Uitspraak
Onderzoek van de zaak
31 januari 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van betrokkenheid bij een auto-inbraak op 11 juli 2011, waarbij een computer en andere goederen uit een geparkeerde auto waren gestolen. De politie kwam op het spoor van de verdachte op basis van een kenteken dat door een getuige was doorgegeven, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verbalisanten hadden de scooter van de verdachte op basis van een aanname over het kenteken van de getuige gevonden, maar er was geen direct bewijs dat de verdachte op de bewuste dag als bestuurder of passagier van de scooter aanwezig was. Het hof concludeerde dat de aanname van de verbalisanten te speculatief was en dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de inbraak. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt.