ECLI:NL:GHAMS:2013:1481

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.108.168-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris inzake de behandeling van een boedel

In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke klacht van twee klaagsters tegen een notaris, die als boedelnotaris was aangesteld na het overlijden van hun ouders. De klaagsters verwijten de notaris dat zij haar taken niet naar behoren heeft uitgevoerd, waaronder het niet indienen van de erfbelastingaangifte en het niet tijdig overdragen van het dossier aan de opvolgend notaris. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de Kamer van Toezicht, die de klacht van de klaagsters ongegrond had verklaard. De klaagsters stellen dat de notaris buiten haar opdracht heeft gewerkt, onjuiste informatie heeft verstrekt aan de kantonrechter en hen niet de volledige stukken heeft teruggegeven. De notaris daarentegen verdedigt zich door te stellen dat zij de belangen van alle erfgenamen diende te behartigen en dat haar communicatie met andere erfgenamen noodzakelijk was voor de afwikkeling van de nalatenschap. Het hof heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de notaris niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtnorm. De klaagsters hebben niet aangetoond dat de notaris buiten haar opdracht heeft gewerkt of dat zij onjuiste informatie heeft verstrekt. De klachten zijn ongegrond verklaard, en het hof bevestigt de eerdere beslissing van de Kamer van Toezicht.

Uitspraak

Beslissing
________________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht
zaaknummer: 200.108.168/01 NOT
zaaknummer kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Rotterdam: 15/11
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 januari 2013 (bij vervroeging)
inzake:
1.
[appellante],
wonende te Nuenen,
2.
[appellante],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTEN,
t e g e n
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
mr. G.L. Maaldrink, advocaat te ‘s-Gravenhage.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellanten, verder klaagsters, is bij een op 5 juni 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Rotterdam, verder de kamer, van 10 mei 2012, waarbij de kamer de klacht van klaagsters tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2. Op 1 augustus 2012 zijn van de zijde van klaagsters nadere stukken ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 12 september 2012 een verweerschrift - met bijlagen - en zijn op 6 december 2010 nadere stukken ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 20 december 2012. Klaagsters en de notaris alsmede haar gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord
gevoerd; Appellante sub 1. en de gemachtigde van de notaris aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Wel hebben klaagsters aan de door de kamer vermelde feiten een verbetering aangebracht en een eigen opsomming toegevoegd. Indien en voor zover die verbetering en opsomming voor de beoordeling van belang zijn, zal het hof hiermee rekening houden.
4.
De standpunt van partijen
De wederzijdse standpunten blijken uit de beslissing waarvan beroep.
5.
De beoordeling
