beslissing
________________________________________________________________________
afdeling civiel- en belastingrecht
zaaknummer: 200.103.010/01 NOT
zaaknummer kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam: 482414 / NT 11-8 P
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 12 februari 2013
[de oud-notaris],
oud-notaris te [vestigingsplaats],
APPELLANT,
gemachtigde:
mr. M. Ynzonides, advocaat te Amsterdam,
1.
[klaagster 1],
thans genaamd
[naam],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2.
[klaagster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
GEÏNTIMEERDEN.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder de oud-notaris, is bij een op 2 maart 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder de kamer, van 2 februari 2012, waarbij de kamer de klacht van geïntimeerden, verder klaagsters, tegen de oud-notaris ten dele ongegrond (1 klachtonderdeel) en ten dele gegrond (4 klachtonderdelen) heeft verklaard en aan de oud-notaris de maatregel van berisping heeft opgelegd.
1.2. Van de zijde van klaagsters is op 16 mei 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 20 december 2012. Namens klaagster sub 1. is de heer [G.] en namens klaagster sub 2. is de heer [K.] verschenen. De oud-notaris en zijn gemachtigde zijn eveneens verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de oud-notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4.
De standpunten van partijen
4.1. De wederzijdse standpunten blijken uit de beslissing waarvan beroep. Hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd zal - voor zover van belang - bij de beoordeling aan de orde komen.
4.2. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de oud-notaris benadrukt dat de destijds door de vennoten (onder wie klaagsters) van de maatschap [M.] gekozen constructie in het kader van de omzetting in een naamloze vennootschap, bij een (verplichte) uittreding heeft geresulteerd in een situatie waarin de standaardhandelingen binnen het kantoorsysteem van [de holding] (hierna: [de holding]) werden afgehandeld. Partijen hebben ter zake van de uittreding onderling afspraken gemaakt, onder meer over de (wijze van) financiering van de koopsom van een aandeel. Gelet op de hoogte van de koopsom van het aandeel van klaagsters afgezet tegen de grootte van [de holding] bestond er overigens geen noemenswaardig betalingsrisico. Klaagsters hebben overigens ook niet om een waarborg van de oud-notaris gevraagd. Bij uittreding wordt normaliter met gewone volmachten gewerkt. Bij hoge uitzondering wordt een onherroepelijke volmacht gebruikt als opgenomen in artikel 20 lid 5 van de Algemene Bepalingen [M.] (van 30 juni 2009), namelijk louter in een conflictsituatie.
5.
De beoordeling
5.1. Met betrekking tot het klachtonderdeel dat ziet op de door klaagsters bij de oud-notaris aanwezig veronderstelde wetenschap van de oud-notaris van het aanhangig zijn van een arbitragezaak tussen [de holding] en klaagsters, is het hof met de kamer van oordeel dat niet vast is komen te staan dat de oud-notaris ten tijde van het opmaken en passeren van de twee akten wist dat er sprake was van die arbitragezaak. De kamer heeft dit klachtonderdeel dan ook terecht ongegrond verklaard.
5.2.1. Met betrekking tot de overige klachtonderdelen wordt het volgende overwogen. De oud-notaris heeft aangevoerd dat de in het kader van de herstructurering gekozen constructie met betrekking tot de (verplichte) uittreding heeft geresulteerd in standaardhandelingen binnen het kantoor van [de holding] en dat partijen ter zake onderling de verscheidene afspraken hebben gemaakt. Wat hiervan ook zij, dit neemt naar het oordeel van het hof niet weg dat de oud-notaris nadat hij door [de holding] was benaderd om zijn diensten te verlenen, bij de uitvoering van zijn notariële werkzaamheden in het kader van het opmaken en passeren van de twee akten “inkoop van aandelen” ook de belangen van klaagsters had dienen te behartigen. Daartoe bestond des te meer aanleiding gezien het feit dat klaagsters, gelet op de onherroepelijke volmacht die zij hadden afgegeven, een zwakkere positie dan [de holding] innamen. De omstandigheid dat bij hoge uitzondering van die onherroepelijke volmacht gebruik werd gemaakt had voor de oud-notaris een reden moeten zijn om bij de uitvoering van zijn werkzaamheden extra zorgvuldig te zijn. Bovendien wist de oud-notaris, althans had hij behoren te weten dat er kennelijk sprake was van een conflict tussen [de holding] en klaagsters nu voor de levering van de aandelen gebruik werd gemaakt van de onherroepelijke volmacht.
5.2.2. De binnen [de holding] geldende gang van zaken betreffende de standaardhandelingen, ontslaat de oud-notaris niet van zijn informatieverplichtingen. Het had dan ook op de weg van de oud-notaris gelegen om, ter uitvoering van de op hem rustende informatieplicht jegens onder meer klaagsters, klaagsters vóór het verlijden van de akten in de gelegenheid te stellen van de inhoud van die akten kennis te nemen. Daartoe behoort - naast het tijdig toezenden van een concept van de te verlijden akte - het wijzen op de gevolgen die voor partijen bij de akte of één of meer hunner uit de inhoud van de akte voortvloeien. De plicht om zo nodig te wijzen op de gevolgen die uit de inhoud van de akte voortvloeien blijft rusten op de notaris, ook in het geval de akte bij volmacht wordt gepasseerd (zie Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 23 706, nr. 12, p. 35). Voorts rustte op de oud-notaris de verplichting om klaagsters na het verlijden van de akten, afschriften van de akten te sturen en hen over de afwikkeling van de betaling van de koopsom van de aandelen te informeren. Door dit niet te doen, heeft de oud-notaris in strijd met artikel 17 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) gehandeld.
5.2.3. Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden is het hof dan ook van oordeel dat de oud-notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door onvoldoende rekening te houden met de belangen van klaagsters en hen niet te informeren over de gang van zaken in het kader van het opmaken en passeren van de twee akten “inkoop van aandelen”. Het hof acht deze klachtonderdelen evenals de kamer gegrond.
5.3. Wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het hof als volgt. De oud-notaris heeft ter zake van de hiervoor onder 5.2.1. bedoelde klachtonderdelen niet gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt en daardoor de belangen van klaagsters ernstig veronachtzaamd. Gezien de aard en de ernst van de handelwijze van de oud-notaris is het hof - evenals de kamer - van oordeel dat de maatregel van berisping passend en geboden is.
5.4. Nu het hof - alhoewel ten dele op andere gronden - ten aanzien van de klachten tot eenzelfde beslissing komt als de kamer, zal het hof die beslissing van de kamer bevestigen.
5.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
5.6. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
6.
De beslissing
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en G. Kleykamp-van der Ben en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 februari 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
TE AMSTERDAM
Beslissing van 2 februari 2012in de klacht met nummers 482414 / NT 11-8 P van: