ECLI:NL:GHAMS:2013:2151

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
200.109.702-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen oud-notaris inzake afwikkeling nalatenschap en banktegoeden in de Verenigde Staten

In deze zaak hebben klagers, erfgenamen van de overleden [naam], een tuchtrechtelijke klacht ingediend tegen de oud-notaris wegens vermeende tekortkomingen bij de afwikkeling van de nalatenschap. De klagers verwijten de oud-notaris dat hij niet adequaat heeft gehandeld bij de afwikkeling van een banktegoed bij [bank] in de Verenigde Staten. Het hof oordeelt dat de oud-notaris de afwikkeling van de nalatenschap sneller en adequater had moeten ter hand nemen, vooral gezien het feit dat hij niet proactief heeft gehandeld en niet heeft gereageerd op signalen van de erfgenamen over een tweede bankrekening. Het hof stelt vast dat de oud-notaris onvoldoende actie heeft ondernomen om het banktegoed over te boeken, wat heeft geleid tot onnodige vertraging en hoge declaraties voor zijn diensten. De oud-notaris heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die zijn passieve houding rechtvaardigen. Het hof oordeelt dat de klachtonderdelen over de afwikkeling van het banktegoed gegrond zijn, terwijl de klacht over fouten in de concepten van de kostenafrekening ongegrond wordt verklaard. De oud-notaris wordt bestraft met de maatregel van berisping, omdat hij in belangrijke mate verantwoordelijk is voor de vertraging in de afwikkeling van de nalatenschap.

Uitspraak

beslissing
____________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.109.702/01 NOT
zaaknummer eerste aanleg : 20111011 (Zwolle – Lelystad)
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 juli 2013
inzake
1. [klaagster],
wonende te [plaatsnaam],
2. [klager],
wonende te [plaatsnaam],
appellanten,
gemachtigde: mr. C. Langereis, advocaat te Zoetermeer,
t e g e n
[oud-notaris],
oud-notaris te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M. Kremer, advocaat te Groningen.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellanten, verder klagers, is bij een op 9 juli 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Zwolle-Lelystad, verder de kamer, van 11 juni 2012, waarbij de kamer de klacht van wijlen[naam] en klager sub 2. tegen geïntimeerde, verder de oud-notaris, deels gegrond heeft verklaard onder oplegging van de maatregel van waarschuwing en voor het overige ongegrond heeft verklaard.
1.2.
Van de zijde van de notaris is op 3 september 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 28 februari 2013. Zowel klagers als de notaris, vergezeld van hun gemachtigden, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klagers

4.1.
Klagers verwijten de oud-notaris dat hij niet correct heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van [naam], overleden op 13 juli 2007, verder erflaatster, - in welke nalatenschap zij (met anderen) deelgenoot is, [klaagster] als erfgename van haar vader [naam] - en voeren hiertoe het volgende aan.
4.2.
Tot de nalatenschap van erflaatster behoort een banktegoed bij [bank] te Houston,Verenigde Staten (verder [bank]). De oud-notaris heeft in de beginfase van de afwikkeling van de nalatenschap niet aan klagers laten weten dat het laten overboeken van (nalatenschaps)gelden uit de Verenigde Staten een moeizame en langdurige kwestie kan zijn en anders kan gaan dan het overboeken van saldi van Europese banktegoeden. Het werk dat door de oud-notaris is gedaan om de gelden uit de Verenigde Staten te verkrijgen, is minimaal, althans niet adequaat geweest. De oud-notaris heeft kennelijk gemeend te kunnen volstaan met verzenden van een aantal standaardbriefjes. Tot op heden is het banktegoed nog steeds niet overgeboekt vanuit de Verenigde Staten. Mede hierdoor heeft de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster grote vertraging opgelopen hetgeen resulteert in onnodig hoge declaraties voor de notariële werkzaamheden van de oud-notaris.
4.3.
Uit een kopie van een rekeningafschrift dat klagers gemaild kregen van de secretaresse van de oud-notaris is hun gebleken dat erflaatster bij [bank] nog een tweede rekening had met een aanzienlijk banktegoed (ruim € 130.000,--). Bij navraag door de erfgenamen bleek de oud-notaris deze tweede rekening over het hoofd te hebben gezien en van het bestaan van deze tweede rekening helemaal niet te weten. Het missen van een rekening met een dergelijk saldo moet als een grove fout worden beschouwd die niet door de oud-notaris gemaakt had hoeven worden als hij de stukken goed had doorgenomen.
4.4.
De oud-notaris heeft verscheidene fouten gemaakt in de conceptakte(n) kontantenafrekening. Zo heeft hij tweemaal een onjuist bedrag ter zake van de verdeling van de opbrengst van de verkochte aandelen/effecten opgenomen en heeft hij een bedrag van
€ 4.333,-- (opbrengst van de roerende zaken) niet in de kontantenafrekening opgenomen terwijl dit bedrag daar wel op had moeten staan en aan de erfgenamen dient toe te komen. De oud-notaris heeft ook de rente foutief berekend nu hij een bedrag van € 6.000,-- in de concept afrekening had opgenomen daar waar het een bedrag van circa € 14.000,-- moet zijn.

5.Het standpunt van de oud-notaris

5.1.
De oud-notaris heeft de klacht van klagers gemotiveerd betwist en verweert zich als volgt.
5.2.
Anders dan door klagers gesteld wordt, droeg de oud-notaris niet van meet af aan kennis van de wijze waarop [bank] banktegoeden na overlijden van een buitenlandse rekeninghouder afwikkelt. Hij had geen ervaring met Amerikaanse banken in soortgelijke aangelegenheden en draagt geen kennis van het Amerikaanse recht. Dat dit wel zo zou zijn is ook nooit door de oud-notaris gesuggereerd en het gebrek aan kennis en ervaring valt hem dan ook niet te verwijten. De oud-notaris heeft binnen zijn mogelijkheden alles in het werk gesteld om het banktegoed uitbetaald te krijgen. Zo heeft de oud-notaris meerdere brieven geschreven aan en veelvuldig telefonisch contact gehad met [bank] en heeft hij een verklaring van erfrecht opgemaakt, een beslissing van de rechtbank bewerkstelligd waarin werd verklaard wie in deze nalatenschap de erfgenamen zijn en de voor de verkrijging van een zogenoemd U.S. Transfer Certificate vereiste, door de deelgenoten ondertekende, verklaring laten voorzien van een apostille en al die stukken toegezonden aan [bank]. Ondanks al zijn inspanningen werd het banktegoed toch niet uitbetaald. Het feit dat zijn inspanningen niet tot succes hebben geleid, betekent niet dat hij ter zake niet correct of tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.3.
Volgens de door de erfgenamen zelf verstrekte gegevens bevatte de nalatenschap van erflaatster één rekening bij [bank]. Daarop heeft de oud-notaris dan ook in eerste instantie zijn verrichtingen afgestemd. Vervolgens is er bij de deelgenoten enige verwarring ontstaan omdat er nog een rekening bleek te zijn met een positief saldo in dollars. Dit betrof echter geen rekening in de Verenigde Staten maar een dollarrekening bij [bank] in Nederland. De oud-notaris heeft de deelgenoten hierover reeds in een vroeg stadium tekst en uitleg gegeven. Tot zijn verrassing moest de oud-notaris nadien (zonder zelf door de erfgenamen van verdere informatie te zijn voorzien) van een collega-notaris vernemen dat de erfgenamen zich er bij hem over hadden beklaagd dat de oud-notaris een tweede rekening bij [bank] over het hoofd heeft gezien. Desgevraagd, was hij uiteraard bereid geweest (en is dat nog steeds) om dit eventueel verder uit te zoeken.
5.4.
Klagers verwijten de oud-notaris kennelijk dat hij in de door hem opgestelde concepten van de kostenafrekening verkeerde bedragen heeft opgenomen. Een concept is er juist voor bedoeld om ter beoordeling aan partijen te worden voorgelegd teneinde eventuele fouten die daarin voorkomen te kunnen verbeteren.. Dat heeft (zoals klagers ook erkennen) in het onderhavige geval ook plaatsgevonden. De erfgenamen hebben ten gevolge van deze (aanvankelijke) fouten ook geen enkel (financieel of ander) nadeel ondervonden.

