ECLI:NL:GHAMS:2013:2215

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
25 juli 2013
Zaaknummer
200.051.871-01 en 200.051.872-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van effectenleaseovereenkomsten en verjaring van de bevoegdheid tot vernietiging

In deze zaak gaat het om de vernietiging van effectenleaseovereenkomsten die zijn aangegaan door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] met Dexia Nederland B.V. De rechtsvoorgangster van Dexia heeft in hoger beroep beroep gedaan tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de vorderingen van de geïntimeerden zijn toegewezen. De kern van het geschil betreft de vraag of de bevoegdheid tot vernietiging van de leaseovereenkomsten op grond van artikel 1:89 BW is verjaard. De rechtbank had geoordeeld dat de leaseovereenkomsten tijdig waren vernietigd, maar Dexia betwistte dit en voerde aan dat de rechtsvorderingen tot vernietiging waren verjaard. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerden op het moment van de vernietigingsbrieven al langer dan drie jaar op de hoogte waren van de overeenkomsten die zij beoogden te vernietigen. Dit werd onderbouwd door verklaringen van beide partijen en de omstandigheden rondom de communicatie en de kennis van de overeenkomsten. Het hof oordeelde dat Dexia erin was geslaagd te bewijzen dat de bevoegdheid tot vernietiging was verjaard, en vernietigde de eerdere vonnissen van de rechtbank. De vorderingen van de geïntimeerden werden afgewezen, en zij werden veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen Dexia aan hen had betaald, met rente en kosten van het geding.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummers : 200.051.871/01 en 200.051.872/01
zaak-/rolnummers rechtbank Amsterdam : 816437 DX EXPL 06-2798 en
816465 DX EXPL 06-2826
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 juli 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.M.K.P. Cornegoor te Amsterdam,
tegen
[GEÏNTIMEERDE SUB 1],
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
beiden wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. T.E. Wolfswinkel te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
De partijen worden hierna Dexia, [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] genoemd. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] worden gezamenlijk ook [geïntimeerden] genoemd.
1.2
Een rechtsvoorgangster van Dexia, hierna ook te noemen: Dexia, is bij dagvaarding van 7 december 2009 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, van 9 september 2009, onder zaak-/rolnummer 816437 DX EXPL 06-2798 gewezen tussen [geïntimeerde sub 1] als eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie en Dexia als gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie.
Bij dagvaarding van eveneens 7 december 2009 is Dexia in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, eveneens van 9 september 2009, onder zaak-/rolnummer 816465 DX EXPL 06-2826 gewezen tussen [geïntimeerde sub 2] als eiseres en Dexia als gedaagde.
1.3
Dexia en [geïntimeerde sub 2] hebben daarna de volgende stukken ingediend in de zaak tussen hen:
- ( voorwaardelijke) incidentele memorie tot voeging van zaken;
- memorie van antwoord in het incident.
1.4
Bij arrest van 27 maart 2012 heeft het hof de zaak tussen Dexia en [geïntimeerde sub 2] gevoegd met de zaak tussen Dexia en [geïntimeerde sub 1] en de aldus gevoegde zaak - de onderhavige zaak - naar de rol verwezen voor memorie van grieven.
1.5
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- rectificatieakte zijdens Dexia, met gerectificeerde versie van de memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
1.6
Ten slotte is arrest op de stukken gevraagd.
1.7
Dexia heeft geconcludeerd, naar het hof verstaat, dat het hof de vonnissen zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [geïntimeerden] zal afwijzen, met hun veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, tot terugbetaling van hetgeen Dexia uit hoofde van de bestreden vonnissen aan hen heeft betaald, met rente, en in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd, naar het hof verstaat, dat het hof de vonnissen zal bekrachtigen, met veroordeling van Dexia in de kosten van het geding in hoger beroep.
1.8
Dexia heeft in hoger beroep bewijs aangeboden.

2.Beoordeling

2.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis in de zaak tussen [geïntimeerde sub 1] en Dexia onder rov. 1.1 tot en met 1.7 en in het bestreden vonnis in de zaak tussen [geïntimeerde sub 2] en Dexia onder rov. 1.1 tot en met 1.8 een aantal feiten vastgesteld. Die feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt.
