ECLI:NL:GHAMS:2013:2124

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
20 juli 2013
Zaaknummer
23-001505-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens niet rechtsgeldige ademanalyse en bewijsuitsluiting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar. De verdachte was beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol op 19 maart 2011, waarbij de ademanalyse een alcoholgehalte van 210 microgram per liter uitgeademde lucht aangaf. De advocaat-generaal had een geldboete van 300 euro en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden geëist. De raadsman van de verdachte betwistte echter de uitslag van de ademanalyse en stelde dat de verdachte niet was gewezen op zijn recht op een tegenonderzoek, wat volgens hem de rechtsgeldigheid van het bewijs in twijfel trok.

Het hof heeft vastgesteld dat de opsporingsambtenaren tekortgeschoten zijn in hun informatieplicht. De verdachte had na de mededeling van de uitslag van de ademanalyse aangegeven het niet eens te zijn met de uitslag, maar er was geen melding gemaakt van de mogelijkheid om een tegenonderzoek aan te vragen. Dit verzuim heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte niet in de gelegenheid is gesteld om de uitslag van het onderzoek te toetsen, wat een ernstige schending van zijn rechten inhoudt.

Gelet op het belang van de onderzoeks- en informatieplicht, heeft het hof besloten dat het resultaat van de ademanalyse niet als bewijs kan worden gebruikt. Aangezien niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

parketnummer: 23-001505-12
datum uitspraak: 16 juli 2013
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 20 maart 2012 in de strafzaak onder parketnummer 96-116226-11 tegen
[personalia],
[personalia] ([personalia] ) [personalia] ,
[personalia]: [personalia] , [personalia] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juli 2013, en overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 maart 2011 te Alkmaar als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 210 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 300 euro (eventueel in termijnen te voldoen), subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.

Vrijspraak

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van door hem overgelegde pleitnotities bepleit dat de verdachte zou moeten worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat verdachte de uitslag van de ademanalyse bij de politie heeft betwist, geen rechtsbijstand had en desondanks niet door de politie op het recht van een tegenonderzoek is gewezen, waardoor de ademanalyse niet rechtmatig is geweest en de uitkomst derhalve niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Volgens het van de aanhouding van de verdachte opgemaakte proces-verbaal heeft de verdachte, nadat hem de uitslag van de ademanalyse was medegedeeld, verklaard dat hij het "niet eens" was "met de uitslag". In het proces-verbaal is voorts vermeld dat de verdachte zijn verklaring niet wenste te ondertekenen omdat “hij het er niet mee eens is”.
In de Nederlandse regelgeving met betrekking tot de ademanalyse en het recht om dienaangaande een tegenonderzoek te doen verrichten is niet een algemene verplichting opgenomen om, na een positieve uitslag van de ademanalyse, de verdachte te wijzen op de mogelijkheid van een dergelijk tegenonderzoek. Blijkens de Nota van Toelichting bij artikel 10a van het Besluit Alcoholonderzoeken - waarin het recht op een nader onderzoek is opgenomen - is de besluitgever er van uitgegaan dat opsporingsambtenaren niet verplicht zijn de verdachte na een positieve uitslag van de ademanalyse op de mogelijkheid van een tegenonderzoek te wijzen. Wel is in deze bepaling geregeld dat de verdachte de wens kan kenbaar maken dat, kort gezegd, een tegenonderzoek wordt verricht. In de Aanwijzing onderzoek rijden onder invloed van het openbaar ministerie (geldend ten tijde van het ten laste gelegde feit) is aan de opsporingsambtenaar de verplichting opgelegd om de verdachte te wijzen op de mogelijkheid van een tegenonderzoek, indien de verdachte de uitslag van de ademanalyse betwist. Deze verplichting heeft kennelijk en begrijpelijkerwijs ten doel om de verdachte de mogelijkheid te bieden de door hem betwiste uitslag aan de mogelijkheid van herziening te onderwerpen.
Tegen de achtergrond van het voorgaande hadden de opsporingsambtenaren in de uitdrukkelijke betwisting door de verdachte van de uitslag van de ademanalyse aanleiding behoren te vinden zich ervan te vergewissen of de verdachte met die betwisting heeft bedoeld de wens kenbaar te maken dat een tegenonderzoek op de ademanalyse zou worden verricht. Nu het proces-verbaal dienaangaande niets inhoudt, moet ervan worden uitgegaan dat de desbetreffende opsporingsambtenaren zijn tekortgeschoten in hun onderzoeks- en informatieplicht. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de verdachte niet in de gelegenheid is gesteld om de uitslag van het onderzoek op juistheid te doen toetsen en zo nodig te doen herzien, een verzuim dat thans niet meer hersteld kan worden.
Gelet op het belang van de voormelde onderzoeks- en informatieplicht, de ernst van het verzuim en het daardoor voor de verdachte veroorzaakte nadeel, dient het proces-verbaal voor wat betreft het resultaat van het ademonderzoek van het bewijs te worden uitgesloten.
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. R.J.F. Thiessen en mr. J.A. Peters, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 juli 2013.
Mr. J.A. Peters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.