ECLI:NL:GHAMS:2013:1406

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.102.912-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake klacht tegen notarissen over onderzoeksplicht en declaraties

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van klaagster tegen de beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen. Klaagster had een klacht ingediend tegen twee notarissen, waarbij zij stelde dat de notarissen hun onderzoeksplicht hadden verzaakt met betrekking tot een overeenkomst van 23 maart 2010. Het hof heeft vastgesteld dat er geen aanknopingspunten zijn om te concluderen dat de notarissen tekort zijn geschoten in hun verplichtingen. De notarissen waren niet betrokken bij de totstandkoming van de overeenkomst en er is niet aangetoond dat de akten zonder kennisgeving en instemming van klaagster zijn opgesteld. De notarissen mochten de volmacht van 1 april 2010 redelijkerwijs interpreteren als een toestemming om de overeenkomst in zijn geheel te effectueren.

Daarnaast heeft het hof de argumenten van klaagster met betrekking tot de declaraties en urenspecificaties beoordeeld. Het hof concludeert dat de notarissen niet tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld, aangezien er geen concrete feiten zijn die tot een ander oordeel zouden leiden. De klacht van klaagster is in hoger beroep niet ontvankelijk verklaard voor een deel, en de beslissing van de kamer is bevestigd. De uitspraak is gedaan op 19 maart 2013.

Uitspraak

beslissing
__________________________________________________________________________ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummers: 200.102.912/01 NOT en 200.102.914/01 NOT
zaaknummers kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen:
129655 KT/RK 11-12 en 129656 KT/RK 11-13 (Groningen)
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 maart 2013
inzake:
200.102.912/01 NOT
[appellante],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE,
gemachtigde:
mr. H. Loonstein, advocaat te Amsterdam,
t e g e n
[notaris 1],
notaris te [vestigingsplaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
mr. M. Kremer, advocaat te Groningen,
en 200.102.914/01 NOT van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE,
gemachtigde:
mr. H. Loonstein, advocaat te Amsterdam,
t e g e n
[notaris 2],
notaris te [vestigingsplaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
mr. M. Kremer, advocaat te Groningen.

1.Voeging van beide zaken in hoger beroep

De beide procedures in hoger beroep tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen, hierna verder te noemen “de kamer”, van 31 januari 2012 in de zaken met de nummers 129655 KT/RK 11-12 en 129656 KT/RK 11-13, zijn door het hof gevoegd behandeld aangezien zij op hetzelfde feitencomplex betrekking hebben.

2.De stukken van het geding

2.1.
Van de zijde van appellante, hierna verder te noemen “klaagster”, is in beide zaken bij een op 28 februari 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlage - tijdig hoger beroep ingesteld tegen voormelde beslissing van de kamer, waarbij de kamer de klacht van klaagster tegen geïntimeerden, hierna verder te noemen “de notarissen”, ongegrond heeft verklaard.
2.2.
Op 24 april 2012 is van de zijde van klaagster een aanvullend verzoekschrift -met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
2.3.
Van de zijde van de notarissen is op 1 juni 2012 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 november 2012. Klaagster en de notarissen alsmede hun gemachtigden zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klaagster aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

4.De standpunten van partijen

De wederzijdse standpunten blijken uit de beslissing waarvan beroep, met dien verstande dat klaagster in hoger beroep haar klacht heeft uitgebreid zoals hierna vermeld onder 5.1.

5.De beoordeling

5.1.
Het hof behandelt de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang. Daarbij worden evenwel alleen in beschouwing genomen klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Aan een beoordeling van het voor het eerst in hoger beroep door klaagster geuite verwijt dat de notarissen in een van de hypotheekakten van 1 april 2010in afwijking van hetgeen in de overeenkomst van 23 maart 2010 is bepaald niet ABN Amro Bank maar New HBU II N.V. als hypotheekneemster hebben opgenomen, komt het hof derhalve niet toe. Klaagster zal in dit klachtonderdeel niet ontvankelijk worden verklaard.
5.2.
Ten aanzien van de klachtonderdelen met betrekking tot de overeenkomst van 23 maart 2010 en de akten van 1 april 2010 heeft het onderzoek in hoger beroep ertoe geleid dat het hof zich verenigt met de beschouwingen en gevolgtrekkingen die zijn vervat in de beslissing van de kamer.
Het hof voegt daaraan nog toe dat de notarissen de tekst van de volmacht van 1 april 2010 redelijkerwijs zo mochten interpreteren dat zij als gevolmachtigden van klaagster alles mochten doen om de overeenkomst van 23 maart 2010 in haar geheel te effectueren, ook al werd in de volmacht melding gemaakt van een nog te ondertekenen onderhandse overeenkomst. Gelet op de e-mail van klaagster van 23 juli 2010 aan[notaris 1] was ook klaagster deze mening toegedaan, aangezien zij in deze e-mail schrijft dat [notaris 1] haar destijds heeft verzekerd dat de overeenkomst van 23 maart 2010 in haar totaliteit en exact conform de inhoud zou worden overgenomen in een notariële akte, op basis waarvan zij ook een volmacht heeft afgegeven. Het in hoger beroep aangevoerde argument van klaagster dat de notarissen met het verlijden van de akten van 1 april 2010 buiten de volmacht zijn getreden, wordt derhalve verworpen. Voorts kan het ter zitting door klaagster aangevoerde argument dat zij omstreeks 1 april 2010 niet meer door haar toenmalige advocaat werd bijgestaan het hof niet tot een ander oordeel brengen, nu deze omstandigheid voor de notarissen in geen enkel opzicht kenbaar was of had moeten zijn. Klaagster heeft ter zitting immers erkend dat zij dit niet aan de notarissen heeft medegedeeld, en het hof vermag niet in te zien op welke andere wijze de notarissen daarvan op de hoogte hadden moeten zijn.
5.3.
Ten aanzien van het klachtonderdeel ter zake van de declaraties en urenspecificaties verenigt het hof zich met het oordeel van de kamer. Met betrekking tot de termijn waarbinnen de notarissen de urenspecificaties aan klaagster hebben verzonden overweegt het hof dat uit de overgelegde stukken blijkt dat diverse malen specificaties zijn verstuurd; de eerste reeds in april 2010. Dat die specificaties klaagster niet tot tevredenheid stemden maakt op zichzelf niet dat de notarissen in dezen tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. Van concrete feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel aanleiding zouden geven is het hof niet gebleken.
5.4.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
- verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar klachtonderdeel zoals bedoeld onder 5.1.;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L. Verheij, J.C.W. Rang en P. Blokland en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 19 maart 2013 door de rolraadsheer.