ECLI:NL:GHAMS:2013:1404

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 januari 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.102.048-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wilsbekwaamheid bij testamentaire akte en geheimhoudingsplicht van de notaris

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de klacht van klaagster tegen de oud-notaris. Klaagster betwistte de wilsbekwaamheid van haar moeder, erflaatster, ten tijde van het opstellen van haar testament op 30 november 2005. Klaagster stelde dat de oud-notaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar de geestelijke vermogens van erflaatster, die leed aan geheugenproblemen en later de ziekte van Alzheimer bleek te hebben. Het hof oordeelde dat de oud-notaris voldoende zorgvuldigheid had betracht en geen reden had om aan de wilsbekwaamheid van erflaatster te twijfelen. De oud-notaris had de hoofdregel in het notariaat nageleefd dat een akte alleen kan worden getekend indien de betrokken persoon over zijn verstandelijke vermogens beschikt. Het hof concludeerde dat de feiten en omstandigheden niet zonder meer het vermoeden rechtvaardigden dat erflaatster niet wilsbekwaam was. Bovendien was de oud-notaris niet bekend met de omstandigheden die de wilsbekwaamheid van erflaatster in twijfel konden trekken. Het hof bekrachtigde de beslissing van de kamer van toezicht en verklaarde klaagster niet ontvankelijk in haar verzoek om schadevergoeding. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen bij het beoordelen van wilsbekwaamheid en de afweging van geheimhoudingsplicht.

