Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
De op basis van artikel 3, tweede lid, AWR in hoofdstuk 3 Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 gestelde ressorteringsregels doen daaraan naar 's Hofs oordeel niet af.
De rechtbank acht eiser niet geslaagd in het van hem verlangde bewijs. Eiser heeft behalve de blote stelling geen stukken overgelegd aan de hand waarvan aannemelijk zou kunnen worden geacht dat de exploitatie van het schip voor rekening en risico van [C] is gekomen. Integendeel blijkens de door verweerder overgelegde jaarstukken van[B] over het jaar 2005 lijken de met het schip behaalde resultaten alsmede de (onderhouds)kosten voor rekening van[B] te komen. Ten aanzien van [C] lijkt slechts sprake te zijn van een vergoeding van loonkosten voor het inlenen van personeel.
6.6.3. Gelet op het vorenoverwogene moet worden geoordeeld dat de zetel van de onderneming waartoe het schip behoort, zich in Nederland bevindt.”