ECLI:NL:GHAMS:2013:2090

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
23-005150-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overval op Aldi te Vianen en voorbereidingshandelingen voor andere misdrijven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die betrokken was bij een gewapende overval op een Aldi-supermarkt in Vianen op 1 juni 2010. De verdachte en zijn medeverdachte hebben tijdens de overval een medewerker van het geldtransportbedrijf G4S bedreigd met een vuurwapen en hebben twee zakken met muntgeld ter waarde van €1350,- weggenomen. De overval werd gekenmerkt door geweld en bedreiging, waarbij de medewerkers en klanten van de supermarkt in gevaar werden gebracht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ook betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor andere overvallen, waaronder het voorhanden hebben van gestolen scooters en voertuigen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en heling. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en zes maanden, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar zijn meegewogen. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat bijdraagt aan de ernst van de straf. Het hof heeft ook geoordeeld dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, maar dit heeft niet geleid tot strafvermindering. De uitspraak is een bevestiging van de eerdere veroordeling door de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte ook al was veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf.

Uitspraak

parketnummer: 23-005150-11
datum uitspraak: 31 mei 2013
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 november 2011 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers en 13-692003-11 (zaak A), 13-710076-10 (zaak B) en 13-692009-11 (zaak C), alsmede 13-457889-08 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
thans gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9, 12 en 18 april 2013, 6 en 21 mei 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat het hoger beroep van het openbaar ministerie zich alleen richt tegen de door de rechtbank genomen beslissingen tot vrijspraak van het in zaak A, als feit 2 tenlastegelegde (zaaksdossier “Soest”). Het hof leidt hieruit af dat het hoger beroep van het openbaar ministerie zich niet richt tegen de door de rechtbank ten aanzien van de volgende feiten genomen beslissingen tot vrijspraak ten aanzien van achtereenvolgens zaak A, feit 5, voor zover dat betrekking heeft de impliciet cumulatief ten laste gelegde valsheid in geschrift, zaak B, feit 3 onder A en feit 4, en zaak C.
Nu uit het voorgaande volgt dat de advocaat-generaal in zoverre geen belang meer aanwezig acht bij een voortzetting van de behandeling in hoger beroep en de verdachte voor wat betreft deze onderdelen van de tenlastelegging reeds op grond van het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet in zijn beroep kan worden ontvangen en het hof tot slot voor bedoelde voortzetting ook ambtshalve geen aanleiding ziet, zullen de officier van justitie en de verdachte ten aanzien van de voornoemde onderdelen van de tenlasteleggingen niet-ontvankelijk worden verklaard in het door hen ingestelde hoger beroep.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A:
1, primair:
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2010 tot en met 01 juni 2010 te Vianen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, de medewerker(s) van het geldtransportbedrijf G4S en/of de medewerker(s) van de Aldi te Vianen, te dwingen tot de afgifte van (onder meer) geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi (filiaal Vijfheerenlanden 545 te Vianen) en/of het geldtransportbedrijf G4S, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) met voornoemd oogmerk:
  • zijn/hun gelaat en/of hoofd (grotendeels) had(den) verhuld en/of bedekt met (een) (bivak)muts(en) en/of shawl(s) en/of capuchon(s), en/of
  • voornoemde Aldi is/zijn binnengegaan, en/of
  • een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op een of meerdere klant(en) en/of medewerker(s) van voornoemde Aldi en het geldtransportbedrijf G4S heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en/of
  • heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd: "Dit is een overval" en/of "Liggen allemaal!", althans woorden met een dergelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
  • een of meerdere keren de (spiegel)ruit van het kantoor van voornoemde Aldi met een voorhamer met kracht heeft/hebben ingeslagen, en/of
  • de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S, de heer [slachtoffer 1], op het hoofd heeft/hebben geslagen met een vuurwapen of een (ander) voorwerp, en/of
  • die [slachtoffer 1] naar de grond heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of geslagen, en/of
  • een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of gedrukt op het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 1], en/of
  • die [slachtoffer 1] het kantoor van voornoemde Aldi in heeft/hebben geduwd en/of gestuurd, en/of
  • vervolgens in het kantoor een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of gericht en/of gericht gehouden en/of een of meerdere keren heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd "maak de kluis open", althans woorden met een dergelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of:
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2010 tot en met 01 juni 2010 te Vianen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (onder meer) een of twee sealbag(s) met muntgeld met in totaal 1.350 euro en/of een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi (filiaal Vijfheerenlanden 545 te Vianen) en/of het geldtransportbedrijf G4S, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) met voornoemd oogmerk:
  • zijn/hun gelaat en/of hoofd (grotendeels) had(den) verhuld en/of bedekt met (een) (bivak)muts(en) en/of shawl(s) en/of capuchon(s), en/of
  • voornoemde Aldi is/zijn binnengegaan, en/of
  • een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op een of meerdere klant(en) en/of medewerker(s) van voornoemde Aldi en het geldtransportbedrijf G4S heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en/of
  • heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd: "Dit is een overval" en/of "Liggen allemaal!", althans woorden met een dergelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
  • een of meerdere keren de (spiegel)ruit van het kantoor van voornoemde Aldi met een voorhamer met kracht heeft/hebben ingeslagen, en/of
  • de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S, de heer [slachtoffer 1], op het hoofd heeft/hebben geslagen met een vuurwapen of een (ander) voorwerp, en/of
  • die [slachtoffer 1] naar de grond heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of geslagen, en/of
  • een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of gedrukt op het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 1], en/of
  • die [slachtoffer 1] het kantoor van voornoemde Aldi in heeft/hebben geduwd en/of gestuurd, en/of
  • vervolgens in het kantoor een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of gericht en/of gericht gehouden en/of een of meerdere keren heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd "maak de kluis open", althans woorden met een dergelijke aard en/of strekking;
subsidiair:
een of meer anderen in of omstreeks de periode van 17 mei 2010 tot en met 01 juni 2010 te Vianen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, de medewerker(s) van het geldtransportbedrijf G4S en/of de medewerker(s) van de Aldi te Vianen, te dwingen tot de afgifte van (onder meer) geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi (filiaal Vijfheerenlanden 545 te Vianen) en/of het geldtransportbedrijf G4S, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) met voornoemd oogmerk:
  • zijn/hun gelaat en/of hoofd (grotendeels) had(den) verhuld en/of bedekt met (een) (bivak)muts(en) en/of shawl(s) en/of capuchon(s), en/of
  • voornoemde Aldi is/zijn binnengegaan, en/of
  • een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op een of meerdere klant(en) en/of medewerker(s) van voornoemde Aldi en het geldtransportbedrijf G4S heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en/of
  • heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd: "Dit is een overval" en/of "Liggen allemaal!", althans woorden met een dergelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
  • een of meerdere keren de (spiegel)ruit van het kantoor van voornoemde Aldi met een voorhamer met kracht heeft/hebben ingeslagen, en/of
  • de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S, de heer [slachtoffer 1], op het hoofd heeft/hebben geslagen met een vuurwapen of een (ander) voorwerp, en/of
  • die [slachtoffer 1] naar de grond heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of geslagen, en/of
  • een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of gedrukt op het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 1], en/of
  • die [slachtoffer 1] het kantoor van voornoemde Aldi in heeft/hebben geduwd en/of gestuurd, en/of
  • vervolgens in het kantoor een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of gericht en/of gericht gehouden en/of een of meerdere keren heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd "maak de kluis open", althans woorden met een dergelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
en tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode 17 mei 2010 tot en met 01 juni 2010 te Vianen en/of Amsterdam, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op 31 mei 2010 in een auto met anderen in de omgeving van voornoemde Aldi in Vianen heeft gestaan met zicht op die Aldi;
en/of:
een of meer anderen in of omstreeks de periode van 17 mei 2010 tot en met 01 juni 2010 te Vianen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (onder meer) een of twee sealbag(s) met muntgeld met in totaal 1.350 euro en/of een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi (filiaal Vijfheerenlanden 545 te Vianen) en/of het geldtransportbedrijf G4S, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) met voornoemd oogmerk:
  • zijn/hun gelaat en/of hoofd (grotendeels) had(den) verhuld en/of bedekt met (een) (bivak)muts(en) en/of shawl(s) en/of capuchon(s), en/of
  • voornoemde Aldi is/zijn binnengegaan, en/of
  • een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op een of meerdere klant(en) en/of medewerker(s) van voornoemde Aldi en het geldtransportbedrijf G4S heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en/of
  • heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd: "Dit is een overval" en/of "Liggen allemaal!", althans woorden met een dergelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
  • een of meerdere keren de (spiegel)ruit van het kantoor van voornoemde Aldi met een voorhamer met kracht heeft/hebben ingeslagen, en/of
  • de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S, de heer [slachtoffer 1], op het hoofd heeft/hebben geslagen met een vuurwapen of een (ander) voorwerp, en/of
  • die [slachtoffer 1] naar de grond heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of geslagen, en/of
  • een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of gedrukt op het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 1], en/of
  • die [slachtoffer 1] het kantoor van voornoemde Aldi in heeft/hebben geduwd en/of gestuurd, en/of
  • vervolgens in het kantoor een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of gericht en/of gericht gehouden en/of een of meerdere keren heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd "maak de kluis open", althans woorden met een dergelijke aard en/of strekking, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode 17 mei 2010 tot en met 01 juni 2010 te Vianen en/of Amsterdam, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door: - op 31 mei 2010 in een auto met anderen in de omgeving van voornoemde Aldi in Vianen heeft gestaan met zicht op die Aldi;
2:
hij op of omstreeks de periode van 05 juli 2010 tot en met 05 september 2010 te Soest en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf/misdrijven, te weten diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld, dan wel afpersing met geweld en/of bedreiging met geweld, van geld en/of goederen toebehorende aan (onder meer) een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of instelling(en) en/of winkel(s) te Soest, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, een of meerdere voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en), te weten (onder meer):
  • een bestelauto van het merk Citroën, type Berlingo, voorzien van het kenteken [kenteken 1], en/of
  • een personenauto van het merk Toyota, type Yaris, voorzien van het kenteken [kenteken 2], en/of
  • een (gestolen) bromfiets van het merk Vespa, type Piaggo, kleur blauw/groen, niet voorzien van een kentekenplaat, en/of
  • een paar zwarte en/of donkerkleurige handschoenen, en/of
  • donkerkleurige kleding, en/of bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
3:
hij op één of meer tijdstip(pen) of omstreeks de periode van 5 augustus 2008 tot en met 5 november 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (onder meer)