Uitspraak

beslissing
________________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht
zaaknummer: 200.102.048/01 NOT
zaaknummer kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Breda: KI 2/2011
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 januari 2013 (bij vervroeging)
inzake:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE,
t e g e n
[de oud-notaris],
oud-notaris te [vestigingsplaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
[naam], notaris te [vestigingsplaats].
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 15 februari 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Breda, verder de kamer, van 8 februari 2012, waarbij de kamer de klacht van klaagster tegen geïntimeerde, verder de oud-notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van de oud-notaris is op 26 maart 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Op 16 oktober 2012 is van de zijde van klaagster een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 november 2012. Klaagster en de gemachtigde van de oud-notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de oud-notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. De oud-notaris had te kennen gegeven niet te zullen verschijnen.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4.
Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij onzorgvuldig is geweest bij het opstellen van het testament van de moeder van klaagster, verder erflaatster, van 30 november 2005, aangezien de notaris de wilsbekwaamheid van erflaatster niet (voldoende) heeft gecontroleerd. Er waren verscheidene indicatoren aanwezig, die de oud-notaris noopten tot nader (medisch) onderzoek naar de wilsbekwaamheid van erflaatster.
4.2. Tevens verwijt klaagster de oud-notaris dat hij zich ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht heeft beroepen ter zake van de door klaagster aan de oud-notaris gestelde vragen over de totstandkoming van het testament. Uit de beantwoording van die vragen zou moeten blijken of erflaatster wilsbekwaam was ten tijde van het opmaken en ondertekenen van het testament.
5.
Het standpunt van de oud-notaris
De oud-notaris heeft de stellingen van klaagster betwist en voor zijn verweer mede verwezen naar de door hem aan (de raadsvrouw van) klaagster gezonden brieven van 8 augustus 2010, 7 oktober 2010 en 25 maart 2011.
5.1. De oud-notaris heeft de hoofdregel in het notariaat dat de betrokken persoon
compos mentismoet zijn bij het ondertekenen van de akte altijd nageleefd. Uitgangspunt hierbij is dat een notaris bij het beoordelen van de geestelijke gesteldheid van een testateur dient uit te gaan van zijn eigen waarneming, tenzij de notaris ervan op de hoogte is of moet zijn dat een testateur lijdt aan een ziekte die de geestvermogens beïnvloedt. Uit de aantekeningen in het dossier blijkt dat erflaatster heel goed wist wat zij wilde en haar wensen ten aanzien van de door haar voorgestelde regelingen duidelijk kenbaar maakte. Het geheugen van de oud-notaris sterkt hem daarin. De oud-notaris was op de hoogte dat erflaatster al lange tijd met een huisgenote woonde. Met een indicatiestelling voor dagopvang en huishoudelijke zorg ten aanzien van erflaatster was de oud-notaris niet bekend. De eerste bespreking op 25 april 2005 heeft drie kwartier in beslag genomen. Voor dit gesprek heeft erflaatster de oud-notaris zelf gebeld. Het passeren van het testament heeft een half uur geduurd. Bij deze gelegenheid heeft de oud-notaris klaagster verzocht in eigen bewoordingen uit te leggen wat zij precies met het testament wilde. Vanwege een langdurig verblijf van erflaatster elders is het testament eerst zeven maanden na de eerste bespreking ondertekend. Op grond van het voorgaande had de oud-notaris geen enkele reden te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflaatster bij de eerste bespreking en ten tijde van de ondertekening van het testament. Uit de door klaagster bij haar beroepschrift overgelegde medische stukken is ook niet zonder meer af te leiden dat erflaatster bij de eerste bespreking en/of ten tijde van het passeren van het testament niet bij machte was haar wil te bepalen.
5.2. Vanwege zijn geheimhoudingsplicht kan de oud-notaris een aantal vragen van klaagster niet beantwoorden, omdat die vragen vertrouwelijke gegevens betreffen die erflaatster in het kader van het opmaken van het testament aan hem heeft verstrekt. De oud-notaris heeft zijn standpunt in deze kwestie ook door het Juridisch Bureau van de KNB laten toetsen; dat was dezelfde mening toegedaan.
6.
De beoordeling
6.1. Indien en voor zover klaagster de door haar in haar aanvullend beroepschrift begrote schade bedoeld heeft van de oud-notaris te willen vorderen, wijst het hof erop dat in een tuchtrechtprocedure als de onderhavige geen ruimte is voor het toekennen van een schadevergoeding. Daarvoor staat eventueel de rechtsgang bij de burgerlijke rechter open.
6.2. Met betrekking tot het hiervoor onder 4.1. weergegeven klachtonderdeel wordt geoordeeld als volgt. Door klaagster is gesteld dat er verschillende indicatoren aanwezig waren om te vermoeden dat erflaatster niet wilsbekwaam was ten tijde van het opmaken en passeren van het testament en dat deze indicatoren voor de oud-notaris aanleiding hadden moeten zijn om nader (medisch) onderzoek te doen.
Als feitelijke omstandigheden heeft klaagster het volgende aangevoerd:
