In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een tuchtrechtelijke klacht van klaagster tegen de notaris en de oud-notaris. Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij tijdens de bespreking van het testament van erflaatster op 4 december 2003 niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht. Volgens klaagster heeft de oud-notaris nagelaten haar, erflaatster en haar zoon A. duidelijk in te lichten over de rechten van de erfgenamen en de rechtsgevolgen van een schuldbekentenis van de vooroverleden zoon M. aan erflaatster. Klaagster stelt dat de oud-notaris heeft beloofd de schuldbekentenis bij het testament te bewaren, maar dit niet heeft gedaan. De oud-notaris en de notaris hebben deze stellingen betwist en aangevoerd dat zij de schuldbekentenis pas tijdens de klachtprocedure hebben ontvangen.
Het hof heeft vastgesteld dat klaagster onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de oud-notaris de schuldbekentenis heeft ontvangen en dat hij deze bij het testament zou bewaren. Het hof oordeelt dat de oud-notaris niet verwijtbaar heeft gehandeld door de legitimarissen, waaronder de kinderen van M., te informeren over hun rechten, aangezien dit onder zijn zorgplicht valt. Het hof heeft ook geoordeeld dat de notaris niet verwijtbaar heeft gehandeld door de overboekingen van klaagster als schenkingen aan te merken in de successieaangifte, omdat hij niet op de hoogte was van de opdracht van erflaatster aan klaagster om deze bedragen aan anderen uit te betalen.
De beslissing van de Kamer van Toezicht, die de klacht deels gegrond had verklaard en de notaris had berispt, is door het hof vernietigd. Het hof verklaart de klacht van klaagster ongegrond en stelt dat er geen ruimte is voor verrekening of schadevergoeding in deze tuchtrechtprocedure. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen in het kader van hun informatieplicht en de zorg die zij moeten betrachten ten opzichte van erfgenamen en legitimarissen.