5.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. Het hof voegt met betrekking tot het klachtonderdeel dat ziet op de weigering van de notaris het dossier aan de opvolgend notaris over te dragen nog het volgende toe. In beginsel diende de notaris op grond van artikel 17 lid 2 van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels (zoals dit artikel luidde tot 10 oktober 2011) ondanks haar retentierecht op tot haar dossier behorende stukken vanwege de nog niet voldane declaratie, deze stukken - in origineel dan wel in kopie - aan de opvolgend notaris af te geven onder door de voorzitter van het bestuur van de ring te stellen voorwaarden. Aangezien klaagsters de declaratie van de notaris niet wilden betalen omdat zij het met de hoogte ervan niet eens waren, diende de procedure van artikel 55 lid 2 van de Wet op het notarisambt (zoals dit artikel luidde tot 1 januari 2013) te worden gevolgd en had de notaris vervolgens haar volle medewerking aan de overdracht van de behandeling van de zaak aan haar opvolger moeten geven indien de betaling van haar declaratie was zekergesteld. Zowel klaagsters als de notaris, als meest gerede partij, had(den) de ringvoorzitter om een beslissing in het declaratiegeschil kunnen verzoeken. De notaris heeft onweersproken gesteld dat zij klaagsters heeft voorgesteld het betwiste bedrag op de kwaliteitsrekening van de KNB-ringvoorzitter over te maken en een declaratiegeschil aanhangig te maken, waarna zij volledige medewerking zou geven aan het overdragen van het dossier, maar klaagsters op dit voorstel niet zijn ingegaan. Het initiatief de ringvoorzitter om een beslissing in het declaratiegeschil te verzoeken, lag naar het oordeel van het hof dan ook bij klaagsters.
5.2. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
5.3. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
6.
De beslissing
Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en G. Kleykamp-van der Ben en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 januari 2013 door de rolraadsheer.
Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam
Reg.nr. 15/11
Beslissing op een klacht als bedoeld in artikel 99 van de Wet op het notarisambt van:
[appellante], en
[appellante]
Domicilie kiezende te [woonplaats],
hierna te noemen klaagsters
- tegen -
[de notaris]
notaris te [vestigingsplaats]
hierna te noemen de notaris.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De Kamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het klaagschrift d.d. 14 september 2011;
  • een verweerschrift d.d. 21 oktober 2011
  • een schrijven van klaagsters van 20 januari 2012, met bijlagen;
  • een schrijven van klaagsters van 23 januari 2012, met bijlagen;
  • een schrijven van de advocaat van de notaris van 19 maart 2011 (lees 2012), met bijlagen;
  • een schrijven van klaagsters van 19 maart 2012, met bijlagen;
  • een schrijven van de advocaat van de notaris van 30 maart 2011 (lees 2012), met bijlagen.
1.2
De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden tijdens de vergadering van de Kamer op 12 april 2012. Daarbij zijn zowel klaagsters, samen met hun partners, alsmede de notaris, bijgestaan door mr. G.L. Maaldrink, verschenen. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. Partijen hebben tevens pleitnotities overgelegd.
1.3
Klaagsters hebben bij aanvang van de zitting een stuk overgelegd houdende “een opsomming van in totaal 101 onjuiste aannames en onwaarheden”. De Kamer heeft - na beraad - dit stuk aangenomen en de notaris de gelegenheid gegeven om hier binnen twee weken na de zitting schriftelijk op te reageren. Mr. Maaldrink heeft te kennen gegeven dat hij vindt dat dit stuk niet geaccepteerd kan worden door de Kamer en ziet ervan af om schriftelijk te reageren op dit stuk.