  • erflaatster is in april 2005 op consult geweest bij een geriater wegens geheugenproblemen; eind 2006 ging de geriater ervan uit dat de ziekte van Alzheimer in 2003 bij erflaatster was ingezet;
  • erflaatster was 85 jaar;
  • vanwege geheugenproblemen en sociale niet-redzaamheid had erflaatster sinds september 2004 een indicatiestelling voor dagopvang en huishoudelijke zorg; zo kon erflaatster haar (financiële) huishouding niet meer zelf doen;
  • het testament wijkt in belangrijke mate af van het vorige testament;
  • het ondertekenen van het testament heeft plaatsgevonden redelijk kort nadat erflaatster in het ziekenhuis was opgenomen vanwege een longontsteking en een overbelaste lever;
  • erflaatster was in de periode tussen de eerste bespreking en het passeren van het testament 15 kg afgevallen;
  • tussen de eerste bespreking en het passeren van het testament zit een periode van zeven maanden.
6.3. Naar het oordeel van het hof rechtvaardigden de vorenstaande feiten en omstandigheden niet zonder meer het vermoeden dat erflaatster bij het opstellen van haar testament niet wilsbekwaam was. Bovendien was de oud-notaris niet bekend met de omstandigheden dat erflaatster last had van geheugenproblemen en dat zij sinds september 2004 een indicatiestelling voor dagopvang en huishoudelijke zorg had. Dat uit een medisch onderzoek in 2006 zou blijken dat de ziekte van Alzheimer kennelijk in 2003 bij erflaatster was ingezet, betekent niet dat erflaatster bij de eerste bespreking en ten tijde van het ondertekenen van het testament geen heldere geest had. De leeftijd van erflaatster, noch de inhoud van de door haar voorgestelde testamentwijziging gaf op zichzelf aanleiding voor extra behoedzaamheid. In dit verband merkt het hof op dat een inleidende bespreking van drie kwartier, mede gezien de eenvoudige wijziging en aard van het testament, relatief lang is, zodat aannemelijk is dat de oud-notaris ruim de tijd heeft gehad om naast de bespreking van het testament een gefundeerd oordeel over de geestelijke vermogens van erflaatster te vormen. Het beweerde gewichtsverlies en de ziekenhuisopname van erflaatster wegens een longontsteking en een overbelaste lever leveren op zichzelf geen reden op om aan de geestelijke vermogens van erflaatster te twijfelen. De oud-notaris was niet gehouden in de voorbespreking met erflaatster te onderzoeken welke (overige) indicatoren aanwezig zouden kunnen zijn, als de inhoud van het gesprek alsmede de wijze waarop erflaatster zich presenteerde, daartoe geen aanleiding gaf. De oud-notaris heeft in dit verband aangevoerd dat erflaatster heel goed wist wat ze wilde en haar wensen ten aanzien van de door haar voorgestelde regelingen duidelijk kenbaar maakte alsmede dat hij klaagster ter gelegenheid van het passeren van het testament in eigen bewoordingen heeft laten uitleggen wat zij precies met het testament wilde. De oud-notaris heeft naar het oordeel van het hof genoegzaam aannemelijk gemaakt dat hij tijdens de voorbespreking en het passeren van het testament voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflaatster en geen aanleiding had om aan die wilsbekwaamheid te twijfelen. De verklaring van de oud-notaris waarom het testament eerst na zeven maanden na de eerste bespreking is gepasseerd, komt het hof niet onaannemelijk voor en is ook niet door klaagster betwist. Het feit dat de oud-notaris onder deze omstandigheden geen nader (medisch) onderzoek heeft gedaan/laten doen naar de wilsbekwaamheid van erflaatster, acht het hof niet laakbaar. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard.
6.4. Met betrekking tot het hiervoor onder 4.2. weergegeven klachtonderdeel heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. Het hof voegt daaraan nog toe dat een notaris in een voorkomend geval zelf een afweging dient te maken of het belang van geheimhouding te rechtvaardigen is. Hij maakt daarbij een afweging tussen enerzijds het belang dat zijn cliënten ervan uit moeten kunnen gaan dat de notaris geheim houdt hetgeen zij hem hebben toevertrouwd en anderzijds het belang van het maatschappelijk verkeer waarbij derden mogen vertrouwen op rechtsgeldig tot stand gekomen en juiste notariële akten. Het valt de oud-notaris daarom niet te verwijten dat hij de afweging heeft gemaakt vanwege zijn geheimhoudingsplicht niet alle vragen van klaagster te beantwoorden. Dit klachtonderdeel zal daarom eveneens ongegrond worden verklaard.
6.5. Nu het hof – alhoewel ten dele op andere gronden – ten aanzien van de klachten tot eenzelfde beslissing komt als de kamer, zal het hof die beslissing van de kamer in zoverre bekrachtigen. In haar verzoek strekkende tot vergoeding van de door haar geleden schade zal het hof klaagster niet ontvankelijk verklaren.
6.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.7. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7.
De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing;
- verklaart klaagster niet ontvankelijk in haar verzoek om schadevergoeding.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en
C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 8 januari 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE BREDA
Kl 2/2011
Beslissing
op de op 14 april 2011 ingekomen klacht van
[klaagster],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen klaagster,
tegen
[de oud-notaris],
oud-notaris, destijds gevestigd te [vestigingsplaats],
verder te noemen de oud-notaris.

1.Het verloop van de zaak

Na het tussen partijen gevoerde schriftelijke debat, wat blijkt uit hun brieven van 5 mei 2011, met bijlage, 12 mei 2011 en 6 juni 2011, heeft de mondelinge behandeling van de klacht door de kamer van toezicht plaatsgevonden op 25 januari 2012, waarbij zijn verschenen klaagster en de oud-notaris, beiden in persoon.

2.De inhoud van de klacht en het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij op 30 november 2005, toen nog in functie, ten behoeve van haar moeder een testamentaire akte heeft gepasseerd, waarbij zij een eerder testament heeft herroepen, terwijl zij toen niet, dan wel onvoldoende in staat kon zijn haar wil te bepalen, omdat zij immers leed aan de ziekte van Alzheimer.
Daarnaast verwijt klaagster de oud-notaris, dat hij zich ten onrechte beroept op zijn geheimhoudingsplicht ter zake van door klaagster aan de oud-notaris gestelde vragen over de tot standkoming van het testament. Uit de beantwoording van die vragen moet volgens klaagster duidelijk worden of haar moeder ten tijde van het opmaken en ondertekenen van het nieuwe testament voldoende compos mentis was. Klaagster is van mening dat haar moeder de gevolgen van haar nieuwe testament niet heeft kunnen doorzien.
Klaagster voert aan dat, voor zover zij op basis van de eerder door de oud-notaris wel gedane mededelingen kan beoordelen, hij onzorgvuldig is geweest bij zijn oordeel of hij met een wilsbekwame of wilsonbekwame te maken had. Zij is daarbij van mening dat een notaris niet in staat is te beoordelen of iemand wilsbekwaam is, aangezien hij niet is getraind in het beoordelen van de cognitieve vermogens van een (oudere) cliënt.
Beslissing klachtpagina 2
Kl 2/2011
Verder stelt klaagster dat haar moeder vanwege geheugenproblemen en sociale niet-redzaamheid sinds september 2004 een indicatiestelling had voor dagopvang, bestaande uit ondersteunende begeleiding en huishoudelijke zorg. De notaris heeft haar moeder op 25 april 2005, toen 85 jaar, aan huis bezocht. Zij telefoneerde volgens klaagster zelf nooit, dus de afspraak daarvoor is door iemand anders gemaakt, te weten haar huisgenote.
De notaris heeft haar moeder bij dit bezoek gedurende 45 minuten gesproken en pas op 30 november 2005, kort na een ziekenhuisopname wegens een longontsteking en een overbelaste lever, heeft zij het nieuwe testament thuis, zonder dat dit is voorgelezen, ondertekend. Haar moeder heeft volgens klaagster haar ziekenhuisopname tegen het advies van de arts en op aandringen van haar huisgenote vervroegd afgebroken en bij haar intake is geconstateerd dat men te maken had met een verwarde vrouw.
Klaagster vervolgt dat haar moeder in april 2005 vanwege haar geheugenproblemen op consult is geweest bij een geriater, waarbij zij in de MMSE-test 27/30 scoorde, wat duidt op een aangetast cognitief vermogen. Deze score vond de geriater, gezien zijn indruk van haar, hoog. Haar functioneren in huis duidde al op een verdere degeneratie van haar cognitieve vaardigheden. Zo kon zij niet meer alleen thuisblijven, niet zelfstandig boodschappen doen, het huishouden niet doen en haar eigen financiën en haar medicatie niet meer bijhouden, aldus klaagster.
In mei 2006 is haar moeder verhuisd naar Amsterdam en vertrokken bij haar huisgenote, die zij daarna nooit meer heeft willen zien. In september 2006 scoorde haar moeder bij een geriater in het VU ziekenhuiste Amsterdam nog 19/30 op de MMSE-test en daar werd toen in relatie met andere onderzoeken gevorderde Alzheimer vastgesteld, welke ziekte volgens die geriater al in 2003 was ingezet.
Klaagster stelt daarnaast dat de oud-notaris iedere medewerking weigert om er achter te komen of haar moeder hem wel van bepaalde feiten op de hoogte heeft gesteld en hij op de hoogte was dat zij al een indicatiestelling had wegens geheugenproblemen en niet sociale niet-zelfredzaamheid. Klaagster meent dat de oud-notaris, aan wie zij bij brief van 12 juli 2010 vragen heeft gesteld over de wijze waarop het testament tot stand is gekomen en of daarbij al dan niet de inhoudelijke consequenties van het nieuwe testament zijn besproken, zich ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht beroept.
Klaagster, die zich genoodzaakt heeft gezien de geldigheid van het testament langs civielrechtelijke weg aan te vechten, meent dat zij door de oud-notaris door het vasthouden aan zijn geheimhoudingsplicht in rechte wordt geschaad. Ook na een brief van haar advocate van 25 maart 2011 heeft de oud-notaris met een beroep op zijn geheimhouding geweigerd de voor die civiele procedure noodzakelijke informatie te verstrekken.
Beslissing klachtpagina 3
Kl 2/2011
Op grond van dit alles stelt klaagster dat de oud-notaris onzorgvuldig is geweest, omdat hij, alvorens het testament op te maken, geen compleet beeld heeft proberen te verkrijgen van de mentale staat van haar moeder en van haar financiële zaken.