- op 05 augustus 2008, op de openbare weg te weten de Scheldestraat, in/uit een personenauto (van het merk Mini Cooper) een handtas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en/of onverhoeds (zulks terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) op/met een scooter(naast die [aangever 1]) reed/reden/stilstond(en) en/of een helm en/of capuchon droeg(en) om herkenning te voorkomen en/of om schrik aan te jagen) (met een voorwerp) met kracht een ruit van voornoemde auto heeft/hebben ingeslagen en/of ingegooid, waardoor glasscherven met kracht in die auto en/of tegen die [aangever 1] kwamen en/of vlogen, en/of
- op 05 augustus 2008, op de openbare weg te weten de Gijsbrecht van Aemstelstraat, in/uit een personenauto (van het merk Volkswagen Polo) een handtas (met daarin onder andere een zonnebril van het merk Fendi en/of een zonnebril van het merk Dolce e Gabanna en/of een telefoon en/of (ongeveer ) 500 euro en/of (ongeveer) 103 USA dollars), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en/of onverhoeds (zulks terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) op/met een scooter (naast die [aangever 2]) reed/reden/stilstond(en) en/of een helm en/of capuchon droeg(en) om herkenning te voorkomen en/of om schrik aan te jagen) (met een voorwerp) met kracht een ruit van voornoemde auto heeft/hebben ingeslagen en/of ingegooid, waardoor glasscherven met kracht in die auto en/of tegen die [aangever 2] kwamen en/of vlogen, en/of
- op of omstreeks 5 november 2008, op de openbare weg te weten de Derde Oosterparkstraat, in/uit een personenauto (van het merk Fiat, type Stilo) een tas (met daarin onder andere een portemonnee en/of een telefoon en/of (ongeveer) 95 euro en/of een bril), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, en/of en welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en/of onverhoeds (zulks terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) op/met een scooter (naast die [aangever 3]) reed/reden/stilstond(en) en/of een helm en/of capuchon droeg(en) om herkenning te voorkomen en/of om schrik aan te jagen), snel het portier van voornoemde auto heeft/hebben open gemaakt en/of getrokken en/of met grote kracht de tas uit de handen van die [aangever 3] heeft/hebben getrokken en/of gepakt en/of gerukt;
4:
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2010 tot en met 30 november 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere bromfiets(en) en/of scooter(s) en/of motorfiets(en), te weten (onder meer):
  • een bromfiets van het merk Gilera, type Typhoon, voorzien van het kenteken [kenteken 3], en/of
  • een bromfiets van het merk Vespa, type Piaggo, kleur blauw/groen, voorzien van het kenteken
[kenteken 4], in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (een of meerdere van) die weg te nemen bromfiets(en) en/of scooter(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het contactslot en/of het hangslot van voornoemde bromfiets(en) en/of scooter(s) te verbreken, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
en/of:
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2010 tot en met 30 november 2010 te Vianen en/of Soest en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), een of meerdere bromfiets(en) en/of scooter(s) en/of motorfiets(en), te weten (onder meer):
  • een bromfiets van het merk Gilera, type Typhoon, met handvatten voorzien van een of meerdere doodshoofd(en), niet voorzien van een kentekenplaat, en/of
  • een bromfiets van het merk Vespa, type Piaggo, kleur blauw/groen, niet voorzien van een kentekenplaat, verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van genoemde bromfiets(en) en/of scooter(s) en/of motorfiets(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
5:
hij in de periode vanaf 01 februari 2008 tot en met 31 december 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift (te weten artikel 9.2 van de Wet studiefinanciering 2000) opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Informatie Beheer Groep en/of de Dienst Uitvoering Onderwijs, immers heeft hij (in die periode en op die plaats) geheel of gedeeltelijk niet aan genoemde dienst medegedeeld of kenbaar gemaakt dat hij:
  • bij zijn ouders op het adres '[adres]' woonde en/of had gewoond, en/of
  • een thuiswonende studerende was, zijnde dit gegeven(s) waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze gegeven(s) van belang was/waren voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming - namelijk een studiefinanciering krachtens de Wet studiefinanciering 2000 - dan wel voor de hoogte of de duur van voornoemde verstrekking of tegemoetkoming, zulks terwijl dit feit kon strekken en/of had kunnen strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander;
en/of:
hij op of omstreeks 5 februari 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, terwijl aan hem een studiefinanciering krachtens de Wet studiefinanciering 2000 was toegekend, een geschrift, te weten:
- een algemeen mutatieformulier d.d. 05 februari 2008 zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk valselijk op genoemd geschrift vermeld of doen vermelden dat hij met ingang van 01 februari 2008 woonachtig is op de '[adres 2]' en/of dat hij uitwonend is, zulks terwijl in werkelijkheid verdachte bij zijn ouders op het adres '[adres]' woonde en/of had gewoond en/of een thuiswonende studerende was, althans niet wonende was op het adres '[adres 2]', en/of genoemd geschrift voorzien van een handtekening ter bevestiging van de juistheid van de daarin gedane opgave(n), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Zaak B:1:
hij in of omstreeks de periode vanaf 27 oktober 2010 tot en met 23 november 2010 te Delft en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf/misdrijven, te weten diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld, dan wel afpersing met geweld en/of bedreiging met geweld, van geld en/of goederen toebehorende aan de Lidl (filiaal Multatuliweg 53-59 te Delft) en/of aan een of meerdere (andere) supermarkt(en) en/of aan het geldtransportbedrijf G4S, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, een of meerdere voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en), te weten onder meer:
  • een bestelauto van het merk Volkwagen, type Caddy, voorzien van kenteken [kenteken 5], en/of
  • een (gestolen) bromfiets van het merk Piaggio Vespa, voorzien van het kenteken [kenteken 6], en/of
  • een (gestolen) scooter van het merk Puch/Piaggo, type Zip, kleur grijs, niet voorzien van een kentekenplaat, voorzien van het chassisnummer[chassisnummer], en/of
  • een (gestolen) scooter van het merk Aprilia, type Racing SR, zonder kentekenplaat, waarvan het chassisnummer is weggeslepen, en/of
  • een voorhamer, en/of
  • een vuurwapen van categorie III, voorzien van patroonhouder met drie volmantel patronen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of
  • een roodkleurige schoudertas van het merk Eastpack, en/of
  • een slotentrekker, en/of - een of meerdere donkere en/of zwarte jassen met capuchon, en/of
  • twee paar donkere handschoenen, en/of
  • een of meerdere baseballpet(ten) van het merk Nike, bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2:
hij op of omstreeks 23 november 2010 te Delft en/of te Hoofddorp en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) en/of munitie van categorie III, te weten een vuurwapen (merk Heckler & Koch, type USP Compact) en/of een patroonhouder met drie volmantel patronen (merk Luger, type GFL 9 mm), in elk geval een of meer patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
3:
A.
hij op of omstreeks 7 november 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets van het merk Piaggio Vespa, voorzien van het kenteken [kenteken 6], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of aan anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
en/of
B.
hij op of omstreeks 8 november 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter van het merk Puch/Piaggo, type Zip (kleur grijs, zonder kentekenplaat, voorzien van het chassisnummer[chassisnummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die weg te nemen scooter onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het contactslot en/of het stuurslot en/of het remschijfslot van voornoemde scooter te verbreken, in elk geval door middel van braak en/of verbreking
en/of
C.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2010 tot en met 22 november 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter van het merk Aprilia, type Racing SR (voorzien van het kenteken [kenteken 7]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever 6], in elk geval een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die weg te nemen scooter onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het kettingslot van voornoemde scooter te verbreken, in elk geval door middel van braak en/of verbreking
en/of
hij in of omstreeks de periode van 7 november 2010 tot en met 23 november te Amsterdam en/of Delft, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere bromfiets(en) en/of scooter(s), te weten (onder meer):
  • een bromfiets van het merk Piaggio Vespa (voorzien van het kenteken [kenteken 6]), en/of
  • een scooter van het merk Puch/Piaggo, type Zip, kleur grijs, zonder kentekenplaat, voorzien van het chassisnummer[chassisnummer], en/of
  • een scooter van het merk Aprilia, type Racing SR, waarvan het chassisnummer is weggeslepen, niet voorzien van een kentekenplaat, heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van genoemde bromfiets(en) en/of scooter(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
4:
hij op of omstreeks 23-11-2010, te Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 5.050 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Zaak C:
hij op of omstreeks 5 augustus 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, te weten de Rooseveltlaan, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (onder meer) een handtas van het merk Chanel (met daarin onder andere een geldbedrag van (ongeveer) 718,00 euro en/of een mobiele telefoon van het merk Samsung en/of een zilveren horloge en/of een goudkleurig hangertje), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die[aangever 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader met kracht aan de tas van die [aangever 7] heeft/hebben gerukt en/of getrokken en/of (toen die [aangever 7] haar tas niet los liet en hard begon te krijsen) heeft/hebben gezegd en/of geschreeuwd: "Hou je kop!!", althans woorden met een dergelijke dreigende aard en/of strekking en/of die [aangever 7] meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist(en) in het gezicht, in ieder geval tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of die [aangever 7] bij de pols heeft/hebben vastgepakt en/of aan de pols van die [aangever 7] heeft/hebben gerukt en/of getrokken en/of vervolgens die [aangever 7] (nogmaals) meerdere keren, althans een keer, met gebalde vuist(en) in het gezicht, in ieder geval tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt (ten gevolge waarvan die [aangever 7] op de grond is gevallen) en/of vervolgens (terwijl die [aangever 7] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen het bovenlichaam en/of het onderlichaam van die [aangever 7] heeft/hebben geschopt en/of getrapt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft in hoger beroep betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging, en hieraan – kort samengevat – de twee navolgende argumenten ten grondslag gelegd.
Schending artikel 126h Wetboek van Strafvordering - infiltratie
De werkwijze van de politie met betrekking tot de verkoop en levering van een motorrijtuig, te weten een Volkswagen Caddy aan de verdachte, is door de officier van justitie ten onrechte niet aangemerkt als politiële infiltratie in de zin van artikel 126h van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Kenmerk van die infiltratie, zo blijkt uit de Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden, is immers dat de politie “undercover” optreedt, dat wil zeggen niet voor de buitenwereld als opsporingsambtenaar kenbaar. Uit de Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden blijkt dat het aanbieden van transportmiddelen door de politie een wijze van infiltratie in de zin van artikel 126h Sv is. De infiltrerende ambtenaar zal door deel te nemen of medewerking te verlenen aan een groep personen, betrokken raken bij de criminele groep, waardoor hij in staat is informatie en bewijsmateriaal te vergaren. Die deelneming of medewerking kan bestaan uit het oprichten van dekmantelbedrijven met de bedoeling om door de politie bepaalde faciliteiten aan te bieden, zoals transportmiddelen. Het aanbieden van transportmiddelen wordt derhalve nadrukkelijk als een voorbeeld gezien van infiltratie.
Door de onderhavige verkoop en levering ten onrechte niet aan te merken als infiltratie in de zin van artikel 126h Sv, is door de officier van justitie ten onrechte nagelaten een bevel daartoe af te geven. Ook is, zo blijkt ook uit de door de officier van justitie als getuige ter terechtzitting in hoger beroep van 18 april 2013 afgelegde verklaring, niet voldaan aan een aantal van de in de Aanwijzing opsporingsbevoegdheden opgenomen waarborgen. Zo is de hoofdofficier van justitie niet ingelicht, is de zaak niet ter goedkeuring voorgelegd aan de Centrale Toetsingscommissie en is er geen instemming met het bevel van het College van Procureurs-generaal. Eveneens bestaat door het ontbreken van het bevel geen rechtvaardigingsgrond voor het plegen van strafbare feiten door de politie en/of de officier van justitie, zoals medeplichtigheid aan – kort gezegd – de voorbereiding van een overval, witwassen en mogelijk het aannemen van een valse identiteit en/of het gebruik van valse kentekenplaten.
Vaststaat hiermee dat aan de eisen van strafvordering, en aan de bescherming die de Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden (BOB) moet bieden tegen onzorgvuldig en onrechtmatig handelen volstrekt is voorbijgegaan.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd, dat ingeval het hof van oordeel is dat de handelingen van de politie niet dienen te worden aangemerkt als (politiële) infiltratie maar als pseudo-dienstverlening in de zin van artikel 126i Sv, de hierboven weergegeven aangevoerde argumenten eveneens van toepassing zijn en verzocht deze ter zake als herhaald en ingelast te beschouwen.
Schending van artikel 152 Sv - verbaliseringsplicht
Het openbaar ministerie heeft ten onrechte welbewust getracht dit handelen geheel buiten het strafdossier te houden. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Verhagen van 8 april 2013 blijkt dat het gegeven van de verkoop van de Volkswagen Caddy door de politie aan de verdachte “in overleg met de officier van justitie” niet kenbaar is gemaakt aan de verdachten en dat daarvan in beginsel geen proces-verbaal is opgemaakt. De officier van justitie heeft dit bij gelegenheid van het evenbedoelde getuigenverhoor ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd. Uitsluitend uit een proces-verbaal dat is opgesteld met het oog op de verlenging van een internettap volgt, dat de politie een auto aan de verdachte wilde verkopen. Het is bijna toeval dat de verdediging dat stuk heeft gelezen, want wie leest alle BOB-stukken?
Het openbaar ministerie en de politie hebben daardoor in strijd met de in artikel 152 Sv neergelegde verbaliseringsplicht gehandeld. Deze verplichting strekt er immers toe dat wordt geverbaliseerd wat van belang is. Een van de doelen van de verbaliseringsplicht is dat toezicht op de rechtmatigheid van het politieoptreden kan worden uitgeoefend. Juist bij BOB-trajecten is transparantie daartoe van groot belang. Die openheid is niet betracht.
Aldus is sprake van twee onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv.
Deze vormverzuimen zijn ernstig, want welbewust begaan. De verdachte is daardoor in belangen geschaad. Dit betreft zijn privacy als beschermd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM), doordat hij is afgeluisterd, geobserveerd en ‘gepeilbakend’. Bovendien is sprake van schending van de artikelen 6 en 13 EVRM, doordat de overheid welbewust strafbare feiten heeft gepleegd in het onderzoek naar de verdachte, waarbij is getracht dat buiten het zicht van de rechters en de verdediging te houden. Aldus is het recht op een ‘effective remedy’ geschonden. Het recht om zich over te toepassing van een heimelijke opsporingsbevoegdheid te beklagen kan immers alleen worden geëffectueerd, wanneer de betrokkene daarvan op de hoogte is.
Aan deze vormverzuimen dient primair de consequentie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te worden verbonden. Indien het hof van oordeel zou zijn dat geen sprake is geweest van belangenschending, dan brengt het fundamentele karakter van dit vormverzuim met zich mee dat ook om die reden van niet-ontvankelijkheid sprake moet zijn, gelet op het belang dat de gemeenschap heeft bij de inachtneming van het wettelijk systeem bij de berechting van strafzaken (het ‘Karman-criterium’), aldus de raadsman.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft betoogd dat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen. Hiertoe heeft de advocaat-generaal, kort samengevat, het navolgende betoogd. Ten eerste kan de feitelijke gang van zaken rond de verkoop van de Volkswagen Caddy door de politie niet worden aangemerkt als infiltratie in de zin van artikel 126h Sv, aangezien de leden van het team Werken Onder Dekmantel (WOD) niet hebben deelgenomen aan een groep personen of een georganiseerd verband, waarbinnen misdrijven worden beraamd of gepleegd en bovendien het structurele karakter van de activiteit ontbreekt.
De verkoop kan evenmin worden aangemerkt als pseudokoop in de zin van artikel 126i Sv, aangezien geen sprake is van het afnemen van een goed van de verdachte, maar juist van het tegenovergestelde, te weten de verkoop aan de verdachte.
Die verkoop kan, aldus de advocaat-generaal, wel worden aangemerkt als een pseudo-verkoop van een op zichzelf legaal goed; derhalve gaat het om een opsporingsactiviteit die niet expliciet in de wet wordt genoemd. Deze actitiviteit, die heeft bestaan in de verkoop van een auto valt, aldus de advocaat-generaal, met verwijzing naar HR 20 december 2011 (LJN: BP0070, NJ 2012), onder de algemene taakstelling van de politie als bedoeld in artikel 2 Politiewet 1993.
Nu verbalisant S. Barut in het door de raadsman aangehaalde proces-verbaal van 13 oktober 2010, opgesteld met het oog op de onderbouwing van de vordering tot verlenging van het bevel ex artikel 126m Sv, melding heeft gemaakt van de verkoop van een geprepareerde auto aan de verdachte en de rechter-commissaris derhalve van dit proces-verbaal tijdens de beslissing op de vordering tot machtiging tot verlenging van het bevel opnemen van vertrouwelijke communicatie ex artikel 126m Sv kennis van droeg, is sprake van in voldoende mate betrachte transparantie. Dat de werkwijze rondom de verkoop van de auto niet met meer precisie kenbaar is gemaakt is, gelet op het opsporingsbelang, gerechtvaardigd. Bovendien zijn, na een daartoe strekkende opdracht van het hof, alsnog processen-verbaal overgelegd, zodat ook is voldaan aan het vereiste van interne verslaglegging van de uitvoering van die activiteit, met het oog op een latere verantwoording daarvan. De door de leden van het WOD-team opgestelde processen-verbaal hadden niet eerder aan het dossier toegevoegd hoeven te worden, aangezien met het opstellen daarvan is voldaan aan de uit de Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden voortvloeiende verplichting tot interne verslaglegging, aldus de advocaat-generaal.
Het oordeel van het hof
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Feitelijke gang van zaken
Het hof stelt met betrekking tot de feitelijke gang van zaken rond de verkoop van de Volkswagen Caddy, voorzien van het kenteken [kenteken 5], de schriftelijke vastlegging daarvan en de voeging van de betreffende informatie in het procesdossier de volgende gang van zaken vast.
Ten aanzien van (onder meer) de verdachte is begin juni 2010 een opsporingsonderzoek gestart dat bekend is geworden onder de noemer “Trajanus”, waarbij (onder meer) de volgende (bijzondere) opsporingsbevoegdheden zijn toegepast:
  • op
  • op
  • op
  • op
  • vanaf
  • op
  • de eerste aanvulling op het ‘vervolg start proces-verbaal’ van 1 november 2010 van verbalisant
J. Brüggeman, vermeldt dat uit een internettap en afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken is gebleken dat de verdachte kennelijk interesse had in de aankoop van een Volkswagen Caddy (pagina 1 en 2). Voorts vermeldt het proces-verbaal dat vanaf 23 oktober 2010 het opnemen van vertrouwelijke communicatie in een Volkswagen Caddy met het kenteken [kenteken 5] is ingezet;
  • voormelde informatie, die onderdeel uitmaakt van de zogenoemde ‘BOB-stukken’, is voorafgaand aan de terechtzitting in eerste aanleg aan het procesdossier toegevoegd;
  • de raadsman heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 4 november 2011 betoogd dat ten aanzien van de verkoop van de Volkswagen Caddy door de politie aan de verdachte sprake is geweest van pseudo-koop dan wel pseudo-dienstverlening. Tot toevoeging van schriftelijke bescheiden aan het procesdossier heeft dat een en ander toen niet geleid;
  • in hoger beroep heeft het hof ter terechtzitting van 12 december 2012 bepaald dat de advocaat-generaal een door haar op te (doen) stellen nader proces-verbaal met betrekking tot de verkoop van de Volkswagen Caddy met voornoemd kenteken door tussenkomst van de griffier aan het dossier diende toe te voegen, onder afschriftverstrekking daarvan aan de raadsman;
  • de advocaat-generaal heeft aan deze opdracht voldaan door middel van voeging van een proces-verbaal “VW aankoop Caddy” van verbalisant J. Verhagen van 29 november 2012. Daaruit komt met betrekking tot de gang van zaken rond de verkoop van de VW Caddy het volgende naar voren. Uit een internettap en uit de inhoud van afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken bleek dat de verdachte in september 2010 interesse had in de aankoop van een Volkswagen Caddy. Het onderzoeksteam heeft vervolgens aan de officier van justitie het voornemen voorgelegd een Volkswagen Caddy aan de verdachte te verkopen, die zou zijn voorzien van heimelijk geplaatste afluisterapparatuur. De officier van justitie heeft hiervoor toestemming verleend, waarna het onderzoeksteam een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 5] heeft aangekocht en te koop heeft aangeboden door het plaatsen van een advertentie op twee websites. De verdachte heeft vervolgens telefonisch zijn interesse in die auto kenbaar gemaakt en hij is uiteindelijk tot de aankoop daarvan overgegaan. Deze auto is – heimelijk voorzien van volg- en afluisterapparatuur - aan de verdachte geleverd;
  • een aantal dagen voor aanvang van de inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting in hoger beroep op 9 april 2013 heeft de advocaat-generaal voorts een viertal processen-verbaal, opgesteld door de verbalisanten B-1542 en A-3354, beiden verbonden aan de Unit Werken Onder Dekmantel van het KLPD, ter voeging in het dossier overgelegd en een afschrift daarvan aan de raadsman verstrekt. Uit de inhoud van die processen-verbaal blijkt, kort samengevat, het volgende. Op 21 oktober 2010 is een internetadvertentie geplaatst op de website www.speurders.nl, waar een Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken 5] te koop werd aangeboden. Op 22 oktober 2010 is met een telefoonnummer dat werd gebruikt door de verdachte gebeld met het telefoonnummer dat in de advertentie stond vermeld. Vervolgens is verbalisant A-3354 als politieel pseudoverkoper ingezet en hierbij begeleid door verbalisant B-1542. Op 22 oktober 2010 en op 23 oktober 2010 is er diverse malen telefonisch contact geweest tussen verbalisant A-3354 en een persoon die zich voorstelde als “[bijnaam verdachte]” (fonetisch). Uiteindelijk spraken zij af bij een winkelcentrum aan de Leusderweg te Amersfoort, waar op 23 oktober 2010, omstreeks 10.40 uur, een ontmoeting plaatsvond tussen de verbalisant, “[bijnaam verdachte]” en een persoon die zich voorstelde als [naam]. Na enige onderhandeling kwamen “[bijnaam verdachte]” en de verbalisant tot een akkoord voor wat betreft de prijs en na het maken van een proefritje door “[bijnaam verdachte]”, is de verkoop voltooid. “[bijnaam verdachte]” betaalde een bedrag van € 1350 ontving van de verbalisant de kentekenpapieren en is vervolgens naar het postkantoor gegaan om de auto over te schrijven. Hierna overhandigde “[bijnaam verdachte]” het vrijwaringsbewijs en het oude kentekenbewijs deel II aan de verbalisant. Om 11.20 uur is de verbalisant vertrokken;
  • op
  • ter terechtzitting van het hof van
  • de verdachte heeft omtrent de feitelijke gang van zaken rondom de aan hem verkochte Volkswagen Caddy in het geheel geen verklaring afgelegd.
Infiltratie – pseudo-koop/dienstverlening
Het hof leidt uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden af, dat in de maand september van 2010 de verdachte doende was om een auto van een type zoals een Volkswagen Caddy aan te schaffen. Vervolgens heeft het onderzoeksteam het plan opgevat om daarop in te spelen door te trachten
- heimelijk van politiezijde - een dergelijke auto aan de verdachte te verkopen. Deze auto zou onder meer heimelijk worden voorzien van volg- en afluisterapparatuur. Op 15 oktober 2010 heeft de officier van justitie een vordering tot machtiging bevel opnemen vertrouwelijke communicatie ex artikel 126l Sv onder betreding van een besloten plaats, te weten een door de verdachte aan te schaffen auto, gedaan. De rechter-commissaris heeft op 18 oktober 2010 een machtiging hiertoe verleend, zodat vast kan worden gesteld dat de toepassing van de bijzondere opsporingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 126l Sv in overeenstemming met de wettelijke voorschriften is geschied en dat hiervan in voldoende mate verantwoording is afgelegd in het dossier. Voorts kan worden vastgesteld dat het onderzoeksteam in de omstandigheid dat de verdachte zelf doende was een bepaald type auto aan te schaffen een mogelijkheid heeft gezien om met het oog op de uitoefening van de bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie een daartoe geprepareerde auto aan de verdachte te verkopen en te leveren, welke mogelijkheid zich ook heeft gerealiseerd. Bij het aanbieden, de verkoop en levering van de auto is gebruik is gemaakt van de inzet van opsporingsambtenaren, verbonden aan de Unit Werken onder Dekmantel van de KLPD. Deze ambtenaren zijn hierbij in die zin heimelijk te werk gegaan, dat zij hun ware identiteit – namelijk die van opsporingsambtenaar – voor de verdachte verborgen hebben gehouden.
Het hof is, anders dan de raadsman, van oordeel dat in het voorliggende geval geen sprake is van infiltratie in de zin van artikel 126h Sv. Kenmerkend voor infiltratie, die zowel van binnenuit de criminele organisatie als van buitenaf via ‘frontstores’ kan plaatsvinden, is immers (onder meer) dat sprake is van een zekere duurzaamheid en een min of meer bestendige relatie.
Daarvan is in het onderhavige geval, gelet op achtereenvolgens de aard van de handelingen, de duur van de relatie met de verdachte, het niet-gestructureerde karakter daarvan en hetgeen ten aanzien van de intensiteit daarvan is gebleken geen sprake geweest. Het is immers slechts gegaan om een eenmalige verkoop van een transportmiddel, te weten een auto. Het feit dat een transportmiddel beschikbaar wordt gesteld is, anders dan de raadsman heeft gesteld, onvoldoende om te kunnen spreken van infiltratie in de zin van artikel 126h Sv.
Evenmin kan de verkoop van de Volkswagen Caddy door de politie aan de verdachte worden aangemerkt als pseudo-koop of pseudo-dienstverlening in de zin van artikel 126i Sv, aangezien de verkoop en levering van een auto aan de verdachte, gelet op de aard en inhoud van deze gedragingen, namelijk het aanbieden en overdragen aan de verdachte van een stoffelijk goed, niet als zodanig –een koop of verleende dienst- dient te worden aangemerkt.
In de onderhavige zaak is sprake geweest van pseudo-verkoop, waarbij opsporingsambtenaren zonder hun identiteit en hoedanigheid kenbaar te maken een auto aan de verdachte hebben verkocht en geleverd. Voor de uitoefening van een dergelijke bevoegdheid door opsporingsambtenaren bestaat geen specifieke wettelijke grondslag.
De beantwoording van de vraag of de verbalisanten ondanks het ontbreken van een specifieke wettelijke bevoegdheid daartoe deze opsporingsbevoegdheid mochten inzetten, dient te worden beantwoord aan de hand van het navolgende toetsingskader.
De uitoefening van de bevoegdheid mag geen disproportionele inbreuk maken op de grondrechten van burgers en de levering van de goederen dient niet zeer risicovol te zijn voor de integriteit en de beheersbaarheid van de opsporing. Voorts mag de verdachte door het door de raadsman gewraakte optreden niet worden gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds was gericht.
Het hof is van oordeel dat door de enkele verkooptransactie slechts een beperkte inbreuk is gemaakt op de privacy van de verdachte. Het contact met hem was immers beperkt zowel in duur (twee dagen) als in intensiteit (een aantal telefonische contacten, waarbij het hof er vanuit gaat dat die dienden om tot een afspraak te komen, alsmede één persoonlijk contact dat 50 minuten heeft geduurd en dat louter diende om de verkoop af te ronden en derhalve zakelijk van aard was). Bovendien is een auto een legaal goed. Tevens was sprake van een verdenking van een of meer strafbare feiten als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv, hetgeen het hof van belang acht gelet op de overeenkomstige aspecten tussen deze pseudo-verkoop en de pseudokoop/-dienstverlening als bedoeld in artikel 126i Sv. Daarnaast betrekt het hof in zijn afwegingen dat het de verdachte zelf is geweest die heeft gereageerd op een door de politie geplaatste advertentie op een website en dat hij het derhalve is geweest, die het initiatief tot het contact heeft genomen. Niet is gebleken of aannemelijk geworden dat de verdachte door de politie is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds was gericht. De omstandigheid dat de politie mogelijk de auto te koop heeft aangeboden voor een prijs die lager ligt dan de gebruikelijke marktprijs, maakt dit niet anders. Zo de politie al een strafbaar feit zou hebben gepleegd, dan acht het hof dat gerechtvaardigd, nu dat in het kader van de rechtmatige uitoefening van een opsporingsbevoegdheid heeft plaatsgevonden.
Verbaliseringsplicht en de verplichting tot voeging van relevante informatie in het procesdossier
Met betrekking tot de verbaliseringsplicht dient het volgende te worden vooropgesteld.
Artikel 152 Sv schrijft voor dat de in die bepaling genoemde opsporingsambtenaren ten spoedigste proces-verbaal opmaken van het door hen opgespoorde strafbare feit of van hetgeen door hen tot opsporing, zoals thans gedefinieerd in art. 132a Sv, is verricht of bevonden. Deze bepaling heeft mede ten doel de mogelijkheid van rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van de uitoefening van opsporingsbevoegdheden te verzekeren. Daarnaast dient deze gebodsbepaling ertoe controle van de toepassing daarvan door de officier van justitie en de verdediging mogelijk te maken.
Van de uitoefening van een dergelijke bevoegdheid is sprake wanneer, in het kader van de opsporing van een strafbaar feit, enige inbreuk op rechtens erkende belangen van de verdachte, hoe gering ook, wordt gemaakt. Indien opsporingsambtenaren van mening zijn dat hetgeen door hen is verricht of ondervonden redelijkerwijs niet van belang kan zijn voor enige door de rechter te nemen beslissing, moet toch worden voorzien in zodanige verslaglegging dat doeltreffend kan worden gereageerd op een verzoek van de rechter in het eindonderzoek tot een nadere onderbouwing hiervan.
In de onderhavige zaak is, anders dan in een aanvraag proces-verbaal van 15 oktober 2010 ter zake een bevel afluisteren telecommunicatie ex artikel 126m Sv, in de stukken van het dossier niets gerelateerd over de verkoop van de Volkwagen Caddy door de politie aan de verdachte.
Zoals het hof reeds hierboven heeft vastgesteld, moet de verkoop van de geprepareerde auto worden aangemerkt als het benutten van een door de verdachte zelf geïnitieerde mogelijkheid om de bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie feitelijk uit te oefenen. De verkoop van de auto dient derhalve te worden aangemerkt als een handeling in het kader van de opsporing als bedoeld in artikel 132a Sv, waarvan een proces-verbaal moet worden opgemaakt. Dit proces-verbaal dient vervolgens voorafgaand aan de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting in het procesdossier te worden gevoegd althans dient het gegeven dat het betreffende opsporingsmiddel is gehanteerd te worden gerelateerd in een proces-verbaal van relaas, nu bij gebreke daarvan de hiervoor bedoelde rechterlijke controle onmogelijk is, althans onvoldoende is verzekerd. Het onderzoeksteam in de zaak Trajanus heeft dit – in overleg met de officier van justitie – echter nagelaten.
Het hof is van oordeel dat de enkele vermelding van deze pseudo-verkoop in het aanvraagproces-verbaal van 13 oktober 2010 ten behoeve van het bevel ex artikel 126m Sv – één van de vele BOB-stukken in het dossier- op zichzelf beschouwd onvoldoende is om tot het oordeel te komen dat in het onderhavige geval aan de verbaliseringsverplichting toereikend is voldaan, temeer nu uit de overige BOB-stukken veeleer opgemaakt kon worden dat de afluister- en plaatsbepalingsapparatuur was aangebracht in een auto waarvan de verdachte reeds eigenaar/gebruiker was.
Aldus constateert het hof dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, met dien verstande dat dit verzuim naar het oordeel van het hof nadien is hersteld. Na een daartoe strekkende opdracht van het hof zijn alsnog – mede dankzij het feit dat de betrokken opsporingsambtenaren van het KLPD hun optreden wel hadden vastgelegd - processen-verbaal aan het dossier toegevoegd en voorts heeft de officier van justitie ter terechtzitting in hoger beroep van 18 april 2013 als getuige ter zake een verklaring afgelegd, bij gelegenheid waarvan zij aan de pseudo-verkoop nadere uitleg heeft gegeven. Hierdoor zijn thans voldoende gegevens voorhanden om de gang van zaken bij de verkoop van de Volkswagen Caddy aan de verdachte op de rechtmatigheid daarvan te kunnen controleren. De vereiste rechterlijke toetsing is dan ook (uiteindelijk) mogelijk geweest. Dit dient naar het oordeel van het hof te leiden tot de slotsom dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De enkele omstandigheid dat verstrekking van de bewuste processen-verbaal met betrekking tot de verkoop van de Volkswagen Caddy op een (zeer) laat moment in het strafproces tegen de verdachte heeft plaatsgevonden doet hieraan niet af. Ook hetgeen de raadsman nog overigens heeft aangevoerd, leidt het hof niet tot een ander oordeel. Het verweer tot niet-ontvankelijkheid wordt daarom verworpen.
De raadsman heeft subsidiair betoogd dat deze vormverzuimen dienen te leiden tot bewijsuitsluiting, en meer subsidiair tot strafvermindering. Nu het hof in voorgaande overwegingen heeft vastgesteld dat van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv zoals door de raadsman is betoogd geen sprake is, worden deze verweren reeds op deze plaats op grond daarvan verworpen en kan een bespreking daarvan in het kader van de bewijsvoering dan wel de strafoplegging achterwege blijven.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof ten aanzien van zaak A, feit 2 (“ zaaksdossier Soest”) en feit 3 (“Italiaanse methode”) komt tot andere (bewijs)beslissingen.

Vrijspraak

Zaak A, feit 3 (“De Italiaanse methode”)
Het standpunt van het openbaar ministerie
Ten aanzien van zaak A, feit 3 (“Italiaanse methode”) heeft de advocaat-generaal gerekwireerd dat enkel diefstal met braak en inklimming en niet ook diefstal met geweld of bedreiging met geweld voor bewezenverklaring in aanmerking komt. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de raadsman met betrekking tot de betrouwbaarheid van de op basis van stemherkenning aan de verdachte toegeschreven onderzoeksbevindingen gevoerde verweer, zoals hierna weer te geven, dient te worden verworpen. Gedurende de behandeling van de zaak in hoger beroep zijn aanvullende processen-verbaal met betrekking tot de totstandkoming van de herkenning van de stem van de verdachte aan het dossier toegevoegd, waaruit telkens genoegzaam volgt waarom de desbetreffende verbalisant in staat was de stem van de verdachte te herkennen, aldus de advocaat-generaal.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van de in zaak A, onder feit 3 cumulatief ten laste gelegde feiten, vrijspraak bepleit.
Het oordeel van het hof
Het door het openbaar ministerie ten aanzien van dit zaaksdossier gepresenteerde bewijsmateriaal bestaat, naast processen-verbaal van aangifte, voornamelijk uit de inhoud van een proces-verbaal van bevindingen OVC en auto-inbraken van 10 februari 2011 van de verbalisant Van der Pijl. In dit proces-verbaal is een aantal passages van een OVC-gesprek in de Volkswagen Caddy van de verdachte, gevoerd op 9 november 2009, weergegeven. Genoemde verbalisant heeft gerelateerd dat hij de stem heeft herkend van onderscheidenlijk de verdachte en van de medeverdachte [medeverdachte 2]. De raadsman heeft betoogd dat het resultaat van deze stemherkenning onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
De verbalisant Van der Pijl heeft in een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2013,
- in antwoord op de vraag waaraan hij de stem van de verdachte heeft herkend- gerelateerd dat gedurende het onderzoek vele gesprekken van de verdachten zijn afgeluisterd en dat hij de stemmen van de verschillende verdachten al snel van elkaar kon onderscheiden en ook de stem van de verdachte kon herkennen.
Het hof stelt voorop dat niet uit de wet, noch uit de jurisprudentie valt af te leiden dat (resultaten van) stemherkenning door verbalisanten in algemene zin op grond van de onbetrouwbaarheid daarvan niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Dit neemt niet weg dat bij de waardering van de bewijskracht van deze stemherkenningen behoedzaamheid op zijn plaats is. Naar het oordeel van het hof bestaat rond de totstandkoming van de stemherkenning door verbalisant Van der Pijl twijfel ten aanzien van de juistheid van de herkenning. Zo heeft de verbalisant niet gerelateerd waaraan hij de stem van de verdachte heeft herkend en weet hij zich niet te herinneren of hij de verdachte zelf eerder heeft gesproken, bijvoorbeeld bij gelegenheid van een verhoor. Voorts is niet gebleken dat hij meer dan dit ene gesprek van 9 november 2010 heeft beluisterd. Daarnaast is echter het volgende van belang.
Op grond van een op 9 november 2009 gehouden observatie is vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten als de bestuurder van de Volkswagen Caddy (09.10, 09.30 en 13.47 uur) gebruik heeft gemaakt en voorts, dat de medeverdachte [medeverdachte 2] zich als passagier in de auto bevond (09.12, 12.49 en 13.47 uur). Hieruit kan redelijkerwijs worden afgeleid dat de verdachte een van de sprekers in het bewuste OVC-gesprek was en dat [medeverdachte 2] zijn gesprekspartner was. Zoals de raadsman in zijn pleidooi heeft aangevoerd, is door een van de andere verbalisanten, die meer OVC-gesprekken heeft beluisterd, gerelateerd dat vaak niet was vast te stellen wat door welke inzittende van die auto gezegd werd. Dit betekent dat de toerekening van de relevante passages aan de verdachte ook om die reden met behoedzaamheid dient te worden beoordeeld, temeer nu, gelet op hetgeen uit het dossier Trajanus overigens naar voren komt, niet ondenkbaar is dat de feiten waarover in het betreffende OVC-gesprek wordt verteld, door [medeverdachte 2] zouden zijn gepleegd. Het hof heeft daarom onderzocht of de toerekening van het gesprek aan de verdachte steun vindt in andere feiten en omstandigheden, zoals bijvoorbeeld het feit dat de als de verdachte aangemerkte spreker tevens de bestuurder van de Volkswagen Caddy was. Uit observaties is immers gebleken dat de verdachte de Volkswagen Caddy placht te besturen als hij met [medeverdachte 2] op pad was, zoals hij dat ook op de betreffende dag deed. Uit de in het proces-verbaal van 10 februari 2010 van verbalisant Van der Pijl weergegeven passages van een OVC-gesprek kan echter niet worden opgemaakt, wie van de sprekers de bestuurder van de Volkswagen Caddy en wie de passagier was. Ook overigens in het dossier kan geen bevestiging worden gevonden voor de juistheid van de door verbalisant Van der Pijl verrichte stemherkenning, zodat deze niet kan bijdragen aan het bewijs dat de verdachte hetgeen hem in zaak A, als feit 3 is ten laste gelegd heeft begaan. Nu overig bewijs dat [verdachte] de tenlastegelegde feiten, aangeduid onder de noemer ‘Italiaanse methode’, heeft gepleegd ontbreekt, dient dit er naar het oordeel van het hof toe te leiden dat de verdachte moet worden vrijgesproken.

Het bewijs

Het standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het in zaak A als feit 1, primair (“zaaksdossier Vianen”) en feit 2 (“zaaksdossier Soest”) en feit 4 tenlastegelegde. Hetgeen is ten laste gelegd in zaak B, als feit 1, 2 en 3 komt eveneens voor bewezenverklaring in aanmerking, behoudens het in feit 3, onder C ten laste gelegde medeplegen van diefstal van een scooter van het merk Aprilia, type Racing SR.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verweren van de raadsman met betrekking tot de stemherkenning dienen te worden verworpen. Gedurende de behandeling van de zaak in hoger beroep zijn aanvullende processen-verbaal met betrekking tot de totstandkoming van de herkenning van de stem van de verdachte aan het dossier toegevoegd, waaruit telkens genoegzaam volgt waarom de desbetreffende verbalisant in staat was de stem van de verdachte te herkennen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft een aantal verweren gevoerd die, kort samengevat, telkens de strekking hebben dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd. Meer in het bijzonder heeft de raadsman hieromtrent het volgende aangevoerd.
Stemherkenning
De raadsman heeft ten aanzien van het onder in zaak A, onder 1 (“zaaksdossier Vianen”) tenlastegelegde betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman, kort samengevat, het navolgende aangevoerd.
Het door het openbaar ministerie gepresenteerde bewijsmateriaal ten aanzien van deze feiten bestaat voornamelijk uit zogenoemde OVC-gesprekken, die met behulp van stemherkenning aan de verdachte worden toegeschreven. Uit de jurisprudentie volgt dat zeer behoedzaam moet worden omgegaan met stemherkenning als bewijsmiddel. De verbalisanten die de stemherkenningen hebben verricht zijn niet deskundig op het gebied van het herkennen van stemmen. De stemherkenningen zijn onvoldoende betrouwbaar. Verbalisanten hebben niet gerelateerd op welke wijze de herkenning tot stand is gekomen. Bovendien hebben verbalisanten telkens in strijd met de op hen rustende verbaliseringsplicht voortvloeiend uit artikel 152 Sv, nagelaten te relateren op basis waarvan zij de stem van de verdachte meenden te herkennen en hebben hiervan evenmin aantekeningen gemaakt, zodat niet kan worden gecontroleerd wat hun bevindingen zijn geweest.
De raadsman heeft in verband met de stemherkenning in zowel het zaaksdossier “Italiaanse methode” als in het zaaksdossier “Vianen” ook gewezen op de inhoud van een proces-verbaal van verbalisant J.J. Kerbus, die ook een aantal OVC-gesprekken heeft beluisterd en heeft gerelateerd dat vaak niet kan worden vastgesteld welke inzittende wat heeft gezegd, en bovendien dat de gesprekken kennelijk deels in het Arabisch zijn gevoerd.
Zaak A, feit 1: “zaaksdossier Vianen”
Daarnaast heeft de raadsman er met betrekking tot het zaaksdossier “Vianen” nog op gewezen dat de verdachte blijkens gegevens van [werkgever], zijn werkgever, op het moment van de overval werkzaamheden uitvoerde als krantenbezorger, en derhalve niet een van de in de tenlastelegging genoemde overvallers kan zijn.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat uit de stukken in het dossier volgt dat twee personen betrokken zijn bij de overval op de supermarkt in Vianen, terwijl het openbaar ministerie voor deze overval drie personen heeft vervolgd, te weten de verdachte en medeverdachten
Ten aanzien van de verschillende DNA-rapporten die zijn opgesteld naar aanleiding van onderzoek naar op een schoudertas aangetroffen DNA-sporen, heeft de raadsman betoogd dat deze rapporten onvoldoende bewijswaarde hebben.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat slechts sprake kan zijn van één voltooid delict, aangezien de overvallers sealbags met losgeld hebben meegenomen. Dat het bestaande idee om de kluis leeg te halen niet is gelukt, maakt niet dat daarnaast ook nog sprake is van een pogingsvariant, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Zaak A, feit 3 “zaaksdossier Soest”
De raadsman heeft ook ten aanzien van dit zaaksdossier betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegde, en hiertoe het navolgende aangevoerd.
De voorbereidingshandelingen in deze zaak zouden hebben bestaan uit het voorhanden hebben van een bestelauto van het merk Citroën, een personenauto van het merk Toyota, een Vespa Piaggio, handschoenen en donkere kleding.
Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat de verdachten een specifiek doel – te weten een concreet te overvallen object – voor ogen hadden. Bovendien is er nadat de verdachten in Soest zijn gesignaleerd en aldaar een scooter hebben geplaatst, enige tijd verlopen, zonder dat er ook maar enige handelingen door de verdachte(n) zijn verricht. Nu het doel ontbreekt en bovendien tijd is verstreken, is er wel sprake van handelen, maar niet in de zin van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat uit de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden afgeleid dat de in te tenlastelegging genoemde vervoersmiddelen en voorwerpen bestemd waren tot het plegen van het misdrijf dat wordt voorbereid, zodat de verdachte ook om die reden dient te worden vrijgesproken.
Zaak B (“zaaksdossier Delft”)
Ten aanzien van het zaaksdossier “Delft” heeft de raadsman betoogd dat het voorhanden hebben van vervoermiddelen niet kan worden aangemerkt als strafbare voorbereidingshandelingen, aangezien niet bewezen kan worden dat deze voor het voorbereide misdrijf zijn bestemd. Ten aanzien van de overige voorwerpen, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Het oordeel van het hof

Zaak A, feit 1 (“zaaksdossier Vianen”)
Het hof stelt, gelet op de stukken in het dossier en hetgeen is verhandeld ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Op 1 juni 2010 is een vestiging van het supermarktbedrijf Aldi, gelegen aan de Vijfheerenlanden te Vianen door twee personen overvallen, waarbij twee zakken met munten met een totale waarde van
€ 1350,00 zijn weggenomen (dossierpagina’s 40001-40006). Een van de overvallers heeft met een hamer een ruit van het kantoor van die supermarkt ingeslagen en is het kantoor binnengedrongen. Vervolgens heeft de tweede overvaller de geldloper, genaamd [slachtoffer 1], met een vuurwapen bedreigd en hem gezegd dat hij moest meekomen naar het kantoor. In een latere verklaring heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij, nadat hij het kantoor was uitgerend en door de tweede overvaller met een vuurwapen werd bedreigd, woorden heeft gebezigd met de strekking “sorry, ik zal meewerken” (dossierpagina 40017). In het kantoor aangekomen is die [slachtoffer 1] nogmaals met een vuurwapen bedreigd en schreeuwde een van de overvallers dat hij de kluis moest openmaken. Omdat [slachtoffer 1] geen sleutel van de kluis had, lukte het hem niet deze open te maken. Vervolgens pakten de overvallers twee zakken met muntgeld die op tafel in het kantoor lagen en zijn ze vertrokken (dossierpagina’s 40011-40014).
Buiten de Aldi zijn beide overvallers op een gereedstaande scooter gesprongen en weggereden. Deze scooter is ter hoogte van een aantal flatgebouwen in de bosjes gegooid, waarna de overvallers zijn overgestapt in een personenauto van het merk Opel, type Corsa, en weggereden (dossierpagina 50057).
De politie trof op de kruising van de Vijfheerenlanden en de Willem van Duvenvoordestraat naast het trottoir in de bosschages op de rechterzijde een scooter aan, die niet was voorzien van een contactslot en kentekenplaat (pagina 60007 en 70025). Uit onderzoek is gebleken dat dit een scooter van het merk Piaggio, type Typhoon betrof (pagina 70035). Aan de uiteinden van beide handvatten van het stuur van de scooter bevond zich een kunststof dop met een afbeelding van een schedel, dat zo stelt het hof vast op grond van een foto in het dossier, zilverkleurig was en waarvan de ogen rood ingekleurd waren (dossierpagina 70042).
De getuige [getuitge 1] heeft ten overstaan van de politie op 8 juni 2010 een verklaring afgelegd, inhoudende dat zij op de ochtend van de dag van de overval, 1 juni 2010, in de buurt van de Aldi een zwarte scooter heeft zien staan, die aan het uiteinde van het rechterhandvat een zilverkleurige doodskop had met een heel klein beetje rode kleur. Zij heeft bij die scooter een jongen gezien, die een ketting door het achterwiel van de scooter haalde (dossierpagina 50046). Bij een latere fotoconfrontatie op 13 augustus 2010 heeft de getuige de foto van de medeverdachte [medeverdachte 1] aangewezen en verklaard bij die foto ‘een gevoel van herkenning’ te hebben, welke bewoordingen naar het oordeel van het hof niet anders geduid kunnen worden dan dat de getuige vond dat deze persoon leek op de persoon die zij op de ochtend van de overval bij de zojuist genoemde scooter heeft gezien (dossierpagina 60043).
Het hof gaat er voorts van uit dat de getuige ook de scooter heeft gezien, die bij de overval is gebruikt. Het hof acht deze conclusie gerechtvaardigd, nu de getuige een gedetailleerde beschrijving heeft gegeven van de aan het uiteinde van (een van) de handvatten van de scooter aanwezige afbeelding van een doodshoofd, welke overeenkomt met de bevindingen van de verbalisanten omtrent de scooter die na de overval is aangetroffen en – naar ook niet is bestreden – de aanwezigheid van een dergelijke afbeelding op de uiteinden van handvatten van een scooter een zodanig uitzonderlijk kenmerk is dat dit geschikt is om een scooter te individualiseren. Ook de eigenaar van de scooter heeft de aanwezigheid van deze afbeeldingen bij de aangifte van diefstal als bijzonder kenmerk vermeld (dossierpagina 40028).
Een dag voorafgaand aan de overval, op 31 mei 2010, is in de directe omgeving van de Aldi te Vianen een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken 9] aan een controle onderworpen. Dit kenteken was afgegeven op naam van de verdachte. De medeverdachte [medeverdachte 1] was op dat moment bestuurder van de auto. De passagier verklaarde “[verdachte] uit Amsterdam” te zijn. Nu het kenteken van de auto is afgegeven op naam van de verdachte, de voornaam van de verdachte [verdachte] is en hij in Amsterdam woonachtig was, gaat het hof ervan uit dat het de verdachte is geweest die toen en daar met medeverdachte [medeverdachte 1] in de auto was gezeten (dossierpagina 60001).
Na de overval is bij de ingeslagen spiegelruit van het kantoor van de Aldi een voorhamer aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit onderzoek is gebleken dat dit type voorhamer alleen wordt verkocht door de winkelketen Gamma. Nadat een onderzoek was ingesteld bij diverse filialen van de Gamma in Amsterdam en omgeving, bleek dat de medeverdachte [medeverdachte 1] op 18 mei 2010 te 09.13 uur en op maandag 7 juni 2010 te 17.19 uur bij de Gamma te Diemen een voorhamer heeft gekocht van hetzelfde type als in de Aldi te Vianen is aangetroffen (dossierpagina 60019). Hoewel niet is vastgesteld dat de na de overval in Vianen aangetroffen voorhamer ook daadwerkelijk door de medeverdachte [medeverdachte 1] is gekocht, acht het hof de bevindingen van de politie voor zover deze betrekking hebben op een aanschaf van een gelijksoortige hamer door deze medeverdachte nog geen twee weken voor de overval, in samenhang met de overige bewijsmiddelen en bij gebreke van enige redengevende verklaring van de kant van de medeverdachte omtrent zijn handelen, bij te dragen tot het bewijs.
Op 28 oktober 2010 heeft de verdachte in een afgeluisterd en opgenomen gesprek het volgende verteld:
“Je moet eens weten, die van Vianen. Ik ren achter hem aan, een leipe actie wat ik met die man doe. Ik pak hem, breng hem weer terug naar het kantoor. Die gozer, toen ik hem alleen vastpakte, zoveel kracht zat in die handen van me. Toen ik hem pakte zei hij gelijk tegen mij “sorry, alsjeblieft, sorry, sorry(dossierpagina 60133).
De verbalisant Barut heeft de stem van de verdachte en die van de medeverdachte [medeverdachte 2] herkend (dossierpagina’s 60130-60131). Om reden als hiervoor in de overwegingen met betrekking tot Zaak A, feit 3 (de ‘Italiaanse methode’) opgenomen, benadert het hof deze stemherkenning met behoedzaamheid en heeft het onderzocht of deze herkenning steun vindt in ander bewijsmateriaal. Naar het oordeel van het hof is dat het geval, gelet op het volgende. Op het moment dat genoemd gesprek werd gevoerd was geen sprake van een observatie. Uit het gesprek kan echter wel worden opgemaakt dat de spreker die is aangemerkt als “[verdachte]” (en derhalve als de verdachte) de bestuurder van de Volkswagen Caddy was. Hij zegt immers rond 12.17: “weet je waarom, dan gaat ie zeggen, ja hier hebben uhh…2 jongens, hier hebben 2 jongens gestaan, in een blauwe auto, begrijp je? Een blauwe Caddy, daarom moet ik nu wegrijden.” De verbalisant merkt op dat daarna de motor wordt gestart en dat rijgeluiden hoorbaar zijn (dossierpagina 60132). Uit verslagen van observaties blijkt dat de verdachte op achtereenvolgens 1, 2, 16 en 23 november 2010 steeds de bestuurder is geweest van de Volkswagen Caddy en dat de medeverdachte [medeverdachte 2] als passagier naast hem zit. Het hof acht, mede gelet op hetgeen hieronder bij het OVC-gesprek van 2 november 2010 wordt overwogen, de stemherkenning in dit geval voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Het hof is van oordeel dat hetgeen de verdachte hier vertelde zeer specifiek is en in grote lijnen overeenkomt met de inhoud van de hierboven weergegeven verklaringen van de geldloper [slachtoffer 1].
Op 2 november 2010, 11.33 uur, zei [medeverdachte 2] in een afgeluisterd en opgenomen gesprek het volgende:
“Dat Vianen…Ik heb dat…Elke die ik heb gescand, was gewoon op een mooie tijdstip gekomen. Je weet toch? Of half 12…1 uur…half 2…kwart voor twee…Elke die ik tenminste, je weet toch…die ik heb gescand was gewoon gekomen. De verdachte [verdachte] zegt hierna: “
Maar ik ga nu naar links” (dossierpagina 60137). De verbalisant Barut heeft de stem van de verdachte en die van medeverdachte [medeverdachte 2] herkend (dossierpagina 60130-60131, 1e aanvulling). Gedurende een observatie op die dag werd de verdachte om 11.42 uur herkend als de bestuurder van de Volkswagen Caddy. De medeverdachte [medeverdachte 2] werd om 14.08 herkend als de passagier. Het hof acht deze stemherkenningen derhalve betrouwbaar, aangezien de stem die aan de verdachte wordt toegeschreven die van de bestuurder moet zijn (gelet op de bewoordingen “ik ga nu naar links”) en de verdachte op vrijwel hetzelfde moment tijdens een observatie is herkend als de bestuurder van die Volkswagen Caddy (Observatie 06-015).
Op 26 augustus 2010 heeft de gebruiker van een internetaccount dat is aangesloten en geregistreerd op het woonadres van de medeverdachte [medeverdachte 1], middels de internet-zoekmachine “www.google.nl” een opdracht ingevoerd, gericht op informatie met betrekking tot de overval op de Aldi in Vianen. Hierna werd de website “www.rtvutrecht.nl” bezocht, met daarop een nieuwsbericht over de overval op de Aldi in Vianen (dossierpagina’s 60098-60099). Op 22 september 2010, omstreeks 14.59 uur, is de website “www.avro.nl” bezocht en werd gekeken naar het programma “Opsporing verzocht”. Op deze website werd een link “zaken deze week” bekeken, waarin ook een overval op een geldloper bij de Aldi in Vianen was weergegeven. Diezelfde dag, om 14.18 uur, meldde de medeverdachte [medeverdachte 1] in een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek dat hij zijn telefoon ging wegdoen (dossierpagina 60072). Vastgesteld is ook dat de medeverdachte [medeverdachte 1] de gebruiker was van twee e-mailadressen die aan dit internetaccount verbonden waren. Het hof gaat er daarom, nu van het bestaan van redelijke aanknopingspunten voor het tegendeel niet is gebleken, van uit dat [medeverdachte 1] dit account eveneens gebruikte om op het internet te zoeken.
Het hof leidt uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, af dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] dienen te worden aangemerkt als de personen die op 1 juni 2010 in de Aldi te Vianen een overval op een geldloper hebben gepleegd.
Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat de verdachte bij de politie noch bij de behandeling van de zaak in eerste aanleg en in hoger beroep, een voor de redengevendheid van de ten aanzien van de hem sterk belastende bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring heeft gegeven, bijvoorbeeld over zijn aanwezigheid met [medeverdachte 1] nabij de Aldi in Vianen een dag voor de overval. Tevens is in de Aldi na de overval een tas aangetroffen, die daar door een van de overvallers is achtergelaten. Van deze tas is van de schouderband een monster gemaakt en veiliggesteld. Naar het DNA dat in deze bemonstering is aangetroffen, is onderzoek verricht. Uit een rapport van 24 september 2010, opgemaakt door dr. J.H.A. Nagel, blijkt dat uit het DNA een onvolledig DNA-mengprofiel is verkregen dat DNA-kenmerken bevat van minimaal twee personen en dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte (dossierpagina 70063). Het hof ziet in de resultaten van dit DNA-onderzoek een bevestiging van de vaststelling dat de verdachte dient te worden aangemerkt als een van de twee overvallers op de Aldi in Vianen op 1 juni 2010. Weliswaar kan de raadsman worden toegegeven dat het aantreffen van een tas met daarop DNA dat matcht met het DNA van de verdachte niet noodzakelijk betekent dat de verdachte als dader van de overval kan worden aangemerkt of zelfs maar, dat hij zelf in de Aldi-supermarkt in Vianen is geweest, maar het hof beschouwt dit bewijsmiddel in samenhang met de overige bewijsmiddelen die op de strafbare betrokkenheid van de verdachte bij dit feit duiden en acht dit bewijsmiddel in die samenhang mede redengevend.
De raadsman heeft voorts nog betoogd dat de verdachte de overval in Vianen niet kán hebben gepleegd, aangezien hij op het moment van de overval elders aan het werk was en dus niet in Vianen geweest kan zijn. Het hof verwerpt dit verweer, aangezien het hof, evenals de rechtbank, van oordeel is dat niet is komen vast te staan of aannemelijk is geworden dat de verdachte op dag en uur van de overval feitelijk elders heeft gewerkt. Immers, de verdachte was werkzaam als lokale distributeur van kranten en werd door zijn werkgever, [werkgever], uitbetaald op basis van ingevulde registratielijsten van de distributeur. Het hof acht deze registratielijsten, mede gelet op hetgeen het hof hierboven heeft vastgesteld met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de overval in Vianen, van onvoldoende gewicht om daaruit te kunnen afleiden dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte op het moment van die overval voor [werkgever] werkzaamheden verrichte.
Bespreking van een voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft met betrekking tot het zaaksdossier “Vianen” een voorwaardelijk verzoek gedaan
– namelijk indien het hof komt tot een bewezenverklaring van dit feit – het openbaar ministerie te gelasten onderzoek te doen naar de adresgegevens van de getuige [getuige 2]. Het hof wijst dit verzoek af en overweegt hiertoe dat dit verzoek onvoldoende is onderbouwd om de noodzaak tot het oproepen van deze getuige aan te nemen. In het bijzonder is niet gesteld dat de getuige uit eigen waarneming zou kunnen verklaren dat de verdachte in de middag van 1 juni 2010 zelf de werkzaamheden voor [werkgever] zou hebben verricht.
Zaak A, feit 2 (“Soest”)
Op 5 augustus 2010 is bij het onderzoekteam een melding binnengekomen van [autoverhuurbedrijf] Autoverhuur, inhoudende dat de medeverdachte [medeverdachte 1] een bestelauto van het merk Citroën, type Berlingo, met het kenteken [kenteken 1], had gehuurd. Het onderzoeksteam heeft deze bestelauto korte tijd later op de Plantanenweg te Amsterdam aangetroffen en [medeverdachte 1] als bestuurder daarvan herkend (dossierpagina 60022-60023).
Op 5 augustus 2010 is door het observatieteam het volgende waargenomen. Omstreeks 17.49 uur zetten de verdachte [medeverdachte 3] en de medeverdachte [medeverdachte 1] een blauwgroene scooter achter in de Citroën Berlingo. [medeverdachte 3] liep hierna weg. Direct hierna kwam de verdachte [verdachte] aanlopen, die samen met [medeverdachte 1] in de Citroen Berlingo stapte. Vervolgens reden zij naar Soest. Om 18.30 uur werd gezien dat zij parkeerden op een parkeerterrein achter het Postkantoor aldaar, uitstapten en rondliepen in de omgeving. Om 18.44 uur waren zij weer terug in de auto en reden weg. Om 18.46 uur stopte de auto en laadden [medeverdachte 1] en [verdachte] de scooter uit de auto. [medeverdachte 1] liep met de scooter weg, waarbij hij door [verdachte] in de Citroën Berlingo werd gevolgd. Een aantal minuten later stapte [medeverdachte 1] weer in de Citroën, waarna deze wegreed. Observanten zagen vervolgens in de directe omgeving een blauwe scooter geparkeerd staan, waarbij hen opviel dat deze niet was voorzien van een kentekenplaatje en dat door een wiel daarvan weliswaar een ketting met een slot was gelegd, doch dat het slot niet afgesloten was (dossierpagina’s 60025, 60026).
Op 7 augustus 2010 is deze brommer onderzocht. Daarbij is vastgesteld dat het een bromfiets van het merk Vespa betrof en voorts dat het contactslot ontbrak, de scooter niet was voorzien van een kentekennummer en dat het framenummer grotendeels was verwijderd (dossierpagina 40001).
Vervolgens wordt op 5 augustus 2010 gezien dat omstreeks 19:40 uur de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] vanuit een bedrijfspand van het autoverhuurbedrijf [autoverhuurbedrijf] te Amsterdam met een andere auto, namelijk een Toyota Yaris met het kenteken [kenteken 2], wegreden (dossierpagina 60026).
De volgende dag, 6 augustus 2010, werd om 07.20 uur gezien dat de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op de Platanenweg ( het hof begrijpt: te Amsterdam) in de Toyota stapten en vertrokken (dossierpagina 60042). Om 07.50 uur stopte de Toyota voor de woning van de verdachte [verdachte]. [medeverdachte 1] en [verdachte] gingen de woning binnen. Even later kwamen ze weer naar buiten, waarna de Toyota wegreed met drie inzittenden. Om 08.00 uur werd gezien dat de scooter nog steeds op dezelfde plaats in Soest bij een lantaarnpaal stond geparkeerd. Om 08.23 uur kwam [medeverdachte 1] bij de scooter en liep met de scooter weg. Om 08.29 uur stonden [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naast de Toyota, welke stond geparkeerd op het parkeerterrein achter het postkantoor te Soest. [verdachte] liep kort hierna over het Kerkpad Noordzijde. Om 08.44 uur reed de Toyota over de Korte Brink. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] stapten uit de Toyota. [medeverdachte 1] had een blaadje in zijn handen en liep de Korte Melmweg in. Om 08.48 uur reed [medeverdachte 1] op de scooter over het Kerkpad Noordzijde rechtsaf de Korte Melmweg in in de richting van de Korte Brinkweg. [medeverdachte 3] werd om 08.50 uur gezien voor het postkantoor, terwijl hij een sigaret aan het roken was. Om 09.00 uur liep [medeverdachte 3] in de richting van het spoor. Drie minuten later zaten [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 1] in de Toyota. Om 09.35 uur was de Toyota weer terug in Amsterdam, waarna de observatie werd beëindigd (dossierpagina 60043).
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, ontleend aan zaaksdossier “Vianen”, blijkt van redengevende feiten en omstandigheden die inhouden dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] op 1 juni 2010 betrokken zijn geweest bij, kortgezegd, een gewapende overval op een Aldi te Vianen.
Het hof is van oordeel dat de bewijsmiddelen ten aanzien van zaaksdossier “Vianen”, zoals hierboven weergegeven, mede redengevend zijn voor het bewijs van hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd ten aanzien van het zaaksdossier “Soest”. Het hof overweegt in dit kader dat de ten aanzien van het zaaksdossier ‘Vianen’ bewezen geachte gedragingen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] betekenisvol zijn voor de inkleuring van de aanwezigheid van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] in Soest en hun gedragingen daar, zoals hiervoor beschreven. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat de feitelijke gang van zaken in het zaaksdossier “Vianen” op essentiële punten overeenstemt met hetgeen het hof heeft vastgesteld met betrekking tot het zaaksdossier “Soest”. Niet alleen is sprake van dezelfde medeverdachte [medeverdachte 1] in beide zaaksdossiers, ook is sprake van het gebruik van een scooter, waarvan is vastgesteld dat deze van diefstal afkomstig was, terwijl de kentekenplaat en het contactslot van deze scooter ontbraken. De verdachte is, samen met medeverdachte
, op verschillende momenten in Soest geweest, en zij hebben aldaar zonder enig kenbaar doel een scooter neergezet. Zij hebben deze scooter op het oog met een ketting vastgezet, maar deze ketting in werkelijkheid niet gesloten. De verdachte heeft op geen enkel moment een redelijke verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid en zijn handelen aldaar, terwijl zich op grond van hetgeen is opgenomen in het dossier en is verhandeld ter terechtzitting evenmin een ‘onschuldige’ verklaring voor die aanwezigheid en dat handelen laat denken. Het hof gaat er derhalve van uit dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een overval – en derhalve het misdrijf diefstal met geweld/bedreiging met geweld en/of afpersing - aan het voorbereiden waren, en dat zij een vervoermiddel, bestemd voor het plegen van die overval, voorhanden hebben gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A (parketnummer 13-692003-11) onder 1 primair, 2, 4 en 5 en in de zaak B (parketnummer 13-692009-11), onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A (parketnummer 13-692003-11):
1.
primair (“zaaksdossier Vianen”):
hij op 01 juni 2010 te Vianen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S en/of de medewerker van de Aldi te Vianen, te dwingen tot de afgifte van geld, geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi (filiaal Vijfheerenlanden 545 te Vianen) en/of het geldtransportbedrijf G4S, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en/of zijn mededader met voornoemd oogmerk:
  • hun gelaat grotendeels hadden bedekt en
  • de Aldi zijn binnengegaan en
  • een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van voornoemde Aldi en het geldtransportbedrijf G4S heeft gericht, en
  • hebben geschreeuwd: "Dit is een overval" en "Liggen allemaal!", en,
  • de spiegelruit van het kantoor van voornoemde Aldi met een voorhamer heeft ingeslagen, en
  • de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S, [slachtoffer 1], op het hoofd heeft geslagen met een vuurwapen of een ander voorwerp en
  • die [slachtoffer 1] naar de grond heeft getrokken en
  • een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en gedrukt op het hoofd van die [slachtoffer 1], en
  • die [slachtoffer 1] het kantoor van voornoemde Aldi in heeft gestuurd, en
  • vervolgens in het kantoor een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en gericht en gezegd/geschreeuwd "maak de kluis open",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en:
hij op 01 juni 2010 te Vianen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee sealbags met muntgeld met in totaal 1.350 euro geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi (filiaal Vijfheerenlanden 545 te Vianen) en/of het geldtransportbedrijf G4S, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en/of zijn mededader met voornoemd oogmerk:
  • hun gelaat grotendeels hadden bedekt, en
  • voornoemde Aldi zijn binnengegaan, en
  • een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op klanten en medewerkers van voornoemde Aldi en het geldtransportbedrijf G4S heeft gericht, en
  • hebben geschreeuwd: "Dit is een overval" en "Liggen allemaal!", en
  • de spiegelruit van het kantoor van voornoemde Aldi met een voorhamer heeft ingeslagen, en
  • de medewerker van het geldtransportbedrijf G4S, [slachtoffer 1], op het hoofd heeft geslagen met een vuurwapen of een ander voorwerp en
  • die [slachtoffer 1] naar de grond heeft getrokken en
  • een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht en gedrukt op het hoofd van die [slachtoffer 1], en
  • die [slachtoffer 1] het kantoor van voornoemde Aldi in heeft gestuurd, en
  • vervolgens in het kantoor een vuurwapen, althans een sterk op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en gericht.