2.De feiten

De Kamer gaat uit van de navolgende feiten:
2.1
Op 25 juli 1993 is de vader van klaagsters, heer[naam], overleden (hierna: erflater). Op 25 februari 2010 is de moeder van klaagsters, [naam], overleden (hierna: erflaatster).
2.2
De nalatenschap van erflater is in behandeling bij mr.[naam], notaris te [vestigingsplaats]. Hij heeft in januari 2009 van de kantonrechter te Eindhoven de opdracht gekregen om een boedelbeschrijving te maken. Deze boedelbeschrijving is tot op heden nog niet geproduceerd.
2.3
Erflaatster heeft bij testament van 15 oktober 2007 klaagsters benoemd tot executeurs.
Zij hebben in maart 2010 de notaris gevraagd om als boedelnotaris op te treden.
2.4
Op 22 februari 2011 heeft de notaris haar taak als boedelnotaris neergelegd.

3.De klacht

De klacht valt uiteen in een aantal klachtonderdelen.
3.1
De opdracht
De opdracht was beperkt tot de vaststelling van de vererving, de voorbereiding van de voorlopige aangifte erfbelasting, en de boedelbeschrijving. De notaris heeft niet voldaan aan deze taken, buiten de opdracht gewerkt en heeft op eigen initiatief onverwacht haar werkzaamheden neergelegd, met alle gevolgen van dien, omdat op 1 maart 2011 de termijn waarvoor de Belastingdienst uitstel tot het indienen van de aangifte erfbelasting had verleend, verliep. Verder trekt de notaris de boedel leeg door onnodige activiteiten te declareren. Als de klaagsters zich daartegen verzetten worden zij monddood gemaakt.
3.2
Buiten de executeurs om communiceren met broers en zussen en het declareren daarvan
De notaris heeft tegen de wens en het verzoek in en zonder overleg kennelijk vele malen contact gehad met broers en/of zussen. De notaris stelt dat zij over een meter groot dossier beschikt, terwijl de klaagsters slechts over een klein mapje met correspondentie beschikken. Klaagsters hebben de overtuiging dat de notaris hen doelbewust buiten spel wilde zetten door zonder enig overleg vertrouwelijke correspondentie rond te sturen aan de afstammelingen en de van hen ontvangen informatie niet met klaagsters te delen. Dit heeft geleid tot een exorbitante declaratie en dit gaat ook in tegen artikel 4:145 en artikel 4:148 BW.
3.3
Zonder overleg en onjuiste informatie verstrekken o.a. aan de kantonrechter te Eindhoven, en weigeren dit te rectificeren
Het ongevraagd en zonder overleg communiceren met de Kantonrechter middels brieven van 19 november 2010 en 26 januari 2011 is onbegrijpelijk en laakbaar en bovendien onnodig kostenverhogend.
Dat de notaris een voorstel heeft gedaan over de boedel van vader valt buiten de opdracht van de notaris; voldoende is aangetoond dat de notaris onjuiste informatie heeft verstrekt en het niet reageren op de rectificatie-eis is notarisonwaardig.
3.4
Teruggave van de stukken en de informatie/stukken die de notaris al terstond af had moeten geven.
Klaagsters hebben meerdere malen verzocht om teruggave van het complete door hen aangeleverde dossier, inclusief de resultaten van de werkzaamheden die de notaris voor hen heeft verricht. Klaagsters hebben enkel een klein mapje met bankafschriften van moeder gekregen. Dit is nog geen tiende deel van wat klaagsters aan de notaris hebben verstrekt. Van het een meter dikke dossier van de notaris is niets ontvangen.
3.5
Niet indienen erfbelastingaangifte
De notaris was kennelijk niet op de hoogte van het feit dat de aangifte erfbelasting binnen acht maanden na het overlijden gedaan moest zijn. Omdat door de Belastingdienst niets was ontvangen kregen de executeurs een aanmaning. Daarna is kennelijk alsnog een verzoek om uistel gedaan. De aangifte moest voor 1 maart 2011 binnen zijn. Uitstel was niet mogelijk. Enkele dagen voor 1 maart 2011 hebben klaagsters bij de notaris de gegevens opgeëist op basis waarvan een voorlopige aangifte gedaan zou kunnen worden. Vervolgens heeft de notaris haar taak als boedelnotaris per direct gestopt.
3.6
Weigeren overdracht van het dossier
De notaris weigert het dossier over te dragen aan de opvolgende notaris.

