ECLI:NL:GHAMS:2013:2094

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
19 juli 2013
Zaaknummer
200.119.999-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verdeling van mede-eigendom van percelen weiland

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten, [appellant sub 1] en [appellante sub 2], tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem van 12 september 2012. De rechtbank had in dat vonnis de verdeling van een perceel weiland, kadastraal bekend als gemeente [gemeente 2], sectie [sectie], nummer [nummer 1], toegewezen aan de geïntimeerden, [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3]. De appellanten zijn van mening dat deze toedeling onterecht is en hebben in hoger beroep verzocht om vernietiging van het vonnis en toewijzing van hun vorderingen in reconventie.

De appellanten hebben hun grieven ingediend en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen in conventie zal afwijzen, terwijl de vorderingen in reconventie zullen worden toegewezen. De geïntimeerden hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis en veroordeling van de appellanten in de proceskosten.

Het hof heeft vastgesteld dat er een conflict is ontstaan over de verdeling van de percelen weiland, waarvan de partijen mede-eigenaar zijn. De rechtbank had in haar vonnis de toedeling van het perceel aan de geïntimeerden goedgekeurd, maar de appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Het hof heeft besloten dat partijen in persoon moeten verschijnen voor een comparitie, waarbij zij hun bewijsstukken kunnen overleggen. De comparitie is gepland op 10 september 2013, en het hof heeft de verdere beslissing aangehouden tot na deze zitting.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.119.999/01
zaaknummer rechtbank: 185629 / HA ZA 11.1010
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 juli 2013
inzake

1.[appellant sub 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
advocaat:
mr. P.J.Ph. Dietz de Looste Wassenaar,
2.
[appellante sub 2] ,
wonend te [woonplaats 2] ,
advocaat:
mr. F.J. Kremerte ‘s-Gravenhage,
appellanten,
tegen:

1.[geïntimeerde sub 1] ,

wonend te [woonplaats 2] ,
2.
[geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats 3] ,
3.
[geïntimeerde sub 3] ,
wonend te [woonplaats 4] , gemeente [gemeente 1] ,
geïntimeerden,
advocaat:
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna [appellanten] en afzonderlijk [appellant sub 1] en [appellante sub 2] genoemd en geïntimeerden [geïntimeerden] en afzonderlijk [geïntimeerde sub 1] , [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] .
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 6 december 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Haarlem van 12 september 2012, gewezen tussen [geïntimeerden] als eisers in conventie, tevens verweerders in reconventie en [appellanten] als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven van [appellant sub 1] , met producties;
  • memorie van grieven van [appellante sub 2] , met producties;
  • memorie van antwoord van [geïntimeerden] inzake de grieven van [appellant sub 1] , met producties;
  • memorie van antwoord van [geïntimeerden] inzake de grieven van [appellante sub 2] , met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben ieder voor zich geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de vorderingen in conventie zal afwijzen en de (vermeerderde) vorderingen in reconventie zal toewijzen, met veroordeling in de kosten in beide instanties, te vermeerderen met nakosten en de wettelijke rente.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met nakosten en de wettelijke rente.
Alle partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1. tot en met 2.5. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. [appellant sub 1] is met zijn
grief 1opgekomen tegen twee onderdelen van de vaststelling onder 2.2., te weten (i) dat perceel [perceel 1] voordien eigendom was van ‘de inmiddels ontbonden en in liquidatie verkerende [X] Vastgoed B.V.’ en (ii) dat deze vennootschap de mede-eigendom van dat perceel ‘om niet aan partijen [heeft] overgedragen’. Voor zover nodig zal het hof bij de beoordeling met de bezwaren van [appellant sub 1] rekening houden. Voor het overige zijn de feiten in hoger beroep niet in geschil en deze dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
[geïntimeerde sub 1] , [geïntimeerde sub 3] en [appellant sub 1] zijn broers. [appellante sub 2] is hun zuster. [geïntimeerde sub 2] is een achterneef van hen.
Tussen partijen is een conflict ontstaan over de verdeling van een aantal percelen weiland (en water) te [gemeente 2] , waarvan zij de mede-eigendom hebben. Het onderhavige geschil betreft het perceel kadastraal bekend als gemeente [gemeente 2] , sectie [sectie] , nummer [nummer 1] (hierna: perceel [perceel 1] ). Het is het hof ambtshalve bekend dat bij dit hof onder zaaknummer 200.124.017/01 een andere procedure tussen partijen aanhangig is betreffende de verdeling van (aangrenzende) percelen die kadastraal bekend zijn als gemeente [gemeente 2] , sectie [sectie] , nummers [nummer 2] en [nummer 3] (hierna: de percelen [perceel 2] en [perceel 3] ). In laatstgenoemde procedure zal een pleidooi plaatsvinden op 10 september 2013.
3.2.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis perceel [perceel 1] toegedeeld aan [geïntimeerden] tegen betaling wegens overbedeling van een bedrag van telkens € 2.812,50 aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] . De rechtbank heeft daarbij het verzet van [appellanten] tegen de verdeling van dat perceel verworpen en de toedeling daarvan aan [appellanten] , zoals in reconventie gevorderd, afgewezen. Bij het oordeel dat toedeling van perceel [perceel 1] aan [geïntimeerden] het meest in overeenstemming is met de in het geding zijnde belangen en de billijkheid, heeft de rechtbank onder meer in aanmerking genomen dat de percelen [perceel 2] en [perceel 3] aan [geïntimeerden] zijn toegedeeld in het vonnis dat ten grondslag ligt aan voormelde zaak met nummer 200.124.017/01.
3.3.
Uit de grieven en vorderingen van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] vloeit voort dat zij zich ieder voor zich ook in hoger beroep primair verzetten tegen de verdeling van perceel [perceel 1] en daarmee tegen toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerden] [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben, bij vermeerdering van eis, telkens subsidiair gevorderd dat het hof zal bepalen dat de vordering tot verdeling van perceel [perceel 1] een of meermalen voor de duur van drie jaren wordt uitgesloten op de voet van artikel 3:178 lid 3 BW. De meer subsidiaire vordering behelst telkens toedeling van perceel [perceel 1] aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] , tegen betaling van een evenredige vergoeding wegens overbedeling.
3.4.
Alvorens over te gaan tot de behandeling van de grieven van [appellant sub 1] en [appellante sub 2] komt het het hof geraden voor een verschijning van partijen te gelasten op dezelfde dag en hetzelfde tijdstip als het te houden pleidooi in de zaak met nummer 200.124.017/01.

4.Beslissing

Het hof:
bepaalt dat partijen in persoon, tezamen met hun advocaten, tot het hiervoor onder 3.4. omschreven doel zullen verschijnen ten overstaan van mrs. R.H. de Bock, J.C.W. Rang en E.J. Rotshuizen, daartoe als raadsheren-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op dinsdag 10 september 2013 om 11.00 uur;
verzoekt partijen, voor het geval zij zich ter comparitie willen bedienen van (nog niet in de procedure overgelegde) schriftelijke bewijsstukken, deze uiterlijk twee weken voor de comparitiedatum toe te zenden aan de raadsheren-commissaris, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, C. Uriot en E.J. Rotshuizen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2013.