Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven, tevens wijziging van eis van [appellant], met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel en voorwaardelijke wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.
2.Feiten
Buy Out/Settlement/Share Purchase Agreement, verder: de SPA of de overeenkomst.
3.Beoordeling
Grief 1van de kant van [appellant] richt zich tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de overtreding van het non-concurrentiebeding. Ten onrechte heeft de rechtbank beslist dat [appellant] in persoon is gebonden aan het boetebeding en voor overtreding aansprakelijk is en heeft de rechtbank hem bovendien veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde sub 2]. De overeenkomst biedt voor deze veroordelingen geen grondslag. Bovendien had [appellant] in gebreke gesteld moeten worden, wat niet is gebeurd en is ten onrechte wettelijke rente toegewezen.[geïntimeerden] hebben in dit verband artikel 21 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering geschonden.
Grief 2sluit hierop aan en voegt nog toe dat [appellant] de aandelen in [geïntimeerde sub 1] heeft overgedragen zodat de rechtbank ten onrechte overwoog dat hij de goodwill in de onderneming niet had geleverd. Samenhangend met deze laatste (deel)grief voert [appellant] onder
grief 3opnieuw aan dat hij persoonlijk niet aan het non-concurrentiebeding is gebonden en zijn aansprakelijkheid beperkt is tot wellicht te betalen (inkomsten)belasting.
grief 12betreft de eigendom van de laptop.
Grief 15is gericht tegen het oordeel van de rechtbank omtrent de dwangsommen in dit verband. Ook de laptop moet onder verbeurte van een dwangsom worden geretourneerd.
grief 5voert [appellant] aan dat, als [appellant] in persoon gebonden is aan het boetebeding en hij niet alleen aansprakelijk is voor een inkomstenbelastingclaim, de rechtbank het non-concurrentiebeding verkeerd heeft uitgelegd. De handelingen van [appellant] zijn in verband van het beding niet als concurrentie op te vatten. Bij de uitleg is bovendien relevant dat [appellant] uit een common law land afkomstig is. Het non-concurrentiebeding is geen relatiebeding. Aan het voorgaande koppelt [appellant] in
grief 6de klacht dat niet ieder contact voldoende zwaarwegend is om (soms meermaals) een inbreuk op het non-concurrentiebeding te rechtvaardigen. In dit verband wordt onder
grief 7verder aangevoerd dat [appellant] zich met betrekking tot Vogt niet schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het non-concurrentiebeding. Het inlenen van Vogt was verder hooguit een eenmalige overtreding van het non-concurrentie verbod. Het doorlenen en de daarmee onlosmakelijk verbonden handelingen levert geen meervoudige, deels dubbel getelde, overtreding op en als dat wel zo zou zijn leveren de afzonderlijke overtredingen niet voldoende zwaarwegende overtredingen op. De overige contacten leveren geen overtreding van het concurrentieverbod op.
grief 10aan. De rechtbank heeft volgens [appellant] ten onrechte geoordeeld dat [geïntimeerde sub 1] redelijke gronden had om eraan te twijfelen of zij aan [appellant] of aan de fiscus moest betalen. Het volledige bedrag moet aan [appellant] toekomen. Het beroep op opschorting is overigens in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Volgens
grief 11heeft de rechtbank daarenboven ten onrechte overwogen dat[geïntimeerden] eerst zekerheid van de inspecteur mochten proberen te verkrijgen.
Grief 13richt zich tegen de slotconclusie van de rechtbank in dit verband.
grief 14betoogt [appellant] dat hij wel als aandeelhouder in plaats van als werknemer aanspraak kan maken op de helft van de winst, met alle daaraan verbonden fiscale consequenties.
grief 16is ten onrechte alleen [geïntimeerde sub 1] tot betaling aan [appellant] veroordeeld en niet ook [geïntimeerde sub 2]. De laatste is wel persoonlijk gebonden, gegeven de tekst van de akte van levering. Om een fiscale reden is [geïntimeerde sub 1] erbij betrokken.
grief 1aan dat zowel [appellant] als [appellant] B.V. partij bij de SPA zijn. In
grief 2wordt – onder meer – betoogd dat niet zeker is dat [appellant] recht heeft op € 399.000, uit de “cash position” van [geïntimeerde sub 1] en wordt op een paar kleinere (kennelijk) onjuiste feitelijke vaststellingen gewezen. [geïntimeerde sub 1] heeft al € 360.700, aan [appellant] betaald en deze heeft daarnaast nog € 24.000, ontvangen. Verder moet er ook fiscale duidelijkheid komen over de koopprijs van de aandelen en niet alleen over de uitkering uit de “cash position”. Dat laatste punt wordt ook aangesneden in
grief 3.Volgens
grief 4is de rechtbank ten onrechte voorbijgegaan aan het vereiste van een aandeelhoudersbesluit alvorens tot winstuitkering kan worden overgegaan. De SPA fungeert niet als aandeelhoudersbesluit. Subsidiair is de bezoldiging van [appellant] als bestuurder niet door de algemene vergadering van aandeelhouders vastgesteld. In
grief 5wordt betoogd dat de rechtbank eraan voorbij is gegaan dat [appellant] ook het non-concurrentiebeding heeft geschonden door enig belang te hebben in een met [geïntimeerde sub 1] concurrerende onderneming. Naar luid van
grief 6heeft de rechtbank ten onrechte het beroep van[geïntimeerden] op dwaling en bedrog verworpen. [geïntimeerde sub 1] betoogt onder
grief 7dat [appellant] in de omstandigheden van dit geval geen recht op de koopprijs van de aandelen heeft. Ten onrechte, aldus
grief 8, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de financiële gevolgen van overtreding van het non-concurrentieverbod zijn verdisconteerd in het boetebeding.
Grief 9betreft het oordeel van de rechtbank dat partijen aan [VE] opdracht hebben gegeven de cash positie per 31 augustus 2007 te bepalen. [VE] was geen bindend adviseur. [VE] is overigens zijn opdracht te buiten gegaan. Aansluitend aan deze grief wordt onder
grief 10betoogd dat[geïntimeerden] bezwaren had tegen het “paymentschedule” zoals opgesteld door [VE] en dat de rechtbank die ten onrechte heeft verworpen. Volgens
grief 11zouden[geïntimeerden] nooit enige opdracht aan [VE] hebben gegeven als zij toen wisten dat hij ook werkzaamheden verrichtte in verband met de concurrerende activiteiten van [appellant].
13zijn gericht tegen de proceskostenveroordeling en het passeren van aangeboden bewijs door[geïntimeerden]
a) Partijen bij de overeenkomst
De vraag of [appellant] om een andere reden geen recht heeft op ontvangst van de koopprijs