6.De beoordeling

6.1.
Blijkens het inleidende klaagschrift van 6 juni 2011 heeft klaagster sub 1. de klacht in eerste aanleg niet pro se maar (tezamen met klager sub 2.) als vertegenwoordiger van wijlen haar vader, [naam], ingediend. Na het overlijden van haar vader heeft zij als rechtsopvolgster onder algemene titel een zelfstandig belang bij de onderhavige klacht. Het hof zal haar daarom in hoger beroep als (mede-)klaagster aanmerken.
Ad 4.2.
6.2.
Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat de oud-notaris de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster voor wat betreft het banktegoed bij [bank] sneller en adequater ter hand had moeten nemen. Weliswaar kon de oud-notaris beginnen met het sturen van een brief (en eventueel een rappel) maar op het moment dat hem bleek dat dit onvoldoende was om het banktegoed naar Nederland te laten overboeken, had het op zijn weg gelegen om andere acties te ondernemen. Door de oud-notaris is niet, althans onvoldoende weersproken dat door hem gedurende een periode van drie jaar geen andere actie is ondernomen dan het versturen van enkele (herinnerings)brieven, hetgeen naar ’s-hofs oordeel volstrekt onvoldoende is. Van de oud-notaris, als boedelnotaris belast met de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster mocht verwacht worden dat hij zich er in een vroeg stadium van de afwikkeling van had vergewist welke stukken en/of informatie nu precies benodigd waren om het banktegoed bij [bank] naar Nederland te kunnen laten overboeken. Indien de oud-notaris zou hebben voldaan aan de eisen van de bank en deze zich dan vervolgens vertragend opstelt, kan dat de oud-notaris vanzelfsprekend niet worden verweten. Waar het hier echter op aankomt, is dat de oud-notaris geen feiten en/of omstandigheden heeft aangevoerd die blijk geven van een proactieve houding die de deelgenoten van hem ter zake als boedelnotaris mochten verwachten. Het hof is van oordeel dat dit klachtonderdeel daarom gegrond is.
Ad 4.3.
6.3.
Uit de rekeningafschriften van [bank] waarover de oud-notaris beschikte, blijkt duidelijk van het bestaan van twee verschillende bankrekeningen. Het feit dat dit de oud-notaris kennelijk niet is opgevallen is verwijtbaar Daar komt bij dat klager sub 2. de oud-notaris op deze omissie heeft gewezen maar dat de oud-notaris hier kennelijk geen aanleiding in heeft gezien om nader onderzoek naar deze tweede bankrekening te doen. Ook dit klachtonderdeel is, zoals de kamer ook heeft overwogen, gegrond.
Ad 4.4.
6.4.
Het hof volgt de oud-notaris in zijn verweer dat een concept er nu juist voor bedoeld is om eventuele fouten en/of onvolkomenheden te kunnen herstellen. Het feit dat de oud-notaris volgens klagers twee keer dezelfde fout zou hebben gemaakt doet, wat hier ook van zij, aan dit oordeel niet af. Nu de oud-notaris ter zake van diens handelwijze in deze geen tuchtrechtelijk verwijt is te maken, heeft de kamer dit klachtonderdeel terecht ongegrond verklaard
6.5.
Evenals de kamer, is het hof van oordeel dat in het onderhavige geval het opleggen van een maatregel gepast en geboden is. Nu in hoger beroep meer klachtonderdelen gegrond worden geoordeeld dan in eerste aanleg en het naar ’s-hofs oordeel de oud-notaris in belangrijke mate is aan te rekenen dat de erfgenamen van erflaatster nu al geruime tijd op (een deel van) hun erfdeel wachten, ach het hof de maatregel van berisping de passende.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart de klachtonderdelen zoals weergegeven in rechtsoverweging 4.2. en 4.3. gegrond;
- verklaart het klachtonderdeel zoals weergegeven in rechtsoverweging 4.4. ongegrond;
- legt de oud-notaris de maatregel van berisping op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.M.A. Verscheure en
A.H.N. Stollenwerck en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 23 juli 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN
KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT
ZWOLLE-LELYSTAD
Nummer : 20111011
Datum: 11 juni 2012
B E S L I S S I N G
op de klacht van
(wijlen)
[klager],
gewoond hebbende te [plaatsnaam],
vertegenwoordigd door
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
hierna te noemen [klager],
en
[klager],
wonende te [plaatsnaam],
hierna te noemen [klager],
tegen
[notaris],
(gedefungeerd) notaris te [plaatsnaam],
hierna te noemen: de notaris.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Dit blijkt uit de volgende bescheiden:
  • het klaagschrift met bijlagen van 6 juni 2011, binnengekomen bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Leeuwarden op 7 juni 2011;
  • het verweerschrift met bijlagen van 20 oktober 2011, binnengekomen bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Zwolle-Lelystad op 21 oktober 2011.
1.2
De notaris maakt als plaatsvervangend lid deel uit van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden. Bij beslissing van 28 juni 2011 heeft de president van het Gerechtshof Amsterdam de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Zwolle (hierna: Kamer) belast met de behandeling van de klacht.
1.3
De klacht is behandeld ter zitting van de Kamer op 10 april 2012 waar zijn verschenen [naam] en [klager] en de notaris bijgestaan door mr. M. Kremer, advocaat te Groningen.

2.De feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting stelt de Kamer het volgende vast.
2.1
Op 13 juli 2007 is [naam] (hierna: erflaatster), zus van [klager], overleden. Klagers zijn twee van de in totaal veertien deelgenoten in haar nalatenschap.
2.2
De notaris is belast met de afwikkeling van de nalatenschap. Tot de nalatenschap behoorde een bedrag aanwezig bij [bank] in de Verenigde Staten.
In een brief aan [klager] van 28 maart 2008 heeft de notaris daarover vermeld:
‘Verder is er nog een banktegoed bij [bank] in Amerika, deze bank hebben we verzocht om het geld naar onze rekening over te maken, zoals u op de successieaangifte kunt zien had deze per sterfdatum een waarde van € 109.170,00.
2.3
Bij brief van 29 oktober 2008 heeft de notaris [klager] een overzicht verstrekt van de inkomende en uitgaande gelden in verband met de afwikkeling van de nalatenschap.
Daarbij heeft hij onder meer het volgende opgemerkt:

In het overzicht ziet u staan dat er nog een bedrag aan Amerikaanse Dollars is bij [bank] in de Verenigde Staten. Met deze bank is het nodige aan correspondentie geweest om ervoor te zorgen dat zij de dollars over zouden boeken naar onze kantoorrekening.
Tot op heden heeft die overboeking nog niet plaatsgevonden. Aan alle formaliteiten van onze kant is voldaan, op alle vragen van de kant van de bank is antwoord gegeven. Het is dus nu afwachten wanneer het geld wordt overgeboekt. Uiteraard heeft deze overboeking onze warme aandacht (…).
2.4
Per e-mail van 6 november 2008 heeft [klager] onder meer gevraagd:
‘1. welke acties kunnen we nog ondernemen om de financiën van [bank] zo spoedig mogelijk te innen.
2. In een eerder telefoongesprek met mijn dochter noemde u het “opsporen”van een 2e bankrekening in de V.S. In de kontantenafrekening wordt over deze post niet gesproken’.
2.5
Per e-mail van 6 november 2008 heeft de notaris hierop als volgt gereageerd:
(…) er valt niet veel te doen om de overboeking te bespoedigen. Er kan nog een keer een brief naar toe, veel helpen doet dat kennelijk niet. Aan alle formaliteiten is voldaan, het is een kwestie van nog enkele weken wachten en dan wellicht nog een keer een boze brief.
De tweede rekening waarvan ik sprak is deze rekening bij [bank]. De eerste rekening was ook een dollarrekening, doch bij onze eigen [bank]. Door mij ten onrechte aangezien als ook een rekening in het buitenland;
(…).
2.6
Op 4 december 2008 is de akte van verdeling verleden. In deze akte is met betrekking tot de gelden bij [bank] het volgende opgenomen:
‘Het saldo van [bank] te Amerika zal naar rato naar de reeds opgegeven rekeningnummers van de erven worden overgemaakt zodra gemeld saldo op onze kantoorrekening is bijgeschreven’.
Op het ‘overzicht bezittingen en schulden behorende tot de nalatenschap van [naam], overleden op 13 juli 2007’ zijn onder meer opgenomen: ‘[bank], [bank] , en [bank].
2.7
Bij brief van 5 januari 2008 (lees: 2009) heeft de notaris aan [klager] het volgende geschreven:

Inzake de overboeking van de gelden uit de Verenigde Staten is door [bank] nu nog gevraagd om een vonnis van de rechtbank waaruit blijkt dat u allen erfgenaam bent en waaruit blijkt dat ons kantoor de bedoelde gelden mag opvragen. (…) Omwille van de efficiency heb ik ervoor gekozen om een zogenaamde “verklaring voor recht”te vragen bij de rechtbank in Leeuwarden.(…).
De reden dat de bank dit vraagt zal waarschijnlijk gelegen zijn in het feit dat er in de Verenigde Staten geen notariaat bestaat en men derhalve een verklaring van erfrecht zoals die hier wordt afgegeven en voor banken wel geldig is, niet kent’
2.8
Bij beschikking van 9 april 2009 heeft de rechtbank Leeuwarden bedoelde verklaring voor recht gegeven, waarvan de notaris [klager] bij brief van 14 april 2009 een afschrift heeft gezonden onder de mededeling dat deze in het Engels zal worden vertaald en naar [bank] verzonden.
2.9
Bij brief van 27 januari 2009 aan [klager] heeft de notaris onder meer geschreven:
‘(…). In de verdeling zoals deze aan u was gezonden is een bedrag bij de twee erfgenamen die de aandelen hebben behouden niet goed berekend ten opzichte van de erfgenamen voor wie de aandelen zijn verkocht. Dat verschil was aan het eind van de afwikkeling wel opgedoken omdat het boekhoudkundig moet kloppen, nu echter is het in dit stadium ontdekt. Dit is rechtgezet en heeft er in geresulteerd dat één ieder een aanvullend bedrag in contanten heeft ontvangen.(…)’.
2.1
Bij brief van 1 juli 2009 heeft de notaris aan [klager] geschreven:
‘(…) Er loopt in hoofdzaak nog een tweetal zaken. In de eerste plaats is er de som geld die nog bij [bank] aanwezig is. Zoals u weet is er op meerdere manieren geprobeerd om deze banktegoeden naar onze kantoorrekening te krijgen.
Uiteindelijk heeft dat er in geresulteerd dat er een vonnis is van de rechtbank Leeuwarden, waarin te lezen valt wie de erfgenamen zijn, en wie er de bedoelde bedragen op rekening zou moeten hebben. Dat vonnis is vertaald middels een beëdigde vertaler en naar de bank gezonden.
Daarna is er met enige regelmaat een rappél achter die stukken aangezonden. Dat heeft tot resultaat gehad dat er nu in ieder geval een directe contactpersoon is bij deze bank. Helaas moet de conclusie nog steeds luiden dat er geen dollarcent op onze rekening is gestort. Naar het mij toelijkt een belachelijke zaak, we hebben er echter maar mee te handelen. Dan is er nog (…).
Voor het overige zal het u duidelijk zijn dat we op de bank in Amerika zoveel mogelijk druk houden. Er loopt zelfs (!) een contact via de Nederlandse ambassade om de bank uiteindelijk tot betalen te krijgen.’
2.11
Bij brief van 3 september 2009 heeft de notaris geschreven:
Er is eindelijk bericht gekomen uit de Verenigde Staten, van [bank]. In die brief [gedateerd 24 augustus 2009] staan instructies op grond waarvan de gelden uit de Verenigde Staten gehaald kunnen worden.(…). Dat betekent dat de bijgesloten brief (in het Engels) door u dient te worden ingevuld en ondertekend, en dat de handtekening ofwel gelegaliseerd moet worden door het Amerikaanse Consulaat, danwel voorzien moet zijn van een apostille(…)’.
Zodra ieder de bedoelde brief en de kopie van het legitimatiebewijs (…) heeft laten voorzien van een Apostille, en vervolgens aan mij heeft gezonden, zal ik de brieven versturen naar de bank met het verzoek om aan ieder van de verzoeken uitvoering te geven.
In de brief van 24 augustus 2009 van [bank] aan de notaris is opgenomen:
‘(…)Om de nalatenschap van [erflaatster]te kunnen afhandelen verzoeken wij u ons de volgende gegevens te sturen naar het bovengenoemde adres.
  • (…).Elkeerfgenaam moet …
  • Kopie van de door de overheid uitgegeven identiteitsbewijs van elke erfgenaam(…) , gewaarmerkt (…)
  • U.S. Transfer Certificate (=Attest)
Om een U.S. Transfer Certificate krijgen, kunt u schrijven of bellen:
Internal Revenu Service SB/SE Estate Tax Group 1205
(…)
Washington
(…)
[e-mailadres]
2.12
Bij brieven van 2 en 6 oktober 2009 heeft de notaris [klager] er op gewezen dat de handtekening van de retour ontvangen verklaring nog gelegaliseerd dient te worden door het Amerikaanse Consulaat dan wel voorzien dient te worden van een apostille en bij brief van 4 december 2009 dat er opnieuw een verzoek tot afronding naar [bank] is gezonden omdat geen van de erfgenamen geld had ontvangen. Bij brief van 11 januari 2010 heeft de notaris verzocht of een van de erfgenamen wil laten weten of hij/zij het geld ontvangen heeft.
2.13
Bij brief van 28 januari 2010 heeft de notaris zich tot [bank] gewend en erop geattendeerd dat het allemaal verschrikkelijk en ook onbegrijpelijk lang duurt.
2.14
Bij brief van 22 april 2010 heeft de notaris geschreven:
‘Inmiddels heeft u waarschijnlijk allen een brief ontvangen van de bank waarin wordt gerefereerd aan een certificaat dat zou moeten worden aangevraagd. Het gaat om een zogenaamd : “U.S. Transfer Certificate”.
De bedoelde certificaten moeten kennelijk door iedere afzonderlijke erfgenaam worden opgevraagd bij de volgende instantie:
Internal Revenu Service SB/SE Estate Tax Group 1205
(…)
Washington
(…)
[e-mailadres]
Het vriendelijke verzoek is dan ook om dit aan te vragen bij het bovenstaande adres. Ongetwijfeld zal er dan nog wel weer een formaliteit opgeworpen worden, maar dat zien we dan wel weer. (…).
2.15
Op 21 juni 2010 heeft de notaris een concept kontantenafrekening gestuurd naar onder meer [klager]. Hierop heeft een aantal erfgenamen vragen gesteld die de notaris bij brief van 1 juli 2010 heeft beantwoord. Daarin is opgenomen:
(…) ‘De vragen betreffen met name de banktegoeden in de Verenigde Staten van 100.000,00 Dollar (…). De situatie is nu dat volgens onze gegevens de bank alle stukken heeft die ze zou moeten hebben en er niets meer in de weg staat om de betalingen uit te voeren.(…). Wanneer het zo zou zijn dat de overheveling van de gelden uit de Verenigde Staten nog door ons kantoor begeleid zou worden, zou het mijn voorkeur hebben om de akte van verdeling van de € 25.000,- nog niet te ondertekenen. In dat geval is het immers héél moeilijk in te schatten wat de kosten zijn die daar nog mee gemoeid zijn. (…). Graag verneem ik van u waar uw voorkeur naar uitgaat. (…).’
2.16
[klager] schrijft op 2 juli 2010 aan de notaris dat hij geen brief van de bank heeft ontvangen waarin wordt gerefereerd aan een “U.S. Transfer Certificate” dat zou moeten worden aangevraagd. Daarin is voorts onder meer opgenomen:

[bank] heeft het verzoek dit certificaat aan te vragen middels een schrijven op 24 augustus 2009 aan u gedaan. De reden waarom u destijds niet aan dit verzoek heeft voldaan, is mij onduidelijk. Uiteraard ga ik er vanuit dat u alsnog aan dit verzoek gaat voldoen, zodat het geld uit Amerika per cheque kan worden verzonden.
In reactie hierop heeft de notaris hem heeft laten weten dat, voor zover hij na kan gaan, aan ieder van de deelgenoten de brief van de bank is doorgezonden en dat de bank als route de directe erfgenaam en niet het notariskantoor kiest in verband waarmee er geen certificaat door de notaris is aangevraagd.
Hierop antwoordt [klager] bij brief van 2 juli 2010 onder meer:
Gelet op de instructies en inspanningen door u geleverd, voor wat betreft de andere vragen uit diezelfde brief van [bank] d.d. 24 augustus 2009, om tot overboeking van de gelden te komen , kan ik de opmerking van u “dat de erfgenaam persoonlijk de enige is waarmee de bank zaken wil gaan doen en dat dat voor u de reden is geweest dat er door u geen U.S. Transfer Certificate is aangevraagd en dat dat ook geen zin zou hebben, omdat de gelden niet naar uw kantoor ter verdeling zouden worden overgeboekt”, dan ook niet rijmen! (…). Uw kantoor heeft zich immers ingespannen om de gelden uit de V.S. te krijgen, doch heeft aan één vraag niet voldaan.(…)doordat (…), we weer zijn aanbeland in de situatie van 3 september 2009.
Hierop antwoordt de notaris onder meer:
‘(…) maar laten we het probleem wel daar laten waar het is, en dat is in de ronduit rare houding van de bank in de Verenigde Staten.’(…).
2.17
Op 19 juli 2010 heeft [klager], die de kwestie inzake het U.S. Transfer Certificate met [bank] en met het Departement of Treasury had opgenomen, van [naam] van dit Departement een e-mail inzake ‘Transfer certificate instructions’ met een aantal bescheiden ontvangen.
2.18
Per e-mail van 16 september 2010 bevestigt [klager] een gesprek met de notaris op die dag als volgt:
-‘
ik zou u de formulieren voor het aanvragen van de US-transfer certificate naar u toe sturen: deze formulieren vindt u hier in de bijlage
-u zou informatie inwinnen op welke wijze deze formulieren op een juiste manier zou moeten worden ingevuld. U hebt aangegeven, dat gezien dit niet een alledaags geval is, u advies zou gaan inwinnen bij [bank] in New York.
-Omtrent de successie rechten, zou u uitzoeken hoe dit geregeld is tussen Nederland en Amerika. Volgens u heeft u deze informatie beschikbaar en kunt u hier snel antwoord opgeven.
Bij dit bericht heeft hij de e-mail van [naam] van 19 juli 2010 meegestuurd.
Tevens heeft hij, op verzoek van [naam] van [bank], aan de notaris gevraagd om een rekeningafschrift van de bankrekening van erflaatster bij [bank] naar hem te sturen. Per e-mail van 29 september 2010 heeft [klager] van een secretaresse van het notariskantoor een afschrift van een brief van de notaris van 27 september 2010 met bijlagen, die de notaris aan [bank] had gezonden ontvangen. De bijlagen betreffen een afschrift ‘Certificate of Deposit’ met een ‘Projected Value of Maturity’ van ruim 130.000,00 dollar en een afschrift inzake ‘Savings summary’ met een tegoed van ruim 151.000,00 dollar.
2.19
Per e-mail van 5 januari 2011 schrijft [klager] de notaris dat hij niet de juiste stukken heeft verstuurd aan [naam] en dat het niet juist is dat hij heeft gezegd alle gevraagde informatie verzonden te hebben.
2.2
Op 24 januari 2011 heeft de notaris formulieren toegezonden naar het Departement of the Treasury. Hij heeft deze bij brief van 7 maart 2011 retour ontvangen met de mededeling dat niet formulier 706-A maar formulier 706-NA moest worden toegezonden.
2.21
Vanaf januari 2011 hebben klagers zich tot een kantoorgenoot van de notaris, [naam] gewend en hem van hun klachten op de hoogte gesteld.
2.22
Bij Brief van 1 februari 2011 schrijft de notaris onder meer aan [klager];
‘Ondanks de inspanningen van ons kantoor en een aantal van uw mede-erfgenamen is het tot op heden niet gelukt om het bedrag dat op die rekening staat over te laten boeken naar de erfgenamen’.
De stand van zaken daarin is dat er nu, uiteindelijk, de kennelijk juiste formulieren naar de instantie zijn gestuurd die een certificaat moet afgeven om ervoor te zorgen dat de bank het geld mag uitboeken
2.23
In reactie op een vraag van de erven inzake het bestaan van een tweede rekening bij [bank] antwoordt de notaris per e-mail van 7 februari 2011 dat hem tot dan nergens uit gebleken is dat er een dergelijke rekening zou moeten zijn. Tevens vraagt hij de bankrekeningnummers of een bedrag van hen te vernemen.
2.24
Op een aantal vragen met betrekking tot de voortgang van de afwikkeling van de nalatenschap van [naam], vertegenwoordiger van [klager], heeft de notaris bij brief van 11 april 2011 gereageerd. Daarin staat onder meer:
‘(…). Kennelijk is er in het gesprek met [naam] aan de orde geweest dat er een tweede rekening zou zijn met daarop een bedrag van 130.000,00 US Dollar. Dat bedrag is mij tot heden niet bekend. Ook van de familieleden die meerdere malen dit hebben genoemd heb ik nog géén nadere specificatie mogen ontvangen. Het zou zeer voor de hand liggen om dan ook de juiste gegevens aan mij te verstrekken. Zelf heb ik het niet uit de stukken kunnen halen’.(…)

