ECLI:NL:GHAMS:2013:1568

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.114.526-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ontruiming woonruimte in kort geding na poging tot brandstichting en bedreiging huisgenoten door huurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontruiming van een kamer door de huurder, [appellant], na ernstige incidenten die de veiligheid van medebewoners in gevaar brachten. De huurder had een kamer gehuurd van [geïntimeerde] in een woning te [woonplaats], maar zijn gedrag leidde tot meerdere klachten van medebewoners. Er waren meldingen van brand in de woning en het open laten staan van gaspitten, wat leidde tot een gevaarlijke situatie. De kantonrechter had eerder in een kort geding de vordering van [geïntimeerde] tot ontruiming toegewezen, waarop [appellant] in hoger beroep ging. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had vastgesteld dat [appellant] zich als een slecht huurder had gedragen en dat zijn belangen niet zwaarder wogen dan die van de overige bewoners. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders om de veiligheid van medebewoners te waarborgen en de mogelijkheid voor verhuurders om ontruiming te vorderen in geval van gevaarlijk gedrag.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.114.526/01
zaaknummer rechtbank : KK 12-124
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 mei 2013
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. E. Doornbos te Amsterdam,
tegen:
[geïntimeerde]wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.H.J. Luijer te Kortenhoef.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde]genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 18 september 2012 in hoger beroep gekomen van het kort geding vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter) van 30 augustus 2012, gewezen tussen hem als gedaagde in conventie en eiser in reconventie, en [geïntimeerde]als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, met één productie;
  • memorie van antwoord.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [geïntimeerde]zal afwijzen en - uitvoerbaar bij voorraad – [geïntimeerde]zal veroordelen in de proceskosten.
heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
[appellant] heeft in hoger beroep bewijs van zijn stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.11 een aantal feiten vastgesteld die bij de beoordeling tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
Het gaat in deze zaak – kort samengevat – om het volgende.
2.1
Met ingang van 11 april 2011 heeft [geïntimeerde]aan [appellant] voor de duur van zes maanden een kamer in de woning aan de[adres] te [woonplaats] verhuurd, onder de voorwaarden, vervat in een huurcontract d.d. 11 april 2011. Na afloop van de overeengekomen termijn is de huurovereenkomst stilzwijgend verlengd.
2.2
In het pand zijn meerdere kamers, waarvan drie kamers door [geïntimeerde]verhuurd worden aan respectievelijk[x], [Y] en[Z].
2.3
In het huurcontract staat dat de huurder zich verplicht medebewoners en omwonenden geen overlast te bezorgen en dat indien klachten gefundeerd zijn, opzegging van de huur volgt.
2.4
Op of omstreeks 24 februari 2012 heeft in de woning een brand plaatsgehad ten gevolge waarvan een gedeelte van de bovenverdieping van het pand ernstig beschadigd is.
2.5
Volgens huurder [Y] in een schriftelijke verklaring d.d. 11 juni 2012 heeft hij veel overlast van [appellant] die, aldus [Y], in februari 2012 de brand in de woning heeft veroorzaakt. Hij en andere kamerbewoners hebben [appellant] meer keren gesnapt bij het laten branden van het gasstel in de gemeenschappelijke keuken, zonder dat hij daarbij was. [appellant] heeft volgens [Y] vrienden die bij hem op bezoek kwamen bedreigd.
2.6
Volgens huurder[Z] in een schriftelijke verklaring d.d. 1 juni 2012 trof hij [appellant] aan bij de keuken toen daarin enige weken nadat hij in januari 2012 in de woning een kamer was gaan huren, brand was. Toen hij hem gevraagd had wat er gebeurd was, had [appellant] hem verteld dat hij aan het koken was geweest en toen de pan die op het vuur stond, was vergeten. Naderhand had [appellant] ontkend dat hij het vuur had veroorzaakt, ofschoon het zijn pan was die op het vuur had gestaan en hij de enige persoon was die zich toen op de betreffende verdieping bevond. Naderhand had hij nog diverse malen in de keuken een brandende pit aangetroffen zonder dat daarop een pan stond. Ook andere medebewoners hebben dat geconstateerd. Onlangs waren er voorvallen met [appellant] geweest waarbij hij ruzie maakte met gasten van hem en de andere medebewoners.
2.7
Volgens huurder[x] in een schriftelijke verklaring d.d. 4 juni 2012 heeft hij na de brand die veroorzaakt was door [appellant], meerdere malen het gas in de keuken openstaand aangetroffen. Na een bespreking met de huisbaas om te kijken of de ontstane problemen opgelost zouden kunnen worden, was [appellant] boos weggelopen. Daarna constateerde hij, toen hij terugkeerde naar zijn kamer, dat in de keuken een gaslucht hing en toen bleken de gasknoppen open te staan zonder dat er vuur was.
2.8
Bij brief van 8 augustus 2012 hebben [x], [Y] en [Z] aan [geïntimeerde]geschreven dat zij regelmatig bij hem geklaagd hebben over hun medebewoner [appellant]. Indien [geïntimeerde]geen maatregelen neemt, beschouwen zij dit als een verstoring van hun woongenot en zullen zij de betaling van de huur opschorten.
2.9
Blijkens een proces-verbaal van politie d.d. 19 augustus 2012 heeft [Z] (nogmaals) aangifte gedaan van bedreiging door zijn huisgenoot [appellant] op 18 augustus 2012 door middel van een klauwhamer, zeggende “Kom op dan, I’m gonna fuck you up”. Op 16 en 17 augustus 2012 had [Z] ook al aangifte van bedreiging tegen [appellant] gedaan.
2.1
Op of omstreeks 17 augustus 2012 heeft [geïntimeerde]het voordeurslot van de woning gewijzigd en de deur die toegang verschaft tot de kamer die [appellant] van hem gehuurd heeft, voorzien van een hangslot. Het hangslot heeft [appellant] verwijderd en hij heeft zich toegang verschaft tot de woning.