3.De feiten

Op grond van de klachtstukken en hetgeen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van de klacht naar voren is gekomen, kunnen de tussen partijen vaststaande feiten als volgt worden samengevat.
- De oud-notaris heeft op 30 november 2005 ten behoeve van klaagsters moeder, toen 85 jaar oud en woonachtig te [woonplaats], een testamentaire akte gepasseerd, waarbij zij haar eerdere testament heeft herroepen.
- Daaraan voorafgaande heeft de oud-notaris ter bespreking van het nieuwe testament klaagsters moeder op 25 april 2005 thuis bezocht.
- Klaagsters moeder is 18 februari 2010 overleden.
- Klaagster, die zich, zoals uit haar klacht blijkt, op het standpunt stelt dat haar moeder ten tijde van het bespreken van het testament en het verlijden van de akte, leed aan Alzheimer en daardoor wilsonbekwaam was, heeft de notaris bij brief van 12 juli 2010 de navolgende vragen gesteld:
1.
Op welke datum is het dossier m.b.t. het testament van mijn moeder geopend?
2.
Hoe vaak en op welke data (tijdstippen) heeft [de oud-notaris] op uw kantoor met mijn moeder gesproken over dit testament?
a.
Hoe lang heeft dit gesprek geduurd?
3.
Indien niet meerdere afspraken op kantoor zijn gemaakt: op welke wijze en door wie is de voorbereiding van het testament gedaan (svp van beide zijde namen en data geven en wijze van correspondentie)?
4.
Op welke wijze en via wie zijn de afspraken tot stand gekomen en op welke wijze is mijn moeder naar het kantoor toegekomen? Door wie werd zij begeleid?
5.
Wie waren verder aanwezig bij dit gesprek, c.q. deze gesprekken?
6.
Op welke wijze heeft [de oud-notaris] vastgesteld of mijn moeder [naam] op 5 november 2005 rond 17.30 uur compos mentis was? Heeft hij dat elke keer dat hij met haar sprak gedaan? Hoe vaak heeft hij in totaal haar mentale staat gecontroleerd?
7.
Indien afspraken via derden werden gemaakt, c.q. mijn moeder bij de voorbereiding door derden werd vertegenwoordigd, hoe vaak, op welke tijdstippen en op welke wijze heeft [de oud-notaris] zich ervan vergewist dat mijn moeder wist wat zij deed en wie vertegenwoordigde haar bij de voorbereiding, c.q. verwoordde haar “zgn” wensen?
Beslissing klachtpagina 4
Kl 2/2011
8.
Was [de oud-notaris] ermee bekend dat mijn moeder sinds 21 september 2004 een door het CIZ verstrekte indicatie had voor dagbehandeling voor 6 dagdelen en voor huishoudelijke verzorging vanwege geheugen- en afhankelijkheidsproblemen?
a.
Zo ja, wie heeft hem en op welke is hij daarop gewezen?
9.
En zo ja, was [de oud-notaris] ermee bekend dat die indicatiestelling per 8 november 2005 was uitgebreid met een indicatie voor persoonlijke verzorging, omdat zij daartoe niet meer in staat was?
a.
Wie heeft hem en op welke wijze is hij daarop gewezen?
10.
Was [de oud-notaris] ermee bekend hoe groot de boedel van [naam] op dat moment zou kunnen zijn?
a.
Wie heeft hem daarover op welke wijze en op welke datum geïnformeerd?
b.
Welk bedrag was hem bekend en is dat aan hem aangetoond?
11.
Heeft [de oud-notaris], voordat tot het opmaken van het testament werd overgegaan, nagegaan of uit het verleden in het kader van de mogelijke boedel van mijn moeder nog andere nalatenschappen afgehandeld moesten worden?
12.
Heeft mijn moeder verklaard dat het testament van haar man, [naam] volledig was afgehandeld?
a.
Of heeft iemand anders dat voor haar gedaan?
b.
Zo ja, wie, wanneer en hoe?
13.
Zit in het dossier en was op het moment dat het testament verleden werd, een afschrift van het testament van mijn vader, [naam], aanwezig?
a.
Kunt u middels een gedateerde inlichtingenverklaring van het Centraal Testamentenregister aantonen dat voor of op de datum van het verlijden van mijn moeders testament is nagegaan of nog een uit te voeren testament van hem aanwezig was?
14.
Op welke wijze heeft [de oud-notaris] zich ervan vergewist dat dat testament al afgehandeld was?
a.
Welke bewijsstukken bevinden zich in het dossier om dat te ondersteunen?
15.
Heeft mijn moeder, [naam], de notaris erover ingelicht dat haar overleden man’s testament wellicht nog deels tot uitvoering moest worden gebracht?
a.
Of heeft iemand anders hem erover ingelicht dat dat testament wellicht nog deels tot uitvoering moest worden gebracht?
b.
Zo ja, door wie en hoe?
16.
Heeft mijn moeder, [naam], de notaris erover ingelicht dat haar zoon, [naam], is overleden na haar man, [naam]?
17.