2.2
Tussen partijen staat het volgende vast.
2.2.1 [
geïntimeerde sub 1] heeft twee lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Legio Lease, een rechtsvoorgangster van Dexia, hierna ook te noemen: Dexia. Beide overeenkomsten zijn gedateerd op 10 december 1999 en dragen de naam "WinstVerDriedubbelaar". Van de leasesommen moest in totaal
€ 6.803,64 worden vooruitbetaald, hetgeen ook is gebeurd.
2.2.2 [
geïntimeerde sub 2] heeft vijf lease-overeenkomsten ondertekend waarop zij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Legio Lease. Allevijf de overeenkomsten zijn gedateerd op 13 januari 2000 en dragen de naam "Korting Kado".Van de leasesommen moest in totaal € 30.923,28 worden vooruitbetaald, hetgeen ook is gebeurd.
2.2.3
Ten tijde van het aangaan van de in totaal zeven lease-overeenkomsten waren [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] met elkaar gehuwd.
2.2.4
Bij brief van 2 september 2004 heeft [geïntimeerde sub 1] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de door [geïntimeerde sub 2] aangegane lease-overeenkomsten, althans vernietiging ervan in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd, stellende dat hij als echtgenoot geen toestemming heeft verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomsten door [geïntimeerde sub 2].
Bij brief van eveneens 2 september 2004 heeft [geïntimeerde sub 2] met een beroep op
artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de door [geïntimeerde sub 1] aangegane lease-overeenkomsten, althans vernietiging ervan in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd, stellende dat zij als echtgenote geen toestemming heeft verleend voor het aangaan van de lease-overeenkomsten door [geïntimeerde sub 1].
2.3
In eerste aanleg hebben [geïntimeerden], ieder in hun eigen zaak, onder meer verklaringen voor recht gevorderd van de strekking dat de lease-overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd en terugbetaling gevorderd van de vooruitbetaalde leasesommen.
In de zaak tegen [geïntimeerde sub 1] heeft Dexia voorwaardelijk een reconventionele vordering ingesteld die in hoger beroep niet meer van belang is.
2.4
Dexia heeft onder meer het verweer gevoerd dat de rechtsvorderingen tot vernietiging van de lease-overeenkomsten zijn verjaard. Zij heeft daartoe gesteld dat ten tijde van de vernietigingsbrieven van 2 september 2004 meer dan drie jaren waren verstreken nadat [geïntimeerde sub 2] ermee bekend was geraakt dat [geïntimeerde sub 1] de "WinstVerDriedubbelaar"-overeenkomsten was aangegaan, en dat toen ook meer dan drie jaren waren verstreken nadat, andersom, [geïntimeerde sub 1] ermee bekend was geraakt dat [geïntimeerde sub 2] de "Korting Kado"-overeenkomsten was aangegaan.
[geïntimeerden] hebben dat betwist.
2.5
De kantonrechter heeft zowel [geïntimeerde sub 1] als [geïntimeerde sub 2] als getuigen gehoord in beide zaken. Zij hebben, voor zover van belang, ten overstaan van de kantonrechter het volgende verklaard.
