ECLI:NL:GHAMS:2013:1171

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
23-004711-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met uitzondering van straf in hoger beroep tegen verdachte voor geweldsdelicten en drugshandel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2011. De verdachte, geboren in 1992, was eerder veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten en drugshandel. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 30 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

De zaak kwam aan het licht na een incident op 24 mei 2011, waarbij de verdachte twee jongens met de dood bedreigde en hen mishandelde met een vuurwapen. Daarnaast had hij zich schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en andere strafbare feiten, waaronder inbraak en diefstal. Het hof heeft de verdachte's eerdere veroordelingen meegewogen in de beslissing om de straf te verhogen. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 35 maanden geëist, maar het hof oordeelde dat 30 maanden passend was, gezien de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers en de samenleving.

Het hof heeft geen rekening gehouden met de omstandigheden van de arrestatie van de verdachte, aangezien deze zelf verantwoordelijk was voor de situatie door met een vuurwapen in het openbaar te dreigen. De op te leggen straf is gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de griffier aanwezig was. De zaak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en drugshandel en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

parketnummer: 23-004711-11
datum uitspraak: 26 maart 2013
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-666881-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 maart 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en de gronden waarop het berust en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre wordt het vonnis vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen. De raadsman acht een dergelijke straf passend, gezien de jeugdige leeftijd van de verdachte, de omstandigheid dat de verdachte, zoals ook blijkt uit de zich in het dossier bevindende verklaringen, ten tijde van zijn aanhouding in mei 2011 goed bezig was op school en op zijn stage, de omstandigheid dat hij nog niet eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, de omstandigheid dat het kleinschalige handel in cocaïne gedurende een korte periode betreft en bij de verdachte bij zijn aanhouding slechts een geringe hoeveelheid cocaïne is aangetroffen, de gewelddadige wijze waarop de verdachte is gearresteerd en ten slotte de omstandigheid dat hij drie weken in alle beperkingen heeft gezeten wat hem zeer zwaar is gevallen. Daarbij heeft de raadsman een verklaring van [naam] overlegd, waarin laatstgenoemde verklaart dat stichting [naam stichting] de verdachte een half jaar contract wil aanbieden met de intentie om hem, als hij het goed blijft doen en niet in aanraking komt met justitie een vast contract te geven. Volgens de raadsman zou de verdachte dan ook niet wederom vastgezet moeten worden, nu dit zijn kans op een goede start zou doorkruisen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 24 mei 2011 in het openbaar op buitengewoon grove wijze twee jongens met de dood bedreigd, waarbij hij met een pistool twee maal op de grond, dichtbij één van de slachtoffers, heeft geschoten en het pistool dreigend op beide slachtoffers heeft gericht. Daarbij heeft hij de twee jongens ook mishandeld. Het hof neemt dit de verdachte zeer kwalijk. De verdachte heeft weliswaar met het pistool op de grond gericht, maar een afketsende kogel had zomaar veel meer ellende kunnen aanrichten, zowel bij de twee jongens als bij omstanders en passanten. Door de twee jongens met de dood te bedreigen en hen te mishandelen heeft de verdachte hen angst aangejaagd en inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Iemand met de dood bedreigen en mishandelen kan grote impact hebben op iemands leven. De verdachte heeft daarbij door zijn handelen de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt.
