ECLI:NL:GHAMS:2013:1403

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 januari 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.101.683-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris wegens onzorgvuldig handelen bij uitbetaling van geblokkeerde gelden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer van toezicht over notarissen. De notaris, die in deze procedure als appellant optreedt, had een klacht ontvangen van de Belastingdienst Utrecht/Gooi, vertegenwoordigd door de directeur als klager. De klacht betrof het onzorgvuldig handelen van de notaris bij de uitbetaling van geblokkeerde gelden, die op de derdengeldrekening van de notaris stonden. Klager verwijt de notaris dat hij zonder toestemming van de Ontvanger bedragen van in totaal € 1.119.272,52 aan derden heeft uitgekeerd, terwijl deze gelden bestemd waren voor de Ontvanger. De notaris had volgens klager voorafgaand aan de uitbetaling schriftelijke toestemming moeten vragen, in plaats van te vertrouwen op een telefonische bevestiging van de Belastingdienst.

Het hof heeft vastgesteld dat de notaris niet heeft gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt. Het hof oordeelt dat de notaris, gezien zijn zorgplicht, had moeten inwinnen bij de Ontvanger voordat hij tot uitbetaling overging. De notaris had moeten begrijpen dat er gerede twijfel bestond over de uitbetaling, en had daarom schriftelijke bevestiging moeten vragen. Het hof heeft de klacht van de Ontvanger gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd aan de notaris. De beslissing van de kamer van toezicht is vernietigd, en het hof heeft de notaris aangesproken op zijn onzorgvuldige handelen, dat de belangen van de Ontvanger ernstig heeft veronachtzaamd. De notaris heeft weliswaar betoogd dat hij navraag heeft gedaan bij de Belastingdienst, maar het hof oordeelt dat dit niet voldoende was om aan zijn zorgplicht te voldoen. De notaris kan niet worden verweten dat hij op basis van zijn geheimhoudingsplicht geen informatie heeft verstrekt aan de Ontvanger over de uitbetaling van de gelden.

Uitspraak

beslissing
________________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht
zaaknummer: 200.101.683/01 NOT
zaaknummer kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam: 477281 / NT 10-35 Pee
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 januari 2013 (bij vervroeging)
inzake:
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
APPELLANT,
gemachtigde:
mr. P. Wanders, advocaat te Amsterdam,
t e g e n
BELASTINGDIENST UTRECHT/GOOI,
gevestigd te Utrecht,
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
mr. S. de Glee.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder de notaris, is bij een op 7 februari 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder de kamer, van 12 januari 2012, waarbij de kamer de klacht van geïntimeerde, verder klager, tegen de notaris gegrond heeft verklaard en aan hem de maatregel van berisping heeft opgelegd.
1.2.
Op 26 maart 2012 is van de zijde van de notaris een aanvullend beroepschrift - met bijlage - ter griffie van het hof ingekomen. Op 12 november 2012 is van de zijde van de notaris voorts een brief met een productie en daarbij behorende bijlagen ter genoemde griffie ontvangen.
1.3.
Van de zijde van klager is op 29 mei 2012 een verweerschrift - met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 november 2012. Namens klager is verschenen de heer G. van den Berg, bijgestaan door de gemachtigde van klager. De notaris is eveneens verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

De feiten zoals door de kamer in de bestreden beslissing vastgesteld, zijn door partijen niet betwist, zodat die ook het hof tot uitgangspunt strekken. De notaris heeft echter aangevoerd dat de feitenvaststelling onvolledig dan wel ten onrechte suggestief is. Voor zover van belang, zal het hof de bezwaren die door de notaris zijn geuit tegen de wijze waarop de feiten door de kamer zijn vastgesteld, in zijn beoordeling betrekken.