2.5.1 [
geïntimeerde sub 2] heeft verklaard:
"Ik ben op het idee gebracht om de overeenkomsten Korting Kado aan te gaan doordat ik hierover contact had met mevrouw [Ö]. Zij werkte bij Legio Lease en ik kende haar. Zij belde mij op een gegeven moment met de vraag of ik wilde beleggen. (...) Ik heb één telefoongesprek met haar gehad. Zij heeft mij de overeenkomsten toegestuurd ter ondertekening. Zij is niet bij mij thuis geweest. Ik heb hierover geen overleg gevoerd met mijn man. Ik vond dat niet nodig, want ik had zelf geld, wat hij niet wist. Ik had in Turkije ongeveer fl. 68.000,00 gespaard. Ik heb bankafschriften aan mijn advocaat gegeven, omdat daaruit blijkt dat ik geld in Turkije had staan. (...) Ik ben in de winter, ik denk in januari 2000 of december 1999, naar Turkije geweest met mijn man voor vakantie. Ik heb toen zelf al mijn geld in Turkije opgenomen. Ik heb dit contant meegenomen naar Nederland en vervolgens gestort bij het postkantoor als vooruitbetaling op de overeenkomsten Korting Kado. Ik heb dit mijn man niet verteld. Op uw vraag wanneer ik mijn man heb geïnformeerd over de overeenkomsten Korting Kado, antwoord ik dat dit was toen de aandelen slecht gingen en ik acceptgirokaarten toegestuurd kreeg van Legio Lease om te gaan betalen. Ik kreeg dreigbrieven. Dat was in 2003. Ik leid dat af uit het feit dat mijn vorige juridische adviseur, [M], in 2003 heeft gecorrespondeerd over deze kwestie met Dexia. Ik hoor de rechter-commissaris zeggen dat ik voor 36 maanden de leasetermijnen had vooruitbetaald en dat ik dus vanaf januari 2003 de maandtermijnen moest gaan betalen. Ik weet niet in welke maand ik mijn man heb geïnformeerd en op wat voor moment dit precies was en in wat voor situatie. Ik weet alleen dat ik hem op een avond wel moest vertellen dat ik in de financiële problemen zat door deze contracten. (...) Ik heb echt met mijn man niet gesproken over de WinstVerDriedubbelaar in de periode dat ik de overeenkomsten Korting Kado aanging.
Op vragen van mr. Visser antwoord ik:
(...) Op uw vraag of ik weet waarvandaan ik telefonisch contact had over het aangaan van de overeenkomsten Korting Kado antwoord ik u dat ik me dat echt niet herinner en dat ik ook niet weet waar mijn man toen was. Toen ik in Turkije het contante geld opnam, was mijn man er niet bij en ik weet niet waar hij toen was. Ik heb geen idee of ik een brief naar Dexia heb gestuurd met gegevens over het inkomen van mijn man. Nadat u heeft gezegd dat uit de administratie van Dexia blijkt dat deze gegevens zijn vastgelegd in het dossier Korting Kado zeg ik u dat ik deze gegevens uit de map van mijn man heb gehaald. Mijn man wist dat niet, want hij was niet op de hoogte van het aangaan van de overeenkomsten Korting Kado. (...). Ons huwelijk was bijna stuk gegaan door de ruzies over deze kwestie. (...)
Overeenkomsten WinstVerDriedubbelaar
Op uw vraag wat ik wist van de WinstVerDriedubbelaar antwoord ik: niks. Mijn man heeft daar pas over verteld op dezelfde dag dat ik hem mijn probleem met Korting Kado had opgebiecht. Op uw vraag waarom hij dan zo boos was, terwijl hij zelf ook in de financiële problemen was geraakt door dit soort overeenkomsten, antwoord ik dat dat ook te maken had met het grote bedrag dat ik erin had gestoken. Mijn man heeft mij niet verteld waar hij het geld vandaan had gehaald voor de vooruitbetaling van de leasetermijnen. Hij was ook door iemand benaderd van Legio Lease. Dat was de broer van mevrouw [C] die mij had gewezen op de overeenkomsten Korting Kado. Mijn man heeft mij niet geïnformeerd over de verlenging van de WinstVerDriedubbelaars. Ik weet ook niet wanneer dat was.
Op vragen van mr. Visser antwoord ik:
Op uw vraag of ik weet welk doel mijn man had met de investering in de WinstVerDriedubbelaar antwoord ik u: geen idee, achteraf gezien misschien drie keer het dubbele. Ik weet niet of hij een specifieke gedachte had hierover. Ik weet ook niet of ik jaaropgaven van de WinstVerDriedubbelaar heb gezien."
2.5.2 [
geïntimeerde sub 1] heeft verklaard:
"Overeenkomsten Korting Kado
Pas in 2002 of in 2003 ben ik op de hoogte geraakt van het feit dat mijn vrouw de overeenkomsten Korting Kado was aangegaan. Zij heeft mij daar niet eerder over geïnformeerd. In die periode kwamen er dreigbrieven van Legio Lease en daardoor kwam ik erachter dat mijn vrouw ook problemen had met Legio Lease. Op uw vraag of mijn vrouw mij hierover uit zichzelf is gaan vertellen of dat ik erachter kwam door het lezen van de dreigbrieven, antwoord ik u dat ik dat niet meer zeker weet. Volgens mij vertelde mijn vrouw uit zichzelf hierover en heb ik haar toen verteld dat ik ook overeenkomsten had afgesloten met Legio Lease. Volgens mij was het halverwege 2002, ongeveer twee-en-een-half jaar ging het goed en daarna kwamen de dreigbrieven en ben ik naar [M] geweest om het uit te laten zoeken. Ik heb geen jaaropgaven gezien. Ik wist echt niets van de hoge vooruitbetaling. Ik wist niet eens dat mijn vrouw zo veel geld had. Eerst achteraf bleek dat zij fl. 68.000,00 contant van haar bankrekening in Turkije had opgenomen en vervolgens in Nederland bij het postkantoor had gestort. Wij waren toen ongeveer drie à vier jaar getrouwd en het was haar eigen geld. Ik heb haar wel gevraagd waarom ze het niet aan me had verteld dat ze zo veel geld had en we hebben er ook forse ruzie over gehad, het is bijna tot een scheiding gekomen. U vertelt mij dat het niet zo kan zijn dat mijn vrouw al in 2002 dreigbrieven kreeg, omdat zij voor drie jaar, dus tot januari 2003, de leasetermijnen vooruit had betaald. Ik herinner me dat allemaal niet meer zo goed. Ik kreeg in ieder geval in 2002 brieven over mijn contracten. Op uw vraag of ik zelf nog contact heb opgenomen over de contracten van mijn vrouw, antwoord ik dat ik dat wel enkele malen heb geprobeerd, teneinde op kantoor langs te komen. Ik kwam er echter niet doorheen.
Op vragen van mr. Visser antwoord ik:
Mijn vrouw heeft mij nooit gevraagd om mijn inkomensgegevens ten behoeve van de overeenkomsten Korting Kado. Ik heb deze evenmin aan Dexia verstrekt, overigens ook niet ten behoeve van mijn aanvraag voor de WinstVerDriedubbelaars. Wij hadden onze financiële administratie gescheiden, ieder had zijn eigen kast daarvoor. Als uit het dossier van Dexia zou blijken dat mijn inkomensgegevens ten behoeve van de Korting Kado-overeenkomsten zijn verstrekt, moet het mijn vrouw zijn geweest die dat heeft gedaan. Het lijkt me ook niet logisch dat er om inkomensgegevens is gevraagd, omdat dat ook niet het geval was toen ik de WinstVerDriedubbelaar aanging en mijn vrouw een groot bedrag vooruitbetaalde. Ik heb nooit enveloppen, afkomstig van Legio Lease, aan mijn vrouw opengemaakt. Ik heb deze niet gezien. In 2001 had ik een eigen bedrijf en werkte ik de hele dag. Mijn vrouw legde mijn post apart. (...)
Overeenkomsten WinstVerDriedubbelaar
Ik ben op het idee gebracht van de WinstVerDriedubbelaar door een vriend van mij, de heer [C]. Zijn zoon werkte bij Legio Lease en had voor zijn familie deze contracten geregeld. Mijn vriend heeft die contracten ook laten zien. Ik heb vervolgens in het clubhuis van de voetbalvereniging gesproken met zoon [C] over de WinstVerDriedubbelaar. Mijn vrouw was daar niet bij. Daarna heb ik zelf telefonisch contact opgenomen met een andere medewerker van Legio Lease om meer duidelijkheid te krijgen over de risico's en de mogelijkheid om de leasetermijnen in één keer te betalen. Daarna heeft die medewerker geregeld dat zoon [C] mijn contracten kreeg. Wij hebben toen een nieuwe bespreking gehad, waarbij ik in het clubhuis de contracten heb getekend. Ook toen heb ik mijn vrouw daarover niet geïnformeerd. Ik hoopte na drie jaar mijn winst te kunnen verdriedubbelen en dan feest te kunnen vieren. Ik wist niet dat de dochter van [C] ook dit soort contracten voor Legio Lease afsloot en ik heb niet met haar gesproken over de WinstVerDriedubbelaar. Ik kende haar wel. Dat dochter [C] verklaart dat zij mijn vrouw heeft gesproken over een WinstVerDriedubbelaar kan niet betekenen dat dat over mijn WinstVerDriedubbelaar ging, want ik heb niet met haar gesproken. Toen de verlenging in 2002 aan de orde kwam, ben ik bij [M] geweest om advies te vragen. Toen heb ik echter nog niet met mijn vrouw hierover gesproken. Ik heb inderdaad ongeveer fl. 14.000,00 vooruitbetaald. Dat was geen reden om hierover met mijn vrouw te praten. Ik had dit bedrag zelf gespaard en was net drie jaar getrouwd. Ik ken de hele familie [C], bestaande uit vader, moeder, dochter en zoon, die allemaal bij elkaar in huis wonen.
Op vragen van mr. Visser antwoord ik:
U zegt dat uit de administratie van Dexia blijkt dat de vooruitbetaling op de WinstVerDriedubbelaar plaatsvond in februari 2000, na onze vakantie in Turkije, u vraagt waarom dit het geval was en of het klopt. Ik dacht dat ik in december 1999 had betaald, anders was Dexia toch geen contracten met mij aangegaan in december 1999. Ik heb in ieder geval geen geld in Turkije opgenomen voor deze vooruitbetaling, doch heb betaald vanuit mijn bankrekening in Nederland. Ik heb geeneens een bankrekening in Turkije. (...)
U vraagt mij hoe het mogelijk is dat wij onze financiën gescheiden hielden en geen overleg voerden met elkaar over onze beleggingsbeslissingen, terwijl wij samen bestuurder waren van een uitzendbureau, de b.v. Zeker Werk. (...) Dat bedrijf was van mijn vrouw. Ik ben geen bestuurder geweest, maar werkte daar in loondienst voor twintig uur per week als chauffeur. Ik bemoeide me niet met de papieren. Volgens mij haalt Dexia nu dingen door elkaar en staat dit bedrijf los van hoe wij privé met onze financiële zaken omgaan."
2.6
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verklaringen van [geïntimeerden]. geen aanleiding geven te veronderstellen dat het anders is gegaan dan zij hebben verklaard, dat Dexia niet is geslaagd in het bewijs van haar stellingen en dat ervan moet worden uitgegaan dat [geïntimeerden] de lease-overeenkomsten tijdig hebben vernietigd. Op grond van die oordelen heeft de kantonrechter de vorderingen van [geïntimeerden] vrijwel geheel toegewezen en de reconventionele vordering van Dexia afgewezen.
2.7
Dexia heeft bij memorie van grieven twee grieven aangevoerd, beide van de strekking dat haar beroep op verjaring in beide zaken alsnog dient te worden gehonoreerd.
2.8
Terecht is de kantonrechter ervan uitgegaan dat Dexia de bewijslast draagt van haar betwiste stelling dat [geïntimeerde sub 2] op 2 september 2004 al sinds meer dan drie jaar wist dat [geïntimeerde sub 1] de "WinstVerDriedubbelaar"-overeenkomsten was aangegaan, en dat [geïntimeerde sub 1] toen al sinds meer dan drie jaar wist dat [geïntimeerde sub 2] de "Korting Kado"-overeenkomsten was aangegaan. Daarover klaagt Dexia ook niet. Dexia betoogt dat zij erin is geslaagd die stellingen te bewijzen. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
2.9.1
Het hof stelt voorop dat niet als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat het in Nederland in gezinsverhoudingen gebruikelijk is dat beleggingsbeslissingen zoals een beslissing tot het aangaan van een overeenkomst tot effectenlease, met medeweten en instemming van beide echtgenoten worden genomen. De verscheidenheid waarop in Nederland tussen echtgenoten invulling pleegt - en ten tijde van het aangaan van de betrokken overeenkomsten placht - te worden gegeven aan hun verhouding, ook op financieel gebied, het nemen van beslissingen over beleggingen daaronder begrepen, is te groot om die regel in haar algemeenheid als juist te kunnen aanvaarden. Dezelfde verscheidenheid brengt mee dat aan de in Nederland gebruikelijke gezinsverhoudingen evenmin een voor tegenbewijs vatbaar vermoeden kan worden ontleend dat in een gezinsverhouding de ene echtgenoot weet heeft van een door de andere echtgenoot genomen beslissing tot het aangaan van een effectenlease-overeenkomst (vergelijk: Hof Amsterdam 19 mei 2009, LJN BI4359 en LJN BI4354).
2.9.2
In het onderhavige geval hebben beide echtgenoten effectenlease-overeenkomsten gesloten binnen een tijdsbestek van ruim één maand. Op zichzelf kan dat berusten op toeval en doet dat niet af aan de hiervoor in rov. 2.9.1 gegeven vooropstelling.
2.9.3
De onbetwiste omstandigheid dat het dossier van Dexia met betrekking tot de "Korting Kado"-overeenkomsten inkomensgegevens van [geïntimeerde sub 1] bevat, draagt echter bij aan de aannemelijkheid van de stelling dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hierover contact moeten hebben gehad en dat [geïntimeerde sub 1] dus ten tijde van het toezenden van die gegevens op de hoogte moet zijn geweest van deze door [geïntimeerde sub 2] aangegane contracten. [geïntimeerde sub 2] heeft verklaard dat zij deze gegevens buiten [geïntimeerde sub 1]’s medeweten uit zijn map heeft gehaald, maar Dexia heeft terecht erop gewezen dat aan de geloofwaardigheid van deze verklaring afbreuk wordt gedaan doordat [geïntimeerde sub 2] aanvankelijk had verklaard niet te weten of zij inkomensgegevens van [geïntimeerde sub 1] naar Dexia had opgestuurd.
2.9.4
Dexia heeft aangevoerd dat nu [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] beiden lease-overeenkomsten met Legio Lease zijn aangegaan, zij beiden tegelijkertijd post van Legio Lease ontvangen moeten hebben, waaronder de jaaropgaven, in identieke enveloppen. De betwisting door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hiervan is niet onderbouwd. Het hof neemt daarom de stelling voor juist aan, en overweegt dat die omstandigheid bijdraagt aan de aannemelijkheid dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] door de ontvangst van die poststukken op de hoogte zijn geraakt van de door de ander afgesloten contracten. [geïntimeerde sub 2] heeft verklaard dat zij de post voor beiden sorteerde. Dit roept de vraag op hoe het dan kan zijn dat zij niet heeft opgemerkt dat er ook post van Legio Lease voor [geïntimeerde sub 1] kwam en hoe het dan kan zijn dat zij langs die weg niet bekend is geraakt met de door [geïntimeerde sub 1] afgesloten contracten. Hiervoor hebben [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] geen verklaring gegeven.
2.9.5
Dexia heeft erop gewezen dat [geïntimeerde sub 1] als getuige heeft verklaard dat hij het bedrag van de vooruitbetaalde leasesom voor de door hem afgesloten lease-contracten "zelf heeft gespaard", maar later in het geding heeft gesteld dat het geld afkomstig was van een verzekeringsuitkering. Anders dan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] hebben aangevoerd, is dit inderdaad tegenstrijdig en doet dit afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [geïntimeerde sub 1], ook al is het op zichzelf juist dat een ontvangen verzekeringsuitkering op dezelfde spaarrekening kan worden gezet als uit reguliere inkomsten gespaard geld en dat het aldus vergaarde geld naar algemeen taalgebruik als spaargeld kan worden aangeduid.
2.9.6
Dexia heeft erop gewezen dat degenen met wie respectievelijk [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] contact hebben gehad bij het afsluiten van de lease-overeenkomsten, broer en zuster van elkaar zijn en dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] verklaard hebben zowel de broer als de zus te kennen. Inderdaad maakt deze omstandigheid aannemelijker dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] ten tijde van het afsluiten van de lease-overeenkomsten ervan op de hoogte zijn geraakt dat ook de echtgenoot lease-overeenkomsten afsloot, ook al is het op zichzelf mogelijk dat broer en zuster [C] niet met elkaar hebben gesproken over hun contacten met respectievelijk [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2].