3.Beoordeling

3.1
In de onderhavige procedure heeft [geïntimeerde]gevorderd om [appellant] te veroordelen de door hem gehuurde kamer in de woning aan de[adres] te [woonplaats] te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [geïntimeerde]te stellen. In reconventie heeft [appellant] gevorderd dat [geïntimeerde]zijn toezegging zal nakomen om aan [appellant] de sleutels van het nieuwe slot ter beschikking te stellen voor de duur dat [appellant] nog gerechtigd zal zijn toegang tot de door hem gehuurde kamer te hebben.
De kantonrechter heeft de vordering van [geïntimeerde]toegewezen en de vordering van [appellant], die de kantonrechter heeft opgevat als een voorwaardelijke vordering, namelijk onder de voorwaarde dat [appellant] nog gerechtigd is toegang te hebben tot de kamer, niet meer behandeld, omdat de voorwaarde niet is vervuld.
Het hoger beroep van [appellant] is gericht tegen de toewijzing van de ontruimingsvordering van [geïntimeerde].
3.2
Bij grief 1 maakt [appellant] bezwaar tegen de overweging van de kantonrechter, dat voorshands moet worden vastgesteld dat [appellant] zich als een slecht huurder heeft gedragen. In de toelichting op de grief stelt [appellant] dat het door [geïntimeerde]van hem geschetste beeld niet juist is, dat de brand niet door hem veroorzaakt is en dat de verklaringen van de andere bewoners enkel zijn opgesteld omdat [appellant] zich heeft verzet tegen het gedrag van deze bewoners. Volgens [appellant] mocht de kantonrechter niet uitgaan van de lezing van de feiten door [geïntimeerde], temeer nu geen getuigen zijn gehoord. Bovendien, zo stelt [appellant], gaat het hier om een zeer ingrijpende maatregel die niet lichtvaardig mag worden toegewezen.
3.3
Het hof stelt voorop dat in het algemeen terughoudend moet worden omgegaan met het in kort geding toewijzen van een vordering tot ontruiming van woonruimte, gelet op het ingrijpende karakter daarvan voor de huurder.
Het onderhavige geval wordt hierdoor gekenmerkt, dat vaststaat dat in de woning sprake is geweest van brand (op 24 februari 2012), en dat daarna nog enkele malen door de bewoners is gesignaleerd dat gaspitten zijn blijven branden in de gemeenschappelijke keuken, en dat gaspitten open zijn gedraaid, zonder dat deze brandden. Gelet op de ernst van deze feiten, die immers tot (aanzienlijk) gevaar voor het leven van personen (de bewoners) en schade aan de woning kunnen leiden, kan er reden zijn om in kort geding de ontruiming van woonruimte toe te wijzen, indien aannemelijk is dat de brand en/of het openstaan van gaspitten en/of het laten branden van gaspitten, is veroorzaakt door handelen of nalaten van de betrokken huurder. De verhuurder hoeft zulk handelen of nalaten immers niet te dulden, en mag dit ook niet dulden, gelet op de verantwoordelijkheden die hij heeft ten opzichte van de overige huurders. In dat geval is ook voldaan aan het vereiste van spoedeisend belang bij de vordering tot ontruiming.
3.4
Naar ’s hofs oordeel is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat de brand in de woning, en/of het openstaan van gaspitten en/of het laten branden van gaspitten, is veroorzaakt door handelen of nalaten van [appellant]. Het hof verwijst hiervoor naar de hierboven aangehaalde verklaringen van de medebewoners [x], [Y] en [Z], die allen in deze zin verklaren.
[appellant] heeft onvoldoende gesteld tegenover deze verklaringen. Hij heeft de juistheid slechts in zeer algemene bewoordingen betwist, maar is in het geheel niet ingegaan op de specifieke gebeurtenissen waarover is verklaard, en ook niet op de specifieke verwijten die hem in de bedoelde verklaringen worden gemaakt. [appellant] heeft ook geen verdere toelichting gegeven op de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld, waaronder die gebeurtenissen die hebben geleid tot de drie aangiftes van [Z]. Hij heeft geen eigen verklaring in het geding gebracht, noch enige andere verklaring die zijn lezing van de feiten ondersteunt. Daarmee heeft hij de verklaringen van de medebewoners onvoldoende weersproken, zodat het hof – in het kader van dit kort geding- voorshands van de juistheid van het verklaarde zal uitgaan.
Nu het hier gaat om een kort geding, zal [appellant] niet worden toegelaten tot bewijslevering. Overigens is zijn bewijsaanbod ook slechts in algemene bewoordingen gesteld en niet op enig punt toegespitst.
Hetgeen hiervoor is overwogen, leidt tot het oordeel dat grief 1 faalt.
3.5
Bij grief 2 voert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte zijn belangen minder zwaar heeft laten wegen dan de belangen van [geïntimeerde].
Ook deze grief faalt. Gelet op de ernst van het handelen of nalaten van [appellant], waarmee hij het risico op brand in het leven heeft geroepen en ook daadwerkelijk brand heeft veroorzaakt, zo neemt het hof voorshands tot uitgangspunt, dienen zijn belangen tot het behoud van zijn woonruimte, minder zwaar te wegen dan de belangen van de overige bewoners bij een ongestoord huurgenot, dat er op zijn minst uit bestaat gevrijwaard te blijven van gevaarzettend handelen.
3.6
De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtig het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van
[geïntimeerde]begroot op € 291,-- aan verschotten en € 894,-- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, W.J. Noordhuizen en C.C. Meijer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2013.