Heeft zij duidelijk gemaakt dat haar zoon erfgenaam was van haar man en dat wellicht plaatsvervangende bepalingen golden ten aanzien van zijn erfenis?
Beslissing klachtpagina 5
Kl 2/2011
18.
Heeft [de oud-notaris] kennis genomen van de wilsbeschikking van mijn broer, [naam] en geconstateerd of dit wellicht nog gevolgen had voor de tot uitvoering brengen van haar testament, dan wel van dat van haar overleden man?
19.
Kunt u middels een gedateerde inlichtingenverklaring van het Centraal Testamentenregister aantonen dat voor of op de datum van opmaking van mijn moeders testament is nagegaan of nog een uit te voeren testament van mijn broer aanwezig was?
a.
Heeft iemand anders hem erover ingelicht dat de financiële afwikkeling als gevolg van het overlijden van [naam]wellicht nog deels tot uitvoering moest worden gebracht?
b.
Zo ja, door wie en hoe?
20.
Welke zorgvuldigheid heeft [de oud-notaris] in acht genomen om achter dit soort mogelijke feiten te komen?
a.
Wie zijn, op welke data, zijn informatiebronnen geweest en op welke wijze heeft hij feiten gecheckt?
21.
Op welke datum is het dossier m.b.t. het testament van mijn moeder gesloten (m.u.v. de heropening naar aanleiding van haar overlijden?
- Bij brief van 8 augustus 2010 heeft de oud-notaris klaagster bericht dat hij zich, gezien ook het voor hem als gedefungeerd notaris geldende beroepsgeheim, niet kan uitlaten over hetgeen haar moeder hem in het kader van het opmaken van haar testament heeft toevertrouwd en heeft hij voor het overige feitelijk mededeling gedaan over de wijze van het tot stand komen van het testament en over de door hem beoordeelde wilsbekwaamheid van klaagsters moeder.
- Klaagster heeft bij e-mailbericht van 6 september 2010 aan de ambtsopvolger van de oud-notaris hierover haar onvrede geuit en daarnaast de volgende extra vragen gesteld:
1)
zou u svp bij [de oud-notaris] erop aan willen dringen dat hijalmijn vragen beantwoordt. Hier en daar kan hij simpel volstaan met een :”ja” en/of een “nee”. Als ik bv vraag of [de oud-notaris] ergens mee bekend was, kan hij zich niet beroepen op zijn geheimhoudingsplicht jegens cliënte ivm privacy. Ik vraag niet naar cliënte, ik vraag of hij iets weet of wist.
2)
Welke vragen heeft [de oud-notaris] mijn moeder gesteld op 25 april 2005 om vast te kunnen stellen of zij compos mentis was? Hoe lang heeft het gesprek op 25 april 2005 geduurd? Op welk tijdstip vond het gesprek in de dag plaats? Schonk mijn moeder hem zelf koffie of thee in? Welke vragen heeft [de oud-notaris] mijn moeder gesteld op 30 november 2005 om vast te stellen of zij compos mentis was? Hoe lang heeft de ontmoeting op 30 november geduurd?
3)
Aanvullende vraag: wat is er de oorzaak van geweest dat het gesprek plaatsvond op 25 april 2005, maar de ondertekening pas op 30 november 2005?
Beslissing klachtpagina 6
Kl 2/2011
4)
Aanvullende vraag: Wat is er de oorzaak van geweest dat het gesprek van 25 april ten huize van [naam] heeft plaatsgevonden, bij wie mijn moeder toentertijd inwoonde? Waarom kwam mijn moeder niet naar het notariskantoor? Het is toch niet gebruikelijk om een dergelijk gesprek met iemand die niet lichamelijk gehandicapt is in haar eigen huis (wat niet haar eigen huis was) te doen plaatsvinden?
5)
Aanvullende vraag: Wat is er de oorzaak van geweest dat de ondertekening ten huize van [naam] heeft plaatsgevonden, bij wie mijn moeder inwoonde? Waarom kwam mijn moeder niet naar het notariskantoor? Het is toch niet gebruikelijk om een dergelijke procedure met iemand die niet lichamelijk gehandicapt is af te ronden op de locatie waarop zij woont?
6)
Heeft het feit dat beide ontmoetingen kennelijk ten huize van [naam] moesten plaatsvinden, hem niet te denken gegeven?
7)
Was [de oud-notaris] er überhaupt van op de hoogte dat mijn moeder een zoon, mijn oudere broer, had gehad die overleden was na mijn vader?
8)
Ik wil graag de copie van het paspoort van mijn moeder ontvangen, waar de notaris, om een zorgvuldige procedure te kunnen volgen, een copie van heeft gemaakt?
9)
Vindt [de oud-notaris] achteraf dat een zorgvuldige procedure doorlopen is bij het opstellen van het testament van mijn moeder dat door haar op 30 november 2005 werd getekend?
- De oud-notaris heeft de beantwoording van deze (aanvullende) vragen beperkt tot de vragen 1 t/m 7 en 21 van de vragenlijst en 2 t/m 6 en 8 en 9 van de aanvullende vragen en heeft zich ten aanzien van de overige vragen andermaal beroepen op zijn geheimhoudingsplicht.

