Uitspraak
1. Het geding in hoger beroep
2. De stukken van het geding
3. De feiten
4. De standpunten van partijen
5. De beoordeling
Dienstweigering” heeft het hoger beroep niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
Bejegening”, is het hof in tegenstelling tot de kamer van oordeel dat de door de notaris in zijn e-mail van 21 maart 2011 gebezigde zinsnede
De beslissing
1.Procesverloop
2.De feiten
3.De klacht en het verweer
4.De beoordeling
bijzondere gemeenschappenworden genoemd. Op deze gemeenschappen zijn ook van toepassing de algemene regels van afdeling 1 van titel 3.7 (art. 3:166-188 BW), voor zover daarvan in afdeling 2 niet wordt afgeweken. De gemeenschappen waarop alleen afdeling 1 van toepassing is, worden wel
eenvoudige gemeenschappengenoemd. Een belangrijk verschil tussen de eenvoudige en de bijzondere gemeenschap is de regeling inzake de bevoegdheid van de deelgenoot over zijn aandeel in de gemeenschap te beschikken. Voor eenvoudige gemeenschappen bepaalt art. 3:175 lid 1 BW dat, tenzij uit de rechtsverhouding tussen de deelgenoten anders voortvloeit, een ieder over zijn aandeel in een gemeenschappelijk goed kan beschikken. Voor de bijzondere gemeenschappen - zoals thans ook aan de orde - van art. 3:189 lid 2 bepaalt art. 3:191 lid 1 BW dat ieder der deelgenoten over zijn aandeel in de gehele gemeenschap kan beschikken, tenzij uit de rechtsverhouding anders voortvloeit, en bepaalt art. 3:190 lid 1 als hoofdregel dat een deelgenoot zonder toestemming van de overige deelgenoten niet kan beschikken over zijn aandeel in een tot de gemeenschap behorend goed afzonderlijk. Voorts is in artikel 3:190 lid 1 BW bepaald dat een schuldeiser (in dit geval klager) een zodanig deel niet kan uitwinnen, zonder toestemming van de overige deelgenoten.
Uit het gesprek heb ik opgemaakt dat dit een middel voor u is om het registergoed goedkoop op naam te krijgen.Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris in zijn verweer op onvoldoende wijze toegelicht op grond van welke concrete uitlatingen die indruk bij hem is gewekt. In zijn klacht heeft klager gemotiveerd toegelicht dat hij met zijn opdracht aan de notaris heeft beoogd om (een deel) van de door [zoon partner] aan hem verbeurde dwangsommen te incasseren. Het klachtonderdeel is terecht voorgesteld. De kamer ziet gezien het gewicht van deze klacht geen aanleiding hieraan tuchtrechtelijke conclusies te verbinden.