ECLI:NL:GHAMS:2013:2179

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
23-003304-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in auto-inbraakzaak door onvoldoende bewijs van betrokkenheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van betrokkenheid bij een auto-inbraak op 11 juli 2011, waarbij een computer en andere goederen uit een geparkeerde auto waren gestolen. De politie kwam op het spoor van de verdachte op basis van een kenteken dat door een getuige was doorgegeven, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verbalisanten hadden de scooter van de verdachte op basis van een aanname over het kenteken van de getuige gevonden, maar er was geen direct bewijs dat de verdachte op de bewuste dag als bestuurder of passagier van de scooter aanwezig was. Het hof concludeerde dat de aanname van de verbalisanten te speculatief was en dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de inbraak. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt.

Uitspraak

parketnummer: 23-003304-11
datum uitspraak: 14 februari 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 augustus 2011 in de strafzaak onder parketnummer
13-651217-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres:[woonplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
31 januari 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 juli 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een (personen)auto (Volvo Xc60, kenteken [woonplaats]) heeft weggenomen een computer (portable Asus, zwart) en/of een laptoptas en/of een aktetas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door een (achter)ruit van die auto in te slaan, in elk geval door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing omtrent bewezenverklaring van het ten laste gelegde komt dan de rechtbank.

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich aan de hand van haar pleitnota op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden. Hiertoe heeft zij onder meer, kort samengevat, aangevoerd dat het enige verband tussen de auto-inbraak en de mogelijke daders het kenteken is op een scooter met een blauwe plaat: [kenteken 2] of iets dat daar op lijkt, wat door getuige [getuige 1] op 11 juli 2011 vanaf zijn balkon is waargenomen en aan de centrale meldkamer is doorgegeven.
Uit het daaropvolgend politieonderzoek blijkt dat de verbalisanten ervan uitgingen dat het aannemelijk is dat het juiste kenteken [kenteken 3]moest zijn. Dit blijkt uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2011 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1]waarin zij heeft gerelateerd dat zij bij de bevraging bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer, het cijfer 2 heeft vervangen door de letter Z en het cijfer 6 heeft vervangen door de letter G, waardoor het kenteken overeenkomt met de opbouw van een kenteken afgegeven voor een bromfiets. Op basis van deze bewerkte informatie is de politie ‘gericht’ gaan zoeken naar de daders van de auto-inbraak. Het is echter maar de vraag of dit het kenteken is dat door de getuige is waargenomen. Verder bewijs is er niet of is van de aanname dat dit het kenteken was dat door de getuige is waargenomen afgeleid. De raadsvrouw concludeert daarom dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een veroordeling te komen en verzoekt de verdachte vrij te spreken.