4.Het standpunt van klager

Klager heeft vooropgesteld dat de klacht is ingediend namens de directeur van de Belastingdienst Utrecht/Gooi vanuit zijn verantwoordelijkheid als de Ontvanger van de Belastingdienst (hierna: de Ontvanger).
4.1.
Klager verwijt de notaris dat hij bedragen van in totaal € 1.119.272,52, welke bedragen op de rekening derdengelden van de notaris ten behoeve van de Ontvanger waren geblokkeerd, in strijd met de ter zake door de Ontvanger en de notaris gemaakte afspraken niet voor de Ontvanger beschikbaar heeft gehouden, maar - zonder onderzoek - aan derden heeft uitgekeerd. De notaris had aan de Ontvanger - die voorwaardelijk rechthebbende was - toestemming dienen te vragen voordat hij tot die uitkering overging. De notaris had niet mogen volstaan met (beweerdelijk) telefonische informatie van het Centraal Betaalkantoor in Apeldoorn. Gezien het grote financiële belang dat met deze zaak was gemoeid, had de notaris (alleen al vanwege de bewijsbaarheid en zijn verantwoordingsplicht) een schriftelijk bericht van de Belastingdienst moeten afwachten.
4.2.
Tevens verwijt klager de notaris dat hij (na tot uitbetaling van de geblokkeerde gelden te zijn overgegaan) de Ontvanger geen dan wel onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt. Hierdoor is de Ontvanger de mogelijkheid ontnomen de schade te beperken. De notaris heeft in de periode 21 december 2006 (brief van de Ontvanger om afdracht gelden) tot 11 december 2007 (brief van de notaris over uitbetaling gelden) niet gereageerd op telefonische verzoeken van de Ontvanger om teruggebeld/geïnformeerd te worden en ook niet gereageerd op brieven van de Ontvanger.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft de stellingen van klager betwist en zich als volgt verweerd.
5.1.
Klager heeft in zijn repliek van 4 april 2011 benadrukt dat de klacht niet primair vanuit de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de Ontvanger werd ingediend, maar vanuit het algemene beleid van een belastingeenheid en vanuit een zekere afstand van de functie van de Ontvanger. Het belang van klager bij deze procedure is op geen enkele wijze onderbouwd, zodat klager in zijn klacht niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
5.2.
De Ontvanger heeft nimmer aangetoond dat de bedragen waarvoor de Hoge Raad uiteindelijk heeft beslist dat de vennootschappen deze zijn verschuldigd, betrekking hebben op de aanslagen waarvoor beslag was gelegd. De Ontvanger heeft overigens nagelaten de beweerdelijke executoriale titels binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijn aan de notaris te betekenen. De notaris hield de gelden onder zich ten behoeve van de vennootschappen; de geblokkeerde bedragen dienden derhalve als regulier derdenbeslag te worden aangemerkt. Van een depot(overeenkomst) was immers geen sprake. Voorts heeft de notaris vanwege de gevoeligheid van het dossier zekerheidshalve telefonisch navraag gedaan bij de Ontvanger. De notaris kreeg te horen dat de heer [H.] niet meer werkzaam was bij de Ontvanger en hij contact op diende te nemen met de Ontvanger te Apeldoorn. De betrokken medewerker aldaar meldde de notaris dat er op naam van de vennootschappen geen vorderingen (meer) openstonden op de bij de notaris bekende aanslagnummers. Op verzoek van de notaris heeft een collega notaris eveneens navraag gedaan bij de Ontvanger te Apeldoorn en deze kreeg dezelfde antwoorden. De notaris heeft dus wel degelijk bij de Ontvanger geverifieerd of hij tot uitbetaling van de geblokkeerde gelden mocht overgaan. De notaris biedt aan zijn stelling nader te onderbouwen door die collega notaris als getuige te doen horen.
5.3.
Tussen zijn brief van 14 april 2003 en de brief van de Ontvanger van 21 november 2007 heeft de notaris niets van de Ontvanger vernomen over het verloop van de gerechtelijke procedures, ondanks de in 2003 gemaakte afspraken hierover. De door de Ontvanger - in de persoon van de heer [H.] - (kennelijk) verzonden brieven hebben de notaris niet bereikt, vermoedelijk omdat zij waren gericht aan het oude kantooradres van de notaris in Hilversum. De notaris betwist dat er in de periode na 21 december 2006 telefonisch contact tussen de Ontvanger en hem heeft plaatsgevonden. Voorts heeft de notaris op de brief van 21 november 2007 van de Ontvanger direct gereageerd. Gezien zijn geheimhoudingsplicht mocht de notaris zich niet tegenover derden, hier de Ontvanger, uitlaten aan wie de gelden waren uitgekeerd. Op een derdenbeslagene rust in zijn algemeenheid ook geen verplichting de beslaglegger over de uitkering te informeren.
5.4.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de notaris op vragen van het hof het volgende verklaard. De notaris werd benaderd door de vereffenaar waardoor hem duidelijk werd dat hij gelden onder zich hield voor niet bestaande vennootschappen. Het betrof de twee vennootschappen ten aanzien waarvan de grootste bedragen waren geblokkeerd. Om deze reden is hij tot uitkering van de geblokkeerde gelden overgegaan. De notaris had immers ook met de belangen van die vennootschappen te maken. Voorts heeft de notaris de wijziging van het kantooradres in zijn algemeenheid bekend gemaakt en specifiek aan de voor het notariaat belangrijke instanties, zoals de Belastingdienst. Overigens is het postadres altijd een adres in Laren geweest.

