Uitspraak
_______________________________________________________________________ _ _
1.Het geding in hoger beroep
2.De stukken van het geding
3.De feiten
4.Het standpunt van klaagsters
5.Het standpunt van de notaris
6.De beoordeling
7.De beslissing
klaagsters,
beklaagde, hierna te noemen: de notaris.
9 januari 2009 had gewijzigd.
mr. Koets), het volgende aan [naam] en [naam] bericht:
notaris.”
mr. Th.C. van Schagen, de advocaat van de executeur, bericht:
1) De notaris heeft zich bij het proces van de ontmoetingen, opmaken en wijzigen van het testament van erflaatster partijdig en niet onafhankelijk opgesteld. Hij heeft een wijziging in het testament doorgevoerd terwijl erflaatster niet meer wilsbekwaam was.
Hoewel daartoe voldoende aanleiding bestond, heeft de notaris de geestestoestand van erflaatster niet nader laten onderzoeken en beoordelen.
2) Het testament en de verklaring van erfrecht bevatten onjuiste feiten. Het testament is inhoudelijk onvolledig. Er is geen concept uitgewisseld. De notaris heeft ten onrechte ontkend niet in het bezit en op de hoogte te zijn geweest van het bestaande codicil 2005.
3) De notaris heeft zich bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster partijdig en niet onafhankelijk opgesteld. Hij heeft onzorgvuldig en niet voortvarend naar alle erven gehandeld en hij heeft klaagsters onheus bejegend.
4) Ter zake de in verband met de afwikkeling van de nalatenschap gedeclareerde kosten heeft de notaris betalingen verricht zonder medeweten en toestemming van de erven, betalingen verricht in strijd met gemaakte afspraken, ten onrechte kosten ten laste van de boedel laten komen en geen behoorlijke inzage en verantwoording gegeven in de gedeclareerde kosten.
De notaris merkt nog op dat aan iemand op hoge leeftijd geen hoge eisen moeten worden gesteld qua uitdrukkingsvaardigheid. Erflaatster heeft de notaris duidelijk gezegd dat haar kinderen gelijke delen moesten ontvangen. Iemand moet via een notaris de kans krijgen in zijn laatste levensdagen nog iets in een testament recht te zetten. Van belang is hoe verstrekkend de wijziging is. Een gelijkstelling van kinderen is iets wat heel vaak gebeurt.
Tijdens de besprekingen is het codicil niet aan de orde geweest en bij het passeren van de akte op 9 januari 2009 heeft de notaris er uitdrukkelijk op gewezen dat alle eerder gemaakte uiterste wilsbeschikkingen, dus ook codicillen, werden herroepen, waarop instemmend is geantwoord. Aangezien het codicil was herroepen, heeft de notaris in de verklaring van erfrecht vermeld dat er geen codicil was in juridische zin.
Door de brief van mr. Koets kwam er een ommekeer in de verhoudingen. Vanaf toen zijn er acties buiten de executeur om uitgevoerd. Hierdoor heeft de executeur de notaris om advies gevraagd, hetgeen ertoe heeft geleid dat hij als executeur een advocaat in de arm heeft genomen, een andere makelaar heeft genomen, voortgang heeft gemaakt met de verkoop van het huis en het kantoor van de notaris de successieaangifte heeft laten doen. Indien de notaris de executeur niet had geadviseerd en passief achterover had geleund, zoals klaagsters hadden gewild, had de notaris een klacht van de executeur kunnen krijgen. Op 16 en 17 februari 2010 heeft de notaris gereageerd op de brief van [naam]. Hieruit blijkt dat de notaris onpartijdig en voortvarend heeft gehandeld.
Volgens de notaris heeft hij door het stellen van vragen getoetst of erflaatster begreep waar het over ging. Naar zijn overtuiging was dit inderdaad het geval; erflaatster wilde de ongelijkheid rechtzetten. Dat was haar laatste wens. Toen er bij de notaris geen enkele twijfel meer bestond over de wilsbekwaamheid van erflaatster, was er naar zijn mening geen aanleiding om een geriater in te schakelen.
“Voorts meldde de executeur mij dat hij (…) bereid is om de twee kostbare ringen (…) nu reeds te willen overdragen zonder vergoeding of verrekening aan de twee jongste zusters, omdat de oudste zuster daarvan afstand heeft gedaan.”
8 januari 2009 ook uitvoerig besproken. Zoals hiervoor al is overwogen betrof het geen ingewikkelde akte. Gelet hierop, en in aanmerking nemende dat de notaris het testament - zo blijkt uit de laatste drie zinnen daarvan - vlak voordat dit op 9 januari 2009 werd gepasseerd, volledig heeft voorgelezen, acht de Kamer deze handelwijze van de notaris evenmin klachtwaardig. Daarbij is nog in aanmerking genomen dat erflaatster niet meer in staat was om te lezen, zodat het de vraag is of het uitwisselen van een concept in dit geval toegevoegde waarde had gehad.
in overlegte treden met de (overige) erfgenamen. Uit het klaagschrift leidt de Kamer af dat er bij klaagsters onduidelijkheid bestond over de werking van artikel 4:147 lid 2 BW. Dit kan de notaris niet worden aangerekend. Daarbij is in aanmerking genomen dat klaagsters zich ook van juridische bijstand hadden voorzien.
Hiervoor is redengevend dat dit niet in het belang van de boedel was en klaagsters - zo hebben zij ter zitting erkend - deze stelling bovendien voor het eerst in de onderhavige procedure hebben ingenomen. Klaagsters hebben zich hier destijds kennelijk minder aan gestoord.
9 januari 2009 is bepaald dat de door de executeur in de uitoefening van zijn taak gemaakte kosten voor rekening komen van de erfgenamen. Daarnaast geldt dat de notaris in zijn brief van 20 mei 2009 al heeft aangevoerd dat de executeur en hijzelf uitgaan van de rechtsgeldigheid van bedoeld testament. In deze brief heeft de notaris er bovendien op gewezen dat alle kosten van het voeren van een procedure ten laste komen van degene die deze in gang zet en dat de kosten die de executeur moet maken ter verdediging als boedelkosten ten laste zullen worden gebracht van de erfgenamen. Klaagsters wisten dan ook ruimschoots voordat zij op 26 augustus 2009 de procedure
- met als inzet de geldigheid van het testament - bij de rechtbank te Haarlem aanhangig maakten dat de door de executeur in verband hiermee te maken kosten ten laste van de erfgenamen gezamenlijk zouden komen.
3 september 2010 en 4 februari 2011, blijkt dat deze stelling feitelijk niet juist is.
Kennelijk is deze verrekening eveneens geschied met instemming van de executeur. Het tegendeel is de Kamer althans niet gebleken.
mrs. P.J. van Veen,E.E. von Wolzogen Kühr, R.H.C. Winter en A.E. Merkus, (plaatsvervangend) leden.