vorderingen van de overgenomen vennootschappen op hun voormalige eigenaar/bestuurder. De notaris heeft onvoldoende gedaan om de belangen van die (mogelijk) betrokken derden te waarborgen.
De notaris heeft geen poging ondernomen om, nadat hij kennis kreeg van de werkelijke aard van de activiteiten van [naam] en [BV], de Fiod of een andere instantie daarover in te lichten.
3.2.
De notaris heeft verweer gevoerd. De Kamer zal daarop hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.De beoordeling van de klacht

4.1. Ingevolge artikel 98 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen terzake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
De Kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris, zoals beschreven door de plaatsvervangend voorzitter, een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De Kamer overweegt daartoe als volgt.
a. Onderzoek door de notaris
Moest de notaris onderzoek doen?
4.2.
De notaris heeft betwist dat hij nader onderzoek diende te doen naar [naam]/[BV] en/of [stichting]/[naam] en [naam].
4.3.
De Kamer oordeelt als volgt. Onweersproken is dat [naam], toen deze voor de eerste maal bij de notaris kwam, in [plaatsnaam] woonde en later in [plaatsnaam]. Hij was derhalve niet woonachtig in het werkgebied van de notaris, die kantoor hield in [plaatsnaam]. Voorts is onweersproken dat de bestuurder van [BV], [vennootschap] waarvoor [naam] als gérant unique optrad, een vennootschap naar Luxemburgs recht is. [BV] hield kantoor in [plaatsnaam].
4.4.
Deze elementen zijn in de destijds geldende, door het Ministerie van Financiën uitgeven bijlage bij de handleiding bij de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (hierna: ‘de Wwft’) genoemd als indicatoren (respectievelijk 1, 4 en 5) die nader onderzoek door een notaris vergen. Onweersproken is dat de notaris die regelgeving behoorde te kennen en daarop acht behoorde te slaan. Dat [naam] werd geïntroduceerd door [naam], vaste cliënt en plaatsgenoot van de notaris, doet daaraan niet af en is bovendien niet relevant in het kader van het voornoemde gebruik van geschakelde en buitenlandse vennootschappen.
4.5.
De Kamer is gelet op het vorenstaande met de plaatsvervangend-voorzitter van oordeel dat de notaris gehouden was nader onderzoek te doen naar [naam] en [BV]. De Kamer is bovendien van oordeel dat voornoemde onderzoeksplicht temeer gold ter zake van de door de notaris na het eerste contact met [naam] in opdracht van hem verzorgde aandelenoverdrachten aan [BV]. De notaris heeft immers erkend dat [BV] aandelen van een groot aantal (de notaris stelt 51), zonder uitzondering noodlijdende, bedrijven overnam voor een zeer laag bedrag (meestal € 1,00). Bovendien is onweersproken dat [BV] de aandelen van vennootschappen met zeer uiteenlopende activiteiten overnam.
4.6.
De notaris heeft ter zitting gesteld dat [naam] hem vertelde dat hij de aangekochte vennootschappen, voor zover levensvatbaar, wilde saneren en verkopen. Met betrekking tot de niet levensvatbare vennootschappen, naar een eigen schatting van de notaris meer dan de helft van de gevallen, zou [naam] trachten met de schuldeisers een akkoord te sluiten voor een lager bedrag dan er aan actief was. Het meerdere was dan de winst voor [naam]. De vennootschap werd in een dergelijk geval opgeheven. De Kamer constateert dat die verklaring van de notaris afwijkt van hetgeen hij eerder in het gesprek met de plaatsvervangend voorzitter heeft verteld. Daar stelde de notaris immers dat het doorstarten van de vennootschappen het hoofddoel van [naam] was. In de ingebrachte pleitnota wordt over [naam] gesproken als ‘bedrijvendokter’. Gelet op de uitspraken van de notaris ter zitting ligt dat voor een belangrijk deel anders.
4.7.
De notaris heeft ter zitting erkend dat [BV] geen aandeelhouder hoefde te worden om een akkoord te kunnen sluiten met de schuldeisers van de overgenomen vennootschappen. Aangevoerd noch gebleken is dat de notaris bij [naam] is nagegaan waarom toch voor die constructie, met de daaraan voor [naam]/[BV] verbonden kosten en moeite, werd gekozen.
4.8.
Gelet op alle voornoemde kenmerken en de hoeveelheid transacties mocht de notaris naar het oordeel van de Kamer niet zonder nader onderzoek zijn medewerking (blijven) verlenen aan de transacties. De enkele omstandigheden dat [naam] terzake kundig leek, dat de notaris niets negatiefs over hem bekend was en dat [naam] een kantoor had met een aantal medewerkers, zoals door de notaris gesteld, maakt niet dat nader onderzoek naar de werkwijze en intenties van [BV]/[naam] achterwege kon blijven.
4.9.
De Kamer merkt daarbij op dat voornoemde feiten en omstandigheden de notaris bekend waren ten tijde van de door hem verrichte werkzaamheden ter zake van de aandelenoverdrachten aan [BV]. Van naderhand gebleken inzicht is dus geen sprake.
4.10.
Met betrekking tot [naam] en [naam]/[stichting] ligt dat naar het oordeel van de Kamer anders. Onweersproken is dat [naam] reeds sinds 2001 een cliënt van de notaris was en in [plaatsnaam] woonde. Het hiervoor gestelde met betrekking tot indicator 1 als genoemd in de bijlage bij de handleiding bij de Wwft geldt daarom niet met betrekking tot [naam] en [naam]/[stichting]. Ook overigens geldt het niet, nu aangevoerd noch gebleken is dat zij, zoals [naam], handelden via geschakelde en buitenlandse vennootschappen.
Heeft de notaris (voldoende) onderzoek gedaan?
4.11.
De notaris stelt dat hij wel degelijk onderzoek heeft verricht, zowel naar de persoon van [naam] als naar de transacties. Hij heeft [naam] uitvoerig gesproken over [BV], het doel van die vennootschap en de voorgenomen transacties. De notaris stelt dat hij heeft doorgevraagd en plausibele antwoorden heeft gekregen.
4.12.
De Kamer stelt vast dat in het verslag van het gesprek dat de notaris met de plaatsvervangend voorzitter heeft gevoerd op 10 april 2012 is vermeld dat de notaris heeft gezegd dat hij
“nooit informatie heeft ingewonnen naar de antecedenten van [naam]”. De notaris heeft in deze procedure gesteld dat dat anders ligt; hij heeft gezegd dat hij nooit gebruik maakt van zoekmachines via internet vanwege de in zijn optiek grote mate van onbetrouwbaarheid. Hij heeft echter wel degelijk onderzoek gedaan naar [naam] en dat ook medegedeeld aan de plaatsvervangend voorzitter.
4.13.
De Kamer is van oordeel dat die mededeling, als die door de notaris zou zijn gedaan, in het verslag van voornoemd gesprek zou zijn vastgelegd. Aan de notaris is het verslag van het gesprek ter commentaar voorgelegd. Hij heeft er echter niet op gereageerd zodat moet worden aangenomen dat hij instemde met de weergave van het gesprek. Daarom moet er ook vanuit worden gegaan dat de notaris in dat gesprek niets heeft gemeld over onderzoek naar [naam].
4.14.
Wat daarvan zij, ook in deze procedure heeft de notaris niet geconcretiseerd op welke wijze hij onderzoek heeft gedaan naar [naam] en diens transacties via [BV] anders dan de gebruikelijke handelingen zoals het voeren van een gesprek, het vaststellen van de identiteit van de betrokken (rechts-)personen en het raadplegen van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Dat is naar het oordeel van de Kamer, gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden met betrekking tot de transacties, onvoldoende. De notaris had meer onderzoek dienen te doen.
4.15.
Dit verweer van de notaris wordt daarom verworpen. De Kamer is van oordeel dat de notaris naar [BV] en [naam] nader onderzoek had dienen te doen alsmede dat hij dat heeft nagelaten. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.
b. (Gevaar van) benadeling derden
4.16.
De notaris voert, onder verwijzing naar de THB-arresten van de Hoge Raad, aan dat hij niet wist of had moeten weten dat de transacties een (ernstig) insolventiegevaar voor de overgenomen vennootschappen zouden (kunnen) meebrengen. Er was dan ook geen reden om aan te nemen dat schuldeisers konden worden benadeeld door de transacties, zoals door de plaatsvervangend voorzitter gesteld.
4.17.
De (mogelijke) benadeling van schuldeisers is gelegen in de delging van (soms aanzienlijke) schulden van de voormalige directeur-eigenaar of moedervennootschap aan de door [BV] of [stichting] overgenomen vennootschap. In opdracht van [BV] zou dat vier keer zijn gebeurd, in opdracht van [stichting] één keer.
4.18.
Onweersproken is, en dat spreekt naar het oordeel van de Kamer ook voor zich, dat schuldeisers (tenminste kunnen) worden benadeeld indien een grote vordering van die vennootschap op een derde wordt kwijtgescholden.
4.19.
De notaris heeft gesteld dat de schulden niet inbaar waren, zodat van die (mogelijke) benadeling geen sprake was. De notaris heeft dat standpunt naar het oordeel van de Kamer echter onvoldoende onderbouwd. De notaris heeft enkel gesteld dat de verkopers van de vennootschappen er slecht uitzagen. De verkopers hadden volgens de notaris soms wel een woning in eigendom, maar die zou ver onder de waarde van de daarop rustende hypotheek liggen. Die enkele stellingen van de notaris zijn naar het oordeel van de Kamer onvoldoende om te onderbouwen dat de notaris mocht aannemen dat schuldeisers niet werden benadeeld door de delging van de schuld. Van enig nader onderzoek op dit punt door de notaris is niets aangevoerd of gebleken.
4.20.