4.Standpunt van de notaris

Verwezen wordt naar de beslissing van 13 oktober 2011 van de Kamer (reg. nrs. 18/10, 21/10 en 23/10) waarin een aantal ook voor de onderhavige zaak relevante feiten staan vermeld.
De notaris treedt al langer dan een jaar niet meer op als boedelnotaris ten aanzien van onderhavige boedel. Dit omdat de notaris niet langer meer het vertrouwen van de deelgenoten genoot, hetgeen wel noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak als boedelnotaris.
4.1
De opdracht
De notaris verwijst naar de schriftelijke, door klaagsters getekende opdrachtbevestiging. Onjuist is dat de werkzaamheden beperkt zouden zijn tot de door genoemde elementen “vaststellen van de vererving”, “opstellen voorlopige aangifte erfbelasting”en “opstellen boedelbeschrijving”.
Klaagsters zien er aan voorbij dat de boedelnotaris de belangen van alle erfgenamen dient te behartigen. Het behoort tot de taak van de boedelnotaris actief te streven naar vooruitgang in de afwikkeling van de nalatenschap, onafhankelijk, onpartijdig en rekening houdend met de belangen van alle erfgenamen.
De notaris heeft er op gewezen dat:
  • de vererving niet kon worden vastgesteld omdat zij afhankelijk was van de uitkomst van de door een andere notaris op te stellen boedelbeschrijving, en de door haar op te stellen boedelbeschrijving ook daarvan afhankelijk was;
  • zij geen aangifte kon doen, omdat niet duidelijk was hoe de nalatenschap was samengesteld en de erfgenamen onenigheid hadden over uitgekeerde voorschotten.
De boedelnotaris heeft niet de mogelijkheid om deelgenoten te verplichten op gestelde vragen antwoorden te geven, noch om hier gevolgen aan te verbinden. Ook kan zij hen niet verplichten te verschijnen bij een bespreking.
Na de ontvangst van de brief van klaagsters van 19 maart 2012 is nog contact geweest met notaris [naam] over de stand van zaken van de boedelbeschrijving. Hij gaf aan dat een aantal punten nog uitwerking behoeven. Waarom klaagsters het de notaris kwalijk nemen dat zij contact heeft gehad met notaris [naam] is onduidelijk.
Klaagsters waren overigens op de hoogte van het feit dat de notaris een gesprek met broer[naam] zou hebben. Klaagsters hebben ook te kennen gegeven dat ze de notaris niet toestonden dagafschriften uit een bepaalde periode ter inzage af te staan aan hun broer [naam]. Aan dat voorbehoud heeft de notaris zich ook gehouden.
Broer [naam] drong aan op een uitkering van eenzelfde voorschot op het erfdeel. Klaagsters hebben zich altijd op het standpunt gesteld dat dit niet aan de orde was omdat broer [naam] schulden aan zijn moeder zou hebben. Broer [naam] ontkende dit. Zolang niet duidelijk was wie van de partijen gelijk heeft, kon de notaris zich als onpartijdig en onafhankelijk notaris niet achter het standpunt van klaagsters verschuilen. Derhalve kon zij niet anders dan het voorstel van broer [naam] om aan hem ook een voorschot uit te keren voor te leggen aan de andere erfgenamen. Dit voorstel was echter gedoemd te mislukken, omdat de voorschotten op verdelen uitsluitend kunnen worden uitgekeerd indien alle erfgenamen daarmee instemmen. Gelet op eerdere reacties van klaagsters zou dit niet gebeuren en had de notaris broer [naam] een brief moeten schrijven met de mededeling dat zijn voorstel door een aantal mede-erfgenamen was afgewezen. Daarna zou broer [naam] alle volgende keren weer van de notaris hebben kunnen horen dat eerst notaris [naam] met zijn boedelbeschrijving gereed moest zijn.