In de weken daarvoor heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Bij de aanhouding van de verdachte is bij de verdachte ook een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne aangetroffen. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen gevaarlijke stof en verboden bij de Opiumwet. De ervaring leert dat die handel allerlei vormen van criminaliteit en overlast meebrengt. Tot slot heeft de verdachte op 14 februari 2011 sigaretten gestolen bij een sigarenzaak bij hem in de buurt en op 19 december 2010 een inbraak gepleegd bij [bedrijf] Autoverhuur. Hiermee heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom. Inbraak en diefstal leveren de gedupeerden niet alleen veel schade op. Zij ondervinden daarvan ook veel hinder.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 februari 2013 is de verdachte eerder ter zake van een geweldsdelict, vermogensdelicten en ook voor andersoortige strafbare feiten veroordeeld. Dat hierbij geen overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie zitten, maakt zijn gedragingen niet minder ernstig. Eerdere veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. Het hof zal dit ten nadele van de verdachte meewegen.
Het hof zal geen rekening houden met de in de ogen van de verdediging hardhandige arrestatie van de verdachte. Het was de verdachte die in het openbaar met een vuurwapen twee jongens heeft bedreigd, iemand daarmee heeft geslagen en tweemaal heeft geschoten. Het is tegen die achtergrond alleszins begrijpelijk dat de politie bij verdachtes aanhouding geen risico heeft willen nemen en in dit verband noodzakelijke en ingrijpende maatregelen heeft getroffen. Voor zover daarbij kennelijk niet erg zachtzinnig te werk is gegaan, is de verdachte daar zelf debet aan door in het openbaar een vuurwapen te dragen. Ook de omstandigheid dat de verdachte in beperkingen heeft gezeten, is geen reden de straf te matigen.
Op grond van de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) is in beginsel voor zowel een mishandeling met een slagwapen als een mishandeling door middel van een kopstoot zes weken gevangenisstraf gerechtvaardigd. Voor een bedrijfsinbraak is in geval van recidive in beginsel 10 weken gevangenisstraf gerechtvaardigd. Voor het dealen van harddrugs gedurende langer dan een maand, doch korter dan drie maanden, is in beginsel een gevangenisstraf van 6 maanden gerechtvaardigd. Daarnaast heeft de verdachte nog een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne aanwezig gehad. Gelet hierop en gelet op hetgeen hierboven is overwogen acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden voor het onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde. Het hof rekent de verdachte het eerste feit het zwaarste aan. Gelet op hetgeen met betrekking tot dit feit hierboven is overwogen en gelet op hetgeen doorgaans in soortgelijke zaken pleegt te worden opgelegd acht het hof voor dit feit een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2012 is het onderzoek ter terechtzitting aangehouden teneinde Stichting Reclassering Nederland een adviesrapportage omtrent de verdachte te laten opmaken. Het hof heeft kennisgenomen van de door de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 maart 2013 overgelegde e-mail van [medewerker] van JVz Inforsa Amsterdam aan het Ressortsparket te Amsterdam d.d. 21 februari 2013, waarin [medewerker] verklaart dat de verdachte te kennen heeft gegeven geen belangstelling te hebben in het uitbrengen van een reclasseringsadviesrapport. Daarbij is de verdachte ter terechtzitting van 12 maart 2013 niet verschenen, waardoor de verdachte het onmogelijk heeft gemaakt om inzicht te krijgen in zijn persoon.
Niets is gebleken dat in het voordeel van de verdachte pleit, op grond waarvan de straf gematigd zou moeten worden. Alles afwegende, doet een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, of een gevangenisstraf zoals opgelegd door de rechtbank naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van deze feiten. Gelet op de ernst van de feiten en hetgeen hierboven is overwogen is in de onderhavige situatie geen andere sanctie passend te achten dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, ook al heeft dit tot gevolg dat de verdachte enige tijd (opnieuw) gedetineerd raakt.
In de door de raadsman overgelegde verklaring van [naam], waarin door laatstgenoemde wordt verklaard dat stichting [naam stichting] de verdachte een half jaar contract wil aanbieden met de intentie om hem, als hij het goed blijft doen en niet in aanraking komt met justitie een vast contract aan te bieden, ziet het hof geen aanleiding hier anders over te denken. Buiten het feit dat deze verklaring ongedateerd is, waardoor niet vast staat op welke datum deze verklaring is opgesteld, hoeft dit nog niet te betekenen dat de verdachte na verloop van zijn detentie niet meer bij stichting [naam stichting] terecht zou kunnen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57, 285, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M.H.P. Houben, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. N. de Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 maart 2013.
Mr. M.F.J.M. de Werd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]