3.De klacht

3.1
Klagers verwijten de notaris dat hij bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster niet correct heeft gehandeld. De afwikkeling van het banktegoed bij [bank] is volgens klagers te traag en niet adequaat verlopen. De declaraties van de notaris zijn daardoor te hoog opgelopen. Ook heeft de notaris een tweede rekening bij de bank over het hoofd gezien. De notaris heeft voor wat betreft de verdeling van de opbrengst van verkochte aandelen een fout gemaakt in het concept kontantenafrekening van 21 juni 2010 terwijl eenzelfde fout in de kontantenafrekening van 4 december 2008 door hem was hersteld, de afwikkeling van de roerende goederen is niet correct verlopen en ook ontbreekt de rente van het eerste en tweede kwartaal van 2008 en van de eerste twee maanden van het derde kwartaal 2008 in de concept kontantenafrekening van 21 juni 2010.

4.De beoordeling

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Kamer het volgende.
4.1
Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. Beoordeeld dient te worden of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2
De Kamer stelt voorop dat in een tuchtprocedure als de onderhavige het in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en -in geval van (gemotiveerde) betwisting- aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.3
De klacht richt zich in hoofdzaak tot de handelwijze van de notaris en de communicatie daarover met klagers met betrekking tot de verkrijging van [bank] van het tegoed van erflaatster bij [bank]. Klagers vinden dat de notaris eerder had moeten overgaan tot het vragen van het vonnis bij de rechtbank. Dan zou [bank] de drie instructies waarover de notaris de erfgenamen in de brief van 3 september 2009 heeft geïnformeerd eerder hebben gegeven en had de notaris eerder op correcte wijze aan alle drie instructies kunnen voldoen. De afwikkeling zou dan in december 2008 rond geweest. De notaris heeft zich hiertegen verweerd en samengevat weergegeven naar voren gebracht voor de uitbetaling van de gelden door [bank] in eerste instantie - zoals dat in Nederland en naar zijn ervaring, andere landen gebruikelijk is - aan de noodzakelijke formaliteiten te hebben voldaan. Vervolgens heeft hij voldaan aan een verzoek van [bank] en een vonnis gevraagd en geruime tijd daarna heeft hij de brief van de bank van 24 augustus 2009 met de drie instructies waaronder die met betrekking tot het U.S. Transfer Certificate doorgeleid aan de erfgenamen. Nadat gebleken was dat het U.S Transfer Certificate door de erfgenamen zelf moest worden aangevraagd heeft [klager] dit met het Departement of the Treasury opgenomen. De notaris heeft hierna formulieren voor het aanvragen van het U.S. Transfer Certificate van [klager] ontvangen en de notaris heeft voor de indiening daarvan zorg gedragen waarna vertraging is opgelopen omdat bleek dat dit onjuiste formulieren waren.
4.4
Uit een en ander komt naar het oordeel van de Kamer het beeld naar voren dat retrospectief bezien de afwikkeling van de nalatenschap voor wat betreft de gelden bij [bank] wellicht sneller althans adequater had kunnen zijn uitgevoerd, namelijk als de notaris vooraf op de hoogte was geweest van alle door de bank gestelde eisen, als de notaris mogelijk doortastender had opgetreden door zich tijdig persoonlijk tot [bank] te wenden en te informeren naar de door deze benodigde informatie en stukken en wie deze zou moeten verstrekken of als de notaris klagers dan wel de erfgenamen steeds eerder of, met name waar het het U.S. Transfer Certificate betreft, in zijn brief van 3 september 2009 duidelijker had geïnformeerd. Zo bezien heeft de kwaliteit van het werk van de notaris geleden door de wijze waarop hij met de bank en met klagers heeft gecommuniceerd.
Echter is niet aannemelijk geworden dat hem te dier zake een tuchtrechtelijk verwijt treft omdat niet gebleken is dat de notaris bij aanvang van de afwikkeling in beginsel niet had kunnen volstaan met het voldoen aan de gebruikelijke formaliteiten of dat hij gaandeweg steeds de (vertragende) opstelling van de zijde van [bank] had kunnen voorzien. Daartoe acht de Kamer mede van belang dat ter zitting is gebleken dat [bank] tot op de dag van de zitting nog niet tot betaling was overgegaan zodat het onzeker is of een andere werkwijze van de notaris ook tot een ander resultaat zou hebben geleid. Gelet hierop is de klacht in zoverre ongegrond. Hieruit vloeit logischer wijze voort dat ook de klacht inzake de te hoge declaraties reeds ongegrond is omdat niet vast staat dat, zoals klagers betogen, de afwikkeling van de nalatenschap eerder had kunnen zijn afgerond.
4.5
Met betrekking tot het verwijt dat de notaris het bestaan van een tweede rekening niet heeft onderkend overweegt de Kamer het volgende. De notaris heeft op een verzoek daartoe van [bank] aan de bank bij brief van 27 september 2010 een afschrift gezonden van een ‘Certificate of Deposit’ met een ‘Projected Value of Maturity’ van ruim 130.000,00 dollar en een afschrift inzake ‘Savings summary’ met een tegoed van ruim 151.000,00 dollar. Een afschrift van deze brief heeft een secretaresse van het notariskantoor per e-mail van 29 september 2010 naar [klager] gezonden. Uit deze stukken is naar het oordeel van de Kamer af te leiden dat er een tweede rekening bestaat bij [bank]. Kennelijk heeft de notaris het bestaan van deze rekening desondanks gemist nu hij in zijn verweerschrift dienaangaande gewezen heeft op het bestaan van de dollarrekening bij [bank] in Nederland en zijn e-mail van 7 februari 2011 heeft aangehaald, inhoudende dat hem nergens uit is gebleken dat er een dergelijke rekening zou moeten zijn. Gegeven de situatie dat de secretaresse van de notaris nota bene van beide rekeningen afschriften heeft verzonden aan [bank] en aan [klager] acht de Kamer het ongerijmd dat de notaris daar niet van op de hoogte is en in de genoemde brief aan de erven om informatie vraagt om het bestaan van een tweede rekening aan te nemen of verder te onderzoeken. Deze handelwijze vindt de Kamer onzorgvuldig. Gelet hierop is dit onderdeel van de klacht gegrond.
4.6
Voor zover klagers zich beklagen over fouten ten aanzien van effecten en ontvangen rente in de concept kontantenafrekening van 21 juni 2010 treft de notaris naar het oordeel van de Kamer geen tuchtrechtelijk verwijt omdat een concept er juist voor is bedoeld om fouten en of slordigheden te herstellen, ook al is eerder sprake geweest van een soortgelijke fout zoals klagers inzake de verkoop van effecten hebben betoogd. Voor zover klagers zich erover beklagen dat de door een aantal erfgenamen aangekochte goederen niet op de kontantenafrekening zijn verwerkt had het naar het oordeel van de Kamer op hun weg gelegen om dit naar aanleiding van het concept daarvan op te merken en treft de notaris eveneens geen tuchtrechtelijk verwijt. Voor zover klagers zich over de verhouding van de kosten van de opslag van de roerende goederen in verhouding tot de waarde van de goederen hebben verbaasd is de Kamer van oordeel dat dit, wat daar ook van zij, geenszins duidt op een aan de notaris te verwijten handelwijze.
4.7
Gelet op bovenstaande zal de klacht deels gegrond en deels ongegrond worden verklaard. Bij de beslissing omtrent het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Kamer rekening met de aard en de ernst van het verzuim en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Kamer acht in deze klachtzaak de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

5.De beslissing

De Kamer van Toezicht:
- verklaart de klacht als vermeld onder 4.5 gegrond en legt aan de notaris op de maatregel van waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus beslist door de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Zwolle-Lelystad, bestaande uit mrs. J. van der Hulst voorzitter, A.H. Canté, J. van der Weele, J.T.J. Heijstek en W.R. Bruinink, leden, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2012in tegenwoordigheid van mr. G.A. Genee als secretaris.