Klaagsters willen kennelijk maar niet inzien dat de notaris weliswaar door klaagsters als boedelnotaris is aangesteld, maar dat dit niet met zich meebrengt dat zij ook alles doet wat klaagsters wensen. Klaagsters zijn kennelijk van mening dat de notaris als partijnotaris had moeten optreden en niet als boedelnotaris. Dit is gelet op de opdrachtbevestiging niet juist. De notaris ontkent dat bij haar aanstelling sprake zou zijn van een opdracht die slechts zou betreffen het vaststellen van de vererving, het opstellen van een voorlopige aangifte erfbelasting, en het opstellen van een boedelbeschrijving.
4.2
Buiten de executeurs om communiceren met broers en zussen en het declareren daarvan
Doordat klaagsters artikel 4:145 BW verkeerd interpreteren, ontstaat de klacht dat de notaris niet mocht communiceren met de andere erfgenamen en dat alle communicatie alleen maar via de executeurs moest lopen. Dit is onjuist.
Klaagsters verwijten de notaris ten onrechte dat deze gewerkt zou hebben ten behoeve van broer [naam] en niets voor de executeurs en de andere erfgenamen gedaan zou hebben.
Een declaratiegeschil behoort niet tot de competentie van de Kamer van Toezicht.
4.3
Zonder overleg en onjuiste informatie verstrekken o.a. aan de kantonrechter te Eindhoven, en weigeren dit te rectificeren
Wat betreft de door haar aan de kantonrechter te Eindhoven verstrekte informatie was sprake van het op alleszins redelijke wijze als boedelnotaris voldoen aan een rechtsplicht, te weten het naar eer en geweten antwoorden van de door de kantonrechter gevraagde informatie.
Zolang notaris [naam] de boedelbeschrijving niet heeft afgerond en de door de executeurs gewenste onderzoeken over de periode 1994-2010 niet zijn afgerond, bestaat er onduidelijkheid over de gelijkheid in de bevoorschotting. Er is dan ook absoluut niet met zekerheid te stellen of de nalatenschap van moeder positief of negatief uitpakt.
Tijdens het gesprek met de kantonrechter hebben klaagsters op geen enkele wijze aangetoond dat de notaris onjuiste informatie of adviezen heeft verstrekt, of gesteld dat de kantonrechter verkeerde conclusies dienaangaande heeft getrokken of beslissingen heeft genomen.
4.4
Teruggave van de stukken en de informatie/stukken die de notaris al terstond af had moeten geven.
De notaris stelt zich op het standpunt dat zij aan klaagsters alle originele stukken heeft teruggegeven welke zij haar in handen hebben gesteld. Klaagsters willen echter de integrale inhoud van het boedeldossier hebben. De notaris heeft dit geweigerd in verband met haar geheimhoudingsplicht. Wel heeft zij zich bereid verklaard het integrale dossier aan de opvolgend notaris te willen overdragen onder voorwaarde van betaling van de openstaande declaratie.
4.5
Niet indienen van erfbelastingaangifte
Nu er geen uitzicht bleek te zijn op overeenstemming tussen de executeurs en de overige belanghebbenden over de (mogelijke) inbrengverplichtingen, hetgeen als voorwaarde aan de erfstelling is verbonden, en ook geen overeenstemming over de (mogelijk) door erflaatster aan haar kinderen verschuldigde bedragen uit hoofde van de nalatenschap van haar vooroverleden echtgenoot, was het de notaris nog niet mogelijk om een correcte aangifte erfbelasting op te stellen. Notaris [naam] diende eerst de boedelbeschrijving van erflater gereed te hebben voordat de notaris een aangifte kon opstellen. De mogelijkheid bestond om opnieuw uitstel van de aangifte te vragen, maar zover is het niet gekomen. Wel heeft de notaris de Belastingdienst geïnformeerd over het neerleggen van haar opdracht.
4.6
Weigeren overdracht van het dossier
De notaris heeft aan de opvolgend boedelnotaris voorgesteld een declaratiegeschil aanhangig te maken, om zo uit de impasse te komen. Dit met toepassing van artikel 17 lid 2 (voorheen lid 3) van de Verordening beroeps- en gedragsregels jo artikel 55 Wet op het notarisambt. Zouden klaagsters het betwiste bedrag onder de ringvoorzitter storten, dan was de notaris bereid het dossier te overhandigen aan de (huidige) boedelnotaris. Klaagsters zijn hier niet op ingegaan.