6.De beoordeling

6.1.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer dat uit de ter zitting in eerste aanleg overgelegde pleitnotitie (en overigens ook uit de brief van klager van 25 augustus 2011) blijkt dat klager in zijn hoedanigheid van de Ontvanger in het kader van de tussen de Ontvanger en de notaris in 2003 gemaakte afspraken de klacht heeft ingediend en derhalve een belang heeft bij een tuchtrechtelijke uitspraak over het handelen en/of nalaten van de notaris. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn klacht.
6.2.
Met betrekking tot het hiervoor onder 4.1. weergegeven klachtonderdeel overweegt het hof het volgende. Gelet op de positie van notarissen in het maatschappelijk verkeer en op het vertrouwen dat zij als zodanig genieten, rust op notarissen, die dienen te handelen als redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoten, een zwaarwegende zorgplicht. Van een notaris mag dan ook worden gevergd dat hij nadere informatie inwint bij zijn opdrachtgever (degene die hem gelden ter uitbetaling toevertrouwt) ingeval over de inhoud van de opdracht gerede twijfel kan bestaan, mits het inwinnen van informatie redelijkerwijs mogelijk is. In dit verband is het hof met de kamer van oordeel dat de Ontvanger erop mocht vertrouwen dat de notaris, op grond van de destijds tussen de Ontvanger en de notaris gemaakte afspraken dat de gelden ten behoeve van de Ontvanger op de derdenrekening van de notaris zouden blijven staan, hem op de hoogte zou brengen van zijn latere voornemen tot uitbetaling van die, ook al ontbraken daartoe formele depotafspraken. De omstandigheid dat de notaris door de vereffenaar werd benaderd en derhalve ook met de belangen van de betrokken vennootschappen had te maken, doet daaraan niet af. Hetzelfde heeft te gelden voor de aansporing van het BFT om tot afwikkeling van de beslagen over te gaan. Het hof verenigt zich voorts met het oordeel van de kamer dat, wat er van het door de notaris aangevoerde telefoongesprek in 2005 met de Belastingdienst in Apeldoorn ook zij, het uitermate onzorgvuldig is dat de notaris zonder schriftelijke bevestiging van de inhoud van dat telefoongesprek aan het betrokken regionale belastingkantoor van de Ontvanger - dus klager - tot uitbetaling is overgegaan. Hiermee heeft de notaris onvoldoende zorgvuldigheid betracht en het belang van klager ernstig veronachtzaamd. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
6.3.
Het hof passeert het bewijsaanbod van de notaris om een collega notaris als getuige te doen horen, reeds omdat dit bewijsaanbod niet concreet is en daarmee onvoldoende is onderbouwd.
6.4.
Met betrekking tot het onder 4.2. weergegeven klachtonderdeel is het hof van oordeel dat klager tegenover de betwisting van die stelling door de notaris onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de notaris (na tot uitbetaling van de geblokkeerde gelden te zijn overgegaan) op verzoek van de Ontvanger geen dan wel onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt. Klager heeft nagelaten de door hem genoemde brieven uit 2006 aan het hof over te leggen, zodat gezien de wijziging van het kantooradres van de notaris per 1 januari 2006 niet kan worden vastgesteld naar welk (post)adres van de notaris deze brieven zijn gestuurd en dus of de notaris deze brieven redelijkerwijs moet hebben ontvangen. Gelet op hetgeen door klager en de notaris is aangevoerd, kan evenmin worden vastgesteld dat in de periode tussen 21 december 2006 en 11 december 2007telefonisch contact tussen de Ontvanger en de notaris heeft plaatsgevonden in het kader van de afdracht van de bij de notaris op de derdenrekening ten behoeve van de Ontvanger geblokkeerde bedragen. Voorts overweegt het hof dat het beroepsgeheim van notarissen zich mede uitstrekt tot de derdenrekening. Op grond van die geheimhoudingsplicht kwam daarmee de notaris tot 1 januari 2012 (datum van invoering van het Besluit Informatieverstrekking notaris) ten aanzien van de Ontvanger een verschoningsrecht toe indien hem gevraagd werd informatie te verstrekken met betrekking tot betalingen die via de derdenrekening waren geschied. Dit betekent dat het de notaris niet kan worden verweten dat hij toendertijd op grond van zijn geheimhoudingsplicht niet aan de Ontvanger heeft gemeld aan wie de gelden waren uitgekeerd. Dit leidt ertoe dat dit klachtonderdeel ongegrond zal worden verklaard.
6.5.
Wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het hof als volgt. De notaris heeft ter zake van het onder 4.1. genoemde klachtonderdeel niet gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt en daardoor de belangen van de Ontvanger ernstig veronachtzaamd. Gezien de aard en de ernst van de handelwijze van de notaris is het hof van oordeel dat de maatregel van berisping passend en geboden is.
6.6.
Nu het hof deels tot een andere beslissing is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven en zal deze worden vernietigd.
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing en opnieuw rechtdoende:
- verklaart het klachtonderdeel zoals weergegeven onder 4.1. gegrond, met oplegging van de maatregel van berisping;
- verklaart het klachtonderdeel zoals weergegeven onder 4.2. ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en
C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 8 januari 2013 door de rolraadsheer.