In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van klager tegen twee notarissen. Klager verwijt de notarissen dat zij bij de afwikkeling van de nalatenschappen van zijn overleden broers onzorgvuldig hebben gehandeld. De notarissen hebben geen boedelbeschrijvingen gemaakt, een onvolledige en onjuiste rekening en verantwoording verstrekt, en de gelden op de derdengeldrekeningen niet op de juiste wijze beheerd. Klager stelt dat de notarissen hun informatieplicht hebben geschonden en onrechtmatig hebben gehandeld door zonder zijn toestemming gelden van de derdengeldrekening te verrekenen met hun eigen declaratie. Het hof heeft vastgesteld dat de notarissen de nalatenschappen niet voortvarend hebben afgewikkeld, wat door hen is erkend. De notarissen hebben ook niet adequaat gereageerd op verzoeken van klager om informatie, wat heeft geleid tot een schending van hun zorgplicht. Het hof heeft de klacht van klager deels gegrond verklaard en de notarissen tuchtrechtelijk laakbaar bevonden. De kamer van toezicht had eerder al maatregelen opgelegd aan de notarissen, waaronder een waarschuwing en een berisping. Het hof heeft deze maatregelen bevestigd en klager in zijn nieuwe klachten niet ontvankelijk verklaard. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen in het kader van hun zorgplicht en de noodzaak om transparant te zijn in hun financiële handelingen.