5.De beoordeling

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 98 van de Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
5.1
De opdracht
De Kamer overweegt dat klaagsters een overeenkomst hebben getekend, met een opdracht luidende: “optreden als boedelnotaris”. Met het oog hierop diende de notaris als onafhankelijk notaris haar eigen positie te bepalen om deze opdracht op een juiste wijze tot een goed einde te brengen. Klaagsters gaan bij het formuleren van hun klacht uit van een te beperkte rol van de boedelnotaris. Anders dan klaagsters kennelijk voorstaan diende de notaris met inachtneming van de gerechtvaardige belangen van alle betrokkenen haar werkzaamheden uit te voeren; actieve communicatie met die betrokkenen is daarbij onontbeerlijk. De Kamer stelt vast dat niet is gebleken - de uitvoerige verhandelingen van klaagsters ten spijt - dat de notaris activiteiten heeft ontplooid liggend buiten de haar gegeven opdracht, zodat deze klacht ongegrond is.
5.2
Buiten de executeurs om communiceren met broers en zussen en het declareren daarvan.
De Kamer overweegt – zoals al volgt uit hetgeen onder 5.1 is overwogen - dat de notaris de plicht had om het dossier op een juiste wijze ten behoeve van alle belanghebbenden te behandelen. Hiertoe kan ook het contact met andere broers en zussen behoren. Die activiteiten kunnen ook gedeclareerd worden. Een geschil omtrent de hoogte van een declaratie staat niet ter beoordeling van de Kamer. De Kamer is van oordeel dat de notaris gehandeld heeft zoals dat een behoorlijk notaris betaamt, zodat de klacht ongegrond is.
5.3
Zonder overleg en onjuiste informatie verstrekken o.a. aan de kantonrechter te Eindhoven, en weigeren dit te rectificeren
Blijkens het verslag van de kantonrechter te Eindhoven naar aanleiding van het gesprek van 26 november 2010 heeft de kantonrechter een informatief gesprek gevoerd met de deelgenoten. In het verslag noteert de kantonrechter: dat hij heeft kennis genomen van de adviezen van de beide betrokken notarissen. Niet is gebleken dat hij naar aanleiding van de door de notaris gegeven adviezen verkeerde conclusies heeft getrokken of beslissingen heeft genomen. Daarbij komt dat klaagsters zelf bij dit gesprek op 26 november 2010 aanwezig zijn geweest, zodat zij eventuele onjuistheden of mogelijke insinuaties van de zijde van de notaris desgewenst zou hebben kunnen bestrijden. Hiervan is niet gebleken. Daarnaast overweegt de Kamer dat, indien de kantonrechter naar relevante ontwikkelingen in de boedel informeert, het juist op de weg van de notaris ligt om hier een antwoord op te geven. De klacht is derhalve ongegrond.
5.4
Teruggave van de stukken en de informatie/stukken die de notaris al terstond af had moeten geven.
Door klaagsters is niet gespecificeerd welke stukken zij wensen te ontvangen, nu zij enkel stellen het gehele dossier te willen ontvangen. De Kamer overweegt dat klaagsters niet het recht hebben op een afschrift van het gehele dossier, nu zich hierin ook stukken kunnen bevinden die betrekking hebben op aspecten van de zaak die onder de geheimhoudingsplicht van de notaris vallen. Klaagsters dienden dan ook specifiek te zijn in welke stukken zij van de notaris wensen te ontvangen. Nu zij dat niet gedaan hebben acht de Kamer de klacht ongegrond.
5.5
Niet indienen erfbelastingaangifte
De Kamer overweegt dat de notaris om uitstel heeft gevraagd voor het doen van aangifte. Dit omdat bij de notaris niet bekend was wat de omvang van de boedel was en zij ook niet alle relevante stukken had, zodat ook geen deugdelijke aangifte gedaan kón worden. De Kamer acht het niet onredelijk dat de notaris kort voordat zij de opdracht beëindigde nog een keer om uitstel heeft gevraagd. Anders dan klaagsters stellen is niet gebleken dat nader uitstel niet meer mogelijk was. De klacht is ongegrond.
5.6
Weigeren overdracht van het dossier
Mede gelet op haar geheimhoudingsplicht acht de Kamer het niet onredelijk dat de notaris geweigerd heeft het dossier integraal aan klaagsters over te dragen. De notaris heeft zich bereid verklaard het integrale dossier aan de opvolgend notaris te willen overdragen onder voorwaarde van betaling van de betwiste declaratie op de kwaliteitsrekening van de ringvoorzitter. Gelet op het gestelde in artikel 17, tweede lid van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels (zoals dit artikel luidde tot 10 oktober 2011), acht de Kamer dit niet onredelijk en is de klacht daarmee ongegrond.
5.7
De Kamer overweegt dat, voor zover er andere klachtonderdelen te lezen zijn in de door klaagsters overgelegde stukken ter zitting, of ter zitting naar voren zijn gebracht, dit een ongeoorloofde uitbreiding van de oorspronkelijke klacht betreft zodat Kamer daaraan voorbij dient te gaan.

6.De beslissing

De Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam,
verklaartde klachtonderdelen 3.1 tot en met 3.6 ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes, R. Veenendaal, F. Hoppel, W.H.J. de Jong en M.R.H. Krans, in tegenwoordigheid van de plaatsvervangend secretaris, E.J. van Beuzekom.
Uitgesproken ter openbare vergadering op 10 mei 2012.
De plaatsvervangend secretaris, De plaatsvervangend voorzitter,
E.J. van Beuzekom mr. A.F.L. Geerdes
Deze beslissing is verzonden op:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.