Vrijspraak

Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken kan het volgende vastgesteld worden:
Op 11 juli 2011 omstreeks 20.20 uur kreeg verbalisant [verbalisant 2]van de centrale meldkamer Amsterdam-Amstelland de opdracht te gaan naar het adres [adres] te Amsterdam, alwaar zojuist een auto was opengebroken. Zij begaf zich naar de opgegeven locatie. Intussen vernam zij via de mobilofoon van de centrale meldkamer (a) dat er was ingebroken in een geparkeerde auto (b) dat twee daders weg waren gereden op een scooter richting de Amstel en (c) dat het kenteken van de betreffende scooter gelijkend was op: [kenteken 1] en het kenteken blauw van kleur was. Verbalisant Nota kreeg later via de mobilofoon van de centrale meldkamer door dat op het genoemde kenteken was gezocht en dat het aannemelijk kon zijn dat het juiste kenteken van de weggereden scooter moest zijn: [kenteken 2] (doorgenummerde pagina’s 18 en 19 van het politiedossier). Een scooter met dit laatstgenoemde kenteken stond op naam van de verdachte (doorgenummerde pagina’s 20 en 21 van het politiedossier).
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en
[verbalisant 4], bevonden zij zich op maandag 11 juli 2011 omstreeks 20.23 uur op de openbare weg Stadhouderskade te Amsterdam. Zij kregen vanuit de centrale meldkamer de melding door dat er zojuist een diefstal uit een auto was gepleegd bij het [adres] te Amsterdam. Deze zou zijn gedaan door de opzittenden van een zwarte scooter met een blauw kentekenplaatje. Voorts kregen de verbalisanten via de meldkamer signalementen van de verdachten door. De verbalisanten zijn daarop direct gestart met een zoekactie in de omgeving. Zij kregen portofonisch door dat een motorrijder achter een zwarte scooter reed, voorzien van het kenteken [kenteken 2]. Een motorrijder zag op deze scooter twee jongens zitten die er vandoor gingen toen hij deze wilde controleren. Het genoemde kenteken stond op naam van de verdachte.
Omstreeks 20.35 uur reden verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] over het Beukenplein te Amsterdam. Zij zagen een zwarte snorfiets met twee opzittenden rijden richting de Oosterparkstraat. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat het kenteken van de snorfiets overeen kwam met het eerder genoemde kenteken [kenteken 2]. Verbalisanten hebben hun voertuig omgedraaid, teneinde de opzittenden van de scooter staande te houden. Bij het naderen van de snorfiets reden de opzittenden de Derde Oosterparkstraat richting de Linnaeusstraat in. Op de Linnaeusstraat zagen de verbalisanten de passagier van de snorfiets bij het verkeerslicht staan. De snorfiets en de bestuurder daarvan waren niet meer aanwezig. De verbalisanten hebben de man staandegehouden en een geldig identiteitsbewijs ter inzage gevorderd. De man bleek te zijn genaamd [betrokkene] (doorgenummerde pagina’s 22 en 23 van het politiedossier).
Op diezelfde dag omstreeks 20.27 uur kwamen verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] ter plaatse aan op de [adres] – de straat waar de verdachte woont – te Amsterdam. Ter hoogte van perceel 22 zagen zij een zwarte scooter. Zij zagen dat deze scooter was voorzien van het blauwe kentekenplaatje: [kenteken 2] (doorgenummerde pagina’s 25 t/m 27). De verdachte heeft zich op 18 juli 2011 vrijwillig aan het politiebureau gemeld en werd hierop ter zake van de hier aan de orde zijnde diefstal uit de personenauto aangehouden (doorgenummerde pagina’s 32 en 33 van het politiedossier).
Op basis van het verhandelde ter terechtzitting en op grond van de zich in het dossier bevindende stukken is naar het oordeel van het hof niet vast komen te staan dat de scooter die door getuige [getuige 1] op
11 juli 2011 vanaf zijn balkon werd waargenomen en vervolgens door hem aan de centrale meldkamer Amsterdam-Amstelland werd gerapporteerd, aan de verdachte toebehoorde. De aanname dat de getuige in plaats van het door hem doorgegeven kenteken het kenteken van de scooter van de verdachte heeft gezien, is te speculatief. Daarbij komt dat, zo het al zo zou zijn dat het niet anders kan dan dat de scooter die bij de auto-inbraak betrokken was het op naam van de verdachte staande kenteken voerde, dan staat daarmee nog niet vast dat het de verdachte is geweest die op 11 juli 2011 betrokken is geweest bij de auto-inbraak. De verdachte is immers niet op genoemde datum op enig moment als bestuurder van de scooter door de verbalisanten gezien of staande gehouden, dan wel aangehouden, zoals dat wel is gebeurd bij de op de scooter meerijdende passagier [betrokkene]. Niet uit te sluiten valt daarom, dat iemand anders die dag de scooter van de verdachte heeft bestuurd. Het hof kan daarom op grond van het opsporingsonderzoek en de resultaten daarvan, die uiteindelijk hebben geleid tot de aanhouding van de verdachte, niet met voldoende zekerheid vaststellen dat het de verdachte is geweest die op 11 juli 2011 betrokken is geweest bij de ten laste gelegde inbraak in de personenauto en zal hem dus daarvan vrijspreken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.894,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.894,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde]in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.H. van Asperen, mr. J.L. Bruinsma en mr. H.J.M. Boukema, in tegenwoordigheid van
mr. A. Sahin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 februari 2013.
mr. H.J.M. Boukema is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.