4.Het standpunt van de notaris

Voor zijn standpunt verwijst de oud-notaris naar zijn hiervoor aangehaalde brieven aan klaagster van 8 augustus en 7 oktober 2010 en zijn brief van 25 maart 2011 aan de raadsvrouw van klaagster.
In zijn brief van 8 augustus 2010 deelt de oud-notaris aan klaagster op de eerste plaats mee dat hij, gezien het ook voor hem als gedefungeerd notaris geldende beroepsgeheim, zich niet kan uitlaten over hetgeen haar moeder hem in het kader van het opmaken van haar testament heeft toevertrouwd.
Wel verzekert hij klaagster dat hij de in het notariaat geldende hoofdregel “dat een akte uitsluitend kan worden getekend, indien de daarbij betrokken persoon over zijn verstandelijke vermogens beschikt” gedurende zijn gehele loopbaan in acht heeft genomen en dat hij, zoals uit het dossier blijkt, ook ten aanzien van haar moeder en haar testament daarvan niet is afgeweken.
Beslissing klachtpagina 7
Kl 2/2011
Zijn geheugen sterkt hem daarin en de aantekeningen in het dossier geven volgens hem veeleer aan dat klaagsters moeder juist heel goed wist wat zij wilde, zodat er voor hem geen enkele reden was om te twijfelen aan haar handelings- cq. wilsbekwaamheid.
Als antwoord op de specifieke vragen van klaagster bericht de notaris dat hij met haar moeder over haar testament één bespreking heeft gevoerd en wel op 25 april 2005 en dat hij zich herinnert dat zowel bij die bespreking als bij de ondertekening van het testament verder niemand aanwezig was.
Bij brief van 7 oktober 2010 heeft de oud-notaris aan klaagster de vragenlijst beantwoord, echter met uitzondering van de vragen 8 tot en met 20, Ook vraag 7 van de door klaagster per e-mail van 6 september 2010 verzonden aanvullende vragen, heeft de oud-notaris onbeantwoord gelaten. Ten aanzien van die vragen heeft de oud-notaris aangegeven dat deze vertrouwelijke gegevens betreffen, die al dan niet tussen hen en klaagsters moeder zijn uitgewisseld, zodat deze onder zijn geheimhoudingsplicht vallen.
Als antwoord op de door klaagster in haar e-mail nog gestelde overige aanvullende vragen heeft de notaris -voor zover in deze relevant- in voormelde brief het volgende meegedeeld:
ad 2) dat klaagsters moeder zowel bij de voorbereidende bespreking als bij de ondertekening van haar testament naar zijn mening compos mentis was, hem geheel bleek uit de heldere wijze waarop zij zich presenteerde en haar wensen te kennen gaf. De notaris verwijst klaagster verder naar hetgeen hij hierover in zijn brief van 8 augustus 2010 heeft opgemerkt. De bespreking nam volgens de notaris drie kwartier in beslag en naar hij meent vond deze plaats aan het einde van de middag. Het passeren van de akte vergde een half uur.
ad 3) Dit werd veroorzaakt door een langdurig zomers verblijf van klaagsters moeder samen met [naam] in het vakantiehuisje van laatstgenoemde in [woonplaats]. Diverse telefoontjes van de kant van de notaris naar het thuisadres om een reactie op het toegezonden concept bleven om die reden zonder resultaat.
ad 4) Volgens de notaris is het niet ongewoon om hoogbejaarde cliënten thuis te bezoeken. Als cliënten daar prijs op stellen gebeurt dat, de notaris biedt dit zelf aan, zo ook aan klaagsters moeder.
Voor de vragen ad 5) en 6) verwijst de notaris naar zijn antwoord op vraag 4.
De notaris voert daarnaast nog aan dat hij zijn beroep op zijn geheimhoudingsplicht heeft laten toetsen door het Juridisch Bureau van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, die hem telefonisch heeft meegedeeld zijn mening te delen.
Beslissing klachtpagina 8
Kl 2/2011
De notaris meent dan ook dat hij zowel bij de totstandkoming van het testament als in zijn reactie naar klaagster naar eer en geweten en met inachtneming van de ter zake geldende regelgeving heeft gehandeld