De notaris heeft voorts gesteld dat hem is verteld dat de kwijtschelding werd verricht om de overgenomen vennootschap, na overname door [BV] of [stichting], weer gezond te maken. De verkopers wilden de aandelen immers niet aan [BV] overdragen indien geen kwijtschelding plaatsvond.
4.21.
De Kamer is van oordeel dat de stelling van de notaris impliceert dat hij aannam, en kennelijk dat hij mocht aannemen, dat de overdracht aan [BV] of [stichting] niet nadelig of zelfs voordelig voor schuldeisers van de vennootschappen zou uitwerken omdat dan een doorstart mogelijk was. Zonder nadere toelichting, die door de notaris niet is gegeven, laat dat standpunt zich echter niet rijmen met de hiervoor weergegeven mededeling van [naam] dat hij bij meer dan de helft van de vennootschappen niet zou trachten die weer gezond te maken als door de notaris bedoeld, doch dat hij die zou opheffen. Gelet daarop is onvoldoende aangevoerd of gebleken dat de notaris mocht aannemen dat de schuldeisers niet werden benadeeld door de delging van de schuld.
4.22.
Op grond van het vorenstaande is de Kamer van oordeel dat dit onderdeel van de klacht gegrond is.
c. Inlichten van Fiod of andere instanties
4.23.
De notaris had naar het oordeel van de Kamer melding dienen te maken van zijn wetenschap over [naam] en [BV] en de door de notaris voor hen verrichte werkzaamheden. De notaris had tenminste contact kunnen zoeken met een vertrouwensnotaris om na te gaan wat hij, mede gelet op zijn geheimhoudingsplicht, met bedoelde wetenschap kon doen.
4.24.
De notaris heeft daarover gesteld dat uit publicaties in het Financieele Dagblad in [datum] volgde dat de Fiod reeds op de hoogte was. Bovendien was de KNB, door de in 2.8. bedoelde melding, op de hoogte. De KNB wilde echter geen actie ondernemen.
4.25.
De Kamer is van oordeel dat de notaris niet mocht aannemen dat de informatie waarover hij beschikte reeds bij de Fiod en KNB bekend was. De notaris had dat tenminste moeten nagaan toen hij bekend werd met het faillissement van [BV] en, door voornoemde publicatie en melding bij de KNB, van de werkelijke aard van de activiteiten van [naam]/[BV]. De notaris heeft dat echter nagelaten. Hij heeft erkend geen contact te hebben gezocht met een vertrouwensnotaris, de Fiod, De KNB of enige andere instantie. Naar het oordeel van de Kamer is dit klachtonderdeel derhalve gegrond.
Slotsom
4.26.
De Kamer is van oordeel dat de gegrond verklaarde klachtonderdelen ernstig van aard zijn en dienen te leiden tot het opleggen van een maatregel aan de notaris. De Kamer is in de hiervoor onder 2.9. bedoelde uitspraak tot het oordeel gekomen dat de notaris een gebrek aan inzicht heeft getoond in de maatschappelijke belangen die konden worden geschaad door de medewerking aan een verdachte aandelenoverdracht in de zin van de Wwft en een cessie van een aanzienlijke vordering uit de overgedragen vennootschap op dezelfde dag zonder op enig punt nader onderzoek te verrichten. Hiervoor is vastgesteld dat de notaris gedurende anderhalf jaar aan meer dan vijftig van dergelijke aandelenoverdrachten heeft meegewerkt en aan meerdere kwijtscheldingen van schulden aan overgenomen vennootschappen.
4.27.
De Kamer rekent de notaris voorts aan dat hij niet op enig moment zijn medewerking aan de aandelenoverdrachten heeft geweigerd. De werkzaamheden voor [BV]/[naam] zijn gestopt omdat [naam] de notaris niet meer inschakelde.
4.28.
De Kamer is tenslotte van oordeel dat de notaris kan worden aangerekend dat hij geen enkele poging heeft ondernomen om de schade te beperken door de Fiod of een andere instantie in te lichten over zijn wetenschap ter zake van [BV]/[naam]. De notaris heeft die mogelijkheid zelfs niet onderzocht.
4.29.
Door zijn handelen en nalaten heeft de notaris het vertrouwen in het notariaat in hoge mate geschaad. De notaris is reeds gedefungeerd. De Kamer is op grond van het vorenstaande van oordeel dat gelet daarop en gelet op de ernst van de aan de notaris te verwijten gedragingen de maatregel van ontzetting uit het ambt passend is, zodat de notaris niet meer, al dan niet als waarnemer, in het notariaat werkzaam zal kunnen zijn.

5.De beslissing

De Kamer van Toezicht
5.1.
verklaart de klacht gegrond;
5.2.
legt de notaris de maatregel op van ontzetting uit het ambt.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.P.M. Kester, plv. voorzitter, mrs. B.J. Engberts, H. Quispel, J.G.T.M. Castrop en F. Ton, plv. leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. van Leeuwen, secretaris, uitgesproken in het openbaar op
De secretaris De plv. voorzitter