2 (“zaaksdossier Soest”):
hij omstreeks de periode van 01 februari 2010 tot en met 20 november 2010 te Soest en Amsterdam, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf, te weten diefstal met geweld/bedreiging met geweld, dan wel afpersing met geweld/bedreiging met geweld, van geld en/of goederen toebehorende aan een onbekend gebleven instelling of winkel te Soest, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een vervoermiddel, te weten bromfiets van het merk Vespa, type Piaggo, kleur blauw/groen, niet voorzien van een kentekenplaat, bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft voorhanden heeft gehad;
4:
hij in de periode van 17 mei 2010 tot en met 30 november 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, bromfietsen, te weten:
  • een bromfiets van het merk Gilera, type Typhoon, met handvatten voorzien van een doodshoofd, niet voorzien van een kentekenplaat, en
  • een bromfiets van het merk Vespa, type Piaggo, kleur blauw/groen, niet voorzien van een kentekenplaat, voorhanden heeft gehad,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van genoemde bromfietsen telkens wisten, dat het een door diefstal, verkregen goed betrof;
5:
hij in de periode vanaf 01 februari 2008 tot en met 31 december 2010 te Amsterdam, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift, te weten artikel 9.2 van de Wet studiefinanciering 2000, opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Informatie Beheer Groep en/of de Dienst Uitvoering Onderwijs, immers heeft hij in die periode en op die plaats geheel of gedeeltelijk niet aan genoemde dienst medegedeeld of kenbaar gemaakt dat hij:
- bij zijn ouders op het adres '[adres]' woonde en een thuiswonende studerende was, zijnde dit gegevens waarvan hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze gegevens van belang waren voor de hoogte van een verstrekking of tegemoetkoming - namelijk een studiefinanciering krachtens de Wet studiefinanciering 2000 - zulks terwijl dit feit kon strekken en/of had kunnen strekken tot bevoordeling van zichzelf;
Zaak B (parketnummer 13-710076-10):
1 ( “
zaaksdossier Delft”):
hij in de periode vanaf 27 oktober 2010 tot en met 23 november 2010 te Delft en te Amsterdam, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf, te weten diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld, dan wel afpersing met geweld en/of bedreiging met geweld, van geld en/of goederen toebehorende aan de Lidl (filiaal Multatuliweg 53-59 te Delft) en/of aan het geldtransportbedrijf G4S, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk, voorwerpen en vervoermiddelen, te weten:
  • een bestelauto van het merk Volkwagen, type Caddy, voorzien van kenteken [kenteken 5], en
  • een gestolen scooter van het merk Puch/Piaggo, type Zip, kleur grijs, niet voorzien van een kentekenplaat, voorzien van het chassisnummer[chassisnummer], en
  • een gestolen scooter van het merk Aprilia, type Racing SR, zonder kentekenplaat, waarvan het chassisnummer is weggeslepen, en
  • een voorhamer, en
  • een vuurwapen van categorie III, voorzien van patroonhouder en drie volmantelpatronen, en
  • een roodkleurige schoudertas van het merk Eastpack
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf/die misdrijven, voorhanden heeft gehad;
2:
hij op of omstreeks 23 november 2010 te Delft en te Hoofddorp, tezamen en in vereniging met een ander een wapen en munitie van categorie III, te weten een vuurwapen merk Heckler & Koch, type USP Compact en een patroonhouder met drie volmantel patronen merk Luger, type GFL 9 mm, voorhanden heeft gehad;
3:
B:
Op 8 november 2010 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen een scooter van het merk Puch/Piaggio, type Zip, kleur grijs, voorzien van kenteken
[kenteken 10], voorzien van het chassisnummer[chassisnummer], toebehorende aan [aangever 5], waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader die weg te nemen scooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
en
C: in de periode van 20 november 2010 tot en met 22 november 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter van het merk Aprilia, type Racing SR, voorzien van het kenteken [kenteken 11], toebehorende aan
[aangever 6], waarbij hij, verdachte en/of zijn medeader die weg te nemen scooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen in de zaak met parketnummer A, onder 1, primair, 2, 4 en 5 en in de zaak B onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met A, onder 1 primair, 2, 4 en 5 en in de zaak B onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A (13-692003-11):
1, primair:
de voortgezette handeling van poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2:
voorbereiding van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
of
voorbereiding van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
4:
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd.
in strijd met een hem krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij redelijkerwijs moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.
Zaak B (parketnummer 13-710076-10):
voorbereiding van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
of
voorbereiding van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
meermalen gepleegd.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak A onder 1, primair, 2, 4 en 5 en in de zaak B onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en beslissing op verzoeken

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in zaak A onder feit 1, primair, 3, 4 en 5 en het in zaak B als feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten aanzien van zaak A feit 1, primair, feit 2 en feit 3, zaak B: feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een overval op een supermarkt in Vianen, waarbij een medewerker van het geldtransportbedrijf is mishandeld en met een vuurwapen, of een sterk daarop gelijkend voorwerp, is bedreigd. Ook medewerkers van de supermarkt en aanwezige klanten zijn bedreigd. Een overval is een zeer ernstig feit. De verdachte en zijn mededader hebben, met louter het oog op geldelijk gewin, een zeer bedreigende een angstaanjagende situatie gecreëerd voor de aanwezigen en in het bijzonder voor de medewerker van het geldtransportbedrijf. Daarnaast dragen overvallen bij aan het ontstaan en versterken van gevoelens van onrust in de samenleving en worden de betrokken bedrijven financieel geraakt. Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, temeer nu de ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen vaak een langdurige en ernstige psychische nasleep ondervinden. Uit de verklaring van de medewerker van het transportbedrijf komt dit ook in het onderhavige geval naar voren.
Voorts heeft de verdachte zich samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen van twee soortgelijke overvallen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan heling en diefstal van bromfietsen, welke feiten ten dienste hebben gestaan aan een overval, dan wel gebruikt zijn bij de voorbereiding van een overval. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van uitkeringsfraude. Het hof rekent de verdachte deze reeks van feiten zwaar aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 maart 2013 is de verdachte eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hof ziet in de relatief jeugdige leeftijd van de verdachte, noch in de door het hof gegeven beslissing tot vrijspraak gelet op de aard en ernst van al hetgeen door het hof is bewezen geacht, aanleiding de straf te matigen.
De raadsman van de verdachte heeft een strafmaatverweer gevoerd, aangezien sprake is van schending van hetgeen is bepaald in artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (EVRM). Hiertoe heeft de raadsman, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Het hof heeft de op 25 april 2012 gegeven beslissing op verzoeken van de raadsman omtrent, kortgezegd, het voortduren van de voorlopige hechtenis, geen inzage gegeven in het toetsingskader en de beslissingen niet, of onvoldoende gemotiveerd. Voorts heeft het hof ondanks een uitdrukkelijk verzoek van de raadsman, in het van die terechtzitting opgemaakte proces-verbaal niet opgenomen wat door de raadsman ter onderbouwing van zijn verzoeken is aangevoerd. Dit levert, aldus de raadsman, een vormverzuim op dat dient te leiden tot strafvermindering.
Het hof verwerpt dit verweer van de raadsman, reeds omdat geen sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, als bedoeld in artikel 359a Sv. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat de door de raadsman gestelde gang van zaken - ook indien juist - een grond oplevert die noopt tot compensatie van de verdachte door middel van strafmatiging.
Met betrekking tot de vraag of verdachtes berechting heeft plaatsgehad binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM overweegt het hof als volgt. De officier van justitie heeft op 8 december 2011 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 november 2011. Het hof zal heden, op 31 mei 2013, arrest wijzen. De verdachte verkeert in voorlopige hechtenis. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak gedurende de gedingfase in hoger beroep derhalve dient te zijn afgerond binnen een termijn van zestien maanden. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van dat verdrag is overschreden gedurende de gedingfase in hoger beroep. Nu sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van slechts twee maanden, kan worden volstaan met deze constatering. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de duur van het geding in hoger beroep onder meer het gevolg is geweest van het op verzoek van de verdediging verwijzen van de zaak naar de raadsheer-commissaris voor het horen van getuigen.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft voorwaardelijk, te weten indien het hof komt tot bewezenverklaring en strafoplegging voor de feiten met betrekking tot zaaksdossiers Delft, Soest, of Vianen verzocht dat het hof zal bevelen dat als getuigen worden opgeroepen de opsporingsambtenaren die zijn geregistreerd onder achtereenvolgens nummer B-1542 en nummer A-3354, B. Overbeek, J. Verhagen en voorts alle overige leden van het onderzoeksteam van de politie.
Daarnaast heeft de raadsman het hof verzocht te bepalen dat de advocaat-generaal zal doen toevoegen aan het strafdossier “de journaals van het onderzoeksteam, voor zover betrekking hebbend op de Volkswagen Caddy en het gehele traject toeziende op de verkoop daarvan”.
Nu de aan de verzoeken verbonden voorwaarden zijn vervuld –het hof is gekomen tot bewezenverklaring en oplegging van straf- zal het hof de verzoeken beoordelen. Het hof wijst de verzoeken af, nu het hof in het licht van de gegeven toelichting op de verzoeken de noodzaak van respectievelijk het verhoor van de door de raadsman genoemde functionarissen als getuigen en van het door hem verzochte bevel tot voeging van zekere stukken niet aanwezig acht. Het hof overweegt hiertoe mede dat, gelet op achtereenvolgens de inhoud van de in hoger beroep aan het dossier toegevoegde aanvullende processen-verbaal en op de verklaring van de als getuige gehoorde officier van justitie, het dossier met het oog op de door het hof te nemen beslissingen voldoende gegevens bevat over de feitelijke gang van zaken omtrent de verkoop en levering van de Volkswagen Caddy door de politie aan de verdachte.

Ten aanzien van het beslag

Het in de zaak B, onder feit 1, ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 46, 47, 56, 57, 227b, 311, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Amsterdam van 24 februari 2009 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voorzover gericht tegen de beslissing ter zake van hetgeen in zaak A, feit 5, voor zover dat betrekking heeft de impliciet cumulatief ten laste gelegde valsheid in geschrift, en zaak B, feit 3, onder A, en feit 4, en zaak C ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak A (parketnummer 13-692003-11) onder 1 primair, 2, 4 en 5 en in de zaak B (parketnummer 13-710076-10) onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het A onder 1, primair, 2, 4 en 5 en in de zaak B onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. 1.00
STK Sleutelbos Kl: zwart (3956429) betr sleutelbos met 2 sleutels + slot;
4. 1.00
STK Electronica Kl: zwart Navigatie GarminNuvi (3956656) aangetr. rechts naast bijrij.stoel [kenteken 12].
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. 1.00
STK Horloge HUBLOT (3957738) fouillering zwart bandje.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 24 februari 2009, parketnummer 13-457889-08, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. A.E.M. Röttgering, in tegenwoordigheid van mr. A. Binken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 mei 2013.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 23-005150-11
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 17 mei 2013.
Tegenwoordig zijn:
mr. R. Veldhuisen, raadsheer,
mr. A. Binken, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. F. Posthumus, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.