5.De beoordeling en de gronden daarvoor

Ofschoon klaagster ter gelegenheid van mondelinge behandeling geen exacte duidelijkheid heeft weten te verstrekken over het tijdstip waarop zij van het testament van haar moeder op de hoogte raakte -klaagster heeft gesteld dat dit ergens in 2009 en dus vóór het overlijden van haar moeder was-, gaat de kamer ervan uit dat dit tijdstip was gelegen binnen de in artikel 99, lid 12 van de Wet op het notarisambt genoemde klachttermijn van drie jaren. Klaagster kan dan ook in zoverre in haar klacht woerden ontvangen
Ter beoordeling staat of de oud-notaris door het passeren op 30 november 2005 van een testamentaire akte ten behoeve van klaagsters moeder de in artikel 98, lid 1 Wet op het notarisambt neergelegde tuchtnorm heeft geschonden, nu klaagster stelt dat haar moeder daartoe wilsonbekwaam was. In dat kader heeft klaagster tevens aan de orde gesteld of de notaris zich met recht kan beroepen op zijn geheimhoudingsplicht ten aanzien van een groot aantal door klaagster over de tot standkoming van het testament gestelde vragen.
De notaris heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling nogmaals uitdrukkelijk verklaard dat klaagsters moeder naar zijn mening zowel bij het voorbereidende gesprek als ten tijde van het passeren van de akte op hem de indruk maakte dat zij zich volledig besefte wat zij wilde. Het initiatief voor het testament ging volgens de notaris ook geheel van haar zelf uit; zij wilde met dit testament uitdrukkelijk haar kleinkinderen begunstigen. De notaris heeft daarbij verder aangevoerd dat er voor hem geen enkele reden was om aan de wilsbekwaamheid van klaagsters moeder te twijfelen.
Naar het oordeel van kamer hoeft het feit dat klaagsters moeder op (hoge) leeftijd was, niet per definitie te betekenen dat zij niet in staat was haar wil te bepalen. Ook de omstandigheid dat de oud-notaris klaagsters moeder thuis heeft bezocht en ook daar het testament heeft verleden, impliceert, anders dan klaagster kennelijk meent, nog niet dat er reden was om aan haar wilsbekwaamheid te twijfelen. Voor het vrij lange tijdsverloop tussen het bezoek van de notaris aan klaagsters moeder ter bespreking van haar wens om haar testament te wijzigen en het passeren van de akte, heeft de notaris een afdoende verklaring gegeven.
Wel zal de gevorderde leeftijd van een testateur/testatrice in het algemeen reden moeten zijn om extra zorgvuldig te werk te gaan. Niet gebleken is echter dat de notaris daarin is tekort geschoten. Ofschoon klaagster heeft gewezen op de zorg- en hulpverleningsindicaties ten behoeve van haar moeder
Beslissing klachtpagina 9
Kl 2/2011
vanwege haar geheugen- en afhankelijkheidsproblemen, die, naar later (na het passeren van het testament) is vastgesteld, waren te wijten aan de toen bij haar geconstateerde ziekte van Alzheimer, was deze omstandigheid op zich zelf niet relevant voor de positie van de oud-notaris. De notaris dient immers bij de beoordeling van de geestelijke gesteldheid van een testateur, voorafgaand aan en op het moment van het passeren van het testament, uit te gaan van zijn eigen waarneming. Dit is anders wanneer de notaris ervan op de hoogte is, dan wel moest zijn, dat de testateur/testatrice aan een ziekte lijdt die de geestvermogens beïnvloedt. Dat daarvan in de onderhavige kwestie sprake was, is gesteld noch gebleken.
Hieruit volgt dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
Nu op grond van het vorenstaande moeten worden vastgesteld dat de notaris tot het passeren van de testamentaire akte heeft mogen overgaan, kan aan de beantwoording van de vraag of de notaris zich met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht de door klaagster gestelde vragen voor een deel onbeantwoord mocht laten, worden voorbijgegaan. Deze vragen zien immers uitsluitend op het doel van klaagster de door haar vermeende wilsonbekwaamheid van haar moeder in de door haar ingestelde civiele procedure tot vernietiging van het testament te kunnen vaststellen. Niet alleen moet worden geconstateerd dat de notaris van de wilsbekwaamheid van klaagsters moeder mocht uitgaan, tevens is deze procedure, naar klaagster nog heeft verklaard, inmiddels door een minnelijke regeling beëindigd. Klaagster heeft dan ook geen rechtens te respecteren belang meer bij dit tweede klachtonderdeel.

6.De beslissing

de kamer van toezicht
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 8 februari 2012 door mrs. H.C. Naves, voorzitter, C. Wallis, lid, A. Hanser, C.M. van Poppel en drs. M. Scherphof, plaatsvervangend leden, in tegenwoordigheid van A.C.L.M. de Jong, secretaris, en in het openbaar uitgesproken.
Voor eensluidend afschrift,
De secretaris van de kamer van toezicht
over de notarissen en kandidaat-notarissen te Breda.
Tegen deze beslissing kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief waarbij de beslissing is toegezonden, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.