2.9.7
Dexia heeft gesteld dat de heer [C] als medewerker van Vero slechts de taak had potentiële afnemers van de Legio Lease-producten telefonisch te benaderen, en niet bij machte was de contracten daadwerkelijk zelf aan afnemers te verstrekken. Inderdaad maakt dit de verklaring van [geïntimeerde sub 1] dat de heer [C] de contracten heeft gekregen van een medewerker van Legio Lease en dat [geïntimeerde sub 1] ze vervolgens bij een bespreking in het clubhuis van de voetbalvereniging heeft ondertekend, ongeloofwaardig. Hierop zijn [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] niet ingegaan.
2.9.8
Dexia heeft erop gewezen dat niet is verduidelijkt hoe het [geïntimeerde sub 2] is gelukt om tijdens een gezamenlijke vakantie met haar man een aanzienlijk bedrag aan contant geld in Turkse lira in Turkije op te nemen en met het vliegtuig naar Nederland mee te nemen, zonder dat haar man dit heeft gemerkt. Inderdaad rijst, indien aangenomen wordt dat [geïntimeerde sub 2] het geld contant uit Turkije heeft gehaald op de door haar beschreven wijze, de vraag hoe het kan zijn dat [geïntimeerde sub 1] dat niet heeft opgemerkt. Nu [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] daarvoor geen aannemelijke verklaring hebben gegeven, draagt de gestelde handelwijze bij aan de aannemelijkheid van de stelling dat [geïntimeerde sub 1] het geldtransport moet hebben opgemerkt en aldus op de hoogte moet zijn geraakt van de door [geïntimeerde sub 2] afgesloten of af te sluiten contracten, zo hij daarvan nog niet op de hoogte was.
2.1
Voorgaande omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, maken het dermate aannemelijk dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] ten tijde van de vernietigingsbrieven al langer dan drie jaar op de hoogte waren van de overeenkomsten die zij beoogden te vernietigen, dat dit als bewezen moet worden aangemerkt. [geïntimeerden] hebben in hoger beroep geen bewijsaanbod gedaan. In eerste aanleg hebben zij dat wel gedaan voordat zij als getuigen waren gehoord, maar dat is onvoldoende om hen thans toe te laten tot tegenbewijs. Het beroep op verjaring slaagt dus. Dit doet de grondslag ontvallen aan alle vorderingen van [geïntimeerden].
2.11
De grieven slagen. De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen. [geïntimeerden] zullen als in het ongelijk gestelde partijen worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, van 9 september 2009, onder zaak-/rolnummer 816437 DX EXPL 06-2798 gewezen tussen [geïntimeerde sub 1] en Dexia, voor zover in conventie gewezen;
vernietigt het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, eveneens van 9 september 2009, onder zaak-/rolnummer 816465 DX EXPL 06-2826 gewezen tussen [geïntimeerde sub 2] en Dexia;
en alsnog rechtdoende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] af;
veroordeelt [geïntimeerde sub 1] tot terugbetaling aan Dexia van al hetgeen Dexia uit hoofde van het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, van 9 september 2009, zaak-/rolnummer 816437 DX EXPL 06-2798, aan [geïntimeerde sub 1] heeft betaald, met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling tot aan de dag van de terugbetaling;
veroordeelt [geïntimeerde sub 2] tot terugbetaling aan Dexia van al hetgeen Dexia uit hoofde van het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, van 9 september 2009, zaak-/rolnummer 816465 DX EXPL 06-2826 aan [geïntimeerde sub 2] heeft betaald, met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling tot aan de dag van de terugbetaling;
veroordeelt [geïntimeerde sub 1] in de kosten van het geding in eerste aanleg, zaak-/rolnummer
816437 DX EXPL 06-2798, en begroot die kosten, voor zover aan de zijde van Dexia gevallen, op nihil aan verschotten en € 875,00 voor salaris van de advocaat;
veroordeelt [geïntimeerde sub 2] in de kosten van het geding in eerste aanleg, zaak-/rolnummer 816465 DX EXPL 06-2826, en begroot die kosten, voor zover aan de zijde van Dexia gevallen, op nihil aan verschotten en € 875,00 voor salaris van de advocaat;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Dexia gevallen, op € 695,96 aan verschotten en € 3.474,00 voor salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest, wat de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell,
M.M.M. Tillema en G.C.C. Lewin en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 2 juli 2013.