ECLI:NL:GHAMS:2013:1150

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.106.749-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door diefstal en achtervolging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin [geïntimeerde] schadevergoeding vorderde voor de schade aan zijn auto, die door [appellant] was gestolen. De diefstal vond plaats op 3 augustus 2011, waarna [geïntimeerde] en zijn broer [B] [appellant] achtervolgden. Tijdens deze achtervolging raakte de gestolen auto, een Mini, beschadigd. De kantonrechter had eerder de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, maar [appellant] kwam in verzet tegen dit vonnis. Het hof oordeelt dat de schade aan de Mini aan [appellant] kan worden toegerekend, ongeacht of hij zelf tegen de boom is gereden of dat de schade is ontstaan door de achtervolging. Het hof stelt vast dat [appellant] de schade heeft veroorzaakt door de diefstal en zijn keuze om hard weg te rijden. De vordering van [geïntimeerde] tot schadevergoeding van € 7.789,13, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, wordt door het hof bekrachtigd. Het hof concludeert dat de grieven van [appellant] niet slagen en dat hij de kosten van het hoger beroep moet dragen.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.106.749/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 1278798 / HA EXPL 11-208
arrest van de meervoudige kamer van 9 april 2013
inzake
[APPELLANT],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat:
mr. M.C. Kraute Ouderkerk aan de Amstel,
tegen:
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. W.A. Koerste Leusden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
De partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
1.2 [
appellant] is bij dagvaarding van 3 mei 2012 in hoger beroep gekomen van
het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 22 februari 2012, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 1278798 / HA EXPL 11-208 gewezen tussen hem als gedaagde/eiser in verzet en [geïntimeerde] als eiser/gedaagde in het verzet. Het verzet was gericht tegen het vonnis van de kantonrechter van 3 augustus 2011, gewezen onder zaak-/rolnummer 1268340 / HA EXPL 11-19.
1.3
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest op de stukken gevraagd.
1.4 [
appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de twee voornoemde vonnissen zal vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen en, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] zal veroordelen om aan [appellant] terug te betalen al hetgeen hij aan [geïntimeerde] ter uitvoering van de twee vonnissen heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties. [geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de vonnissen met veroordeling van [appellant] in de kosten van (naar het hof verstaat) het hoger beroep.
1.5 [
appellant] heeft bewijs aangeboden.

2.Feiten

Geen geschil bestaat omtrent de juistheid van de door de kantonrechter in het bestreden vonnis van 22 februari 2012 onder het hoofd “Feiten en omstandigheden” onder 1.1 tot en met 1.9 opgesomde feiten - met uitzondering van hetgeen onder 1.2 is vastgesteld, waarover het hof hierna zal beslissen - zodat ook het hof deze (overige) feiten als vaststaand zal aannemen.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om een vordering van [geïntimeerde] op [appellant] tot vergoeding van schade aan een auto die [appellant] van hem heeft gestolen.
3.2. [
geïntimeerde] heeft in eerste aanleg schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 7.789,13, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 768,- en de proceskosten. De kantonrechter heeft met het hiervoor genoemde vonnis van 3 augustus 2011 deze vorderingen bij verstek toegewezen. Nadat [appellant] tegen dat vonnis in verzet was gekomen heeft de kantonrechter met het hiervoor genoemde vonnis van 22 februari 2012 [appellant] ontheven van de veroordeling, maar uitsluitend wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten, en bepaald dat het verstekvonnis voor het overige in stand blijft, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in verzet.
3.3.
Tegen deze vonnissen en de gronden waarop zij berusten komt [appellant] met twee grieven op.
3.4
Grief Iricht zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de schade aan de auto is ontstaan doordat [appellant] de macht over het stuur verloor en tegen een boom is gereden.
3.5
In zijn toelichting op deze grief betoogt [appellant] dat hij en zijn vriend [B], na de diefstal van de auto van [geïntimeerde], een Mini, door [geïntimeerde] en zijn broer in een Mercedes werden achtervolgd en dat hij, na een wilde achtervolging, de Mini heeft stilgezet om vervolgens weg te kunnen rennen, maar dat de broer van [geïntimeerde], die in de Mercedes achter het stuur zat, toen met volle vaart van achteren tegen de Mini is opgereden, waardoor de Mini tegen een boom werd gedrukt, en de schade aldus door [geïntimeerde] en zijn broer is veroorzaakt, omdat zij geen afstand hebben gehouden.
3.6 [
geïntimeerde] heeft een andere lezing van het gebeurde gegeven. Volgens hem is [appellant] na de diefstal tijdens de achtervolging in een bocht van de weg de macht over het stuur verloren en in de berm tegen een boom gereden, waardoor de schade aan de voorkant van de Mini is ontstaan. Ook aan de achterzijde van de Mini is schade ontstaan, omdat, aldus [geïntimeerde], de Mercedes ook uit de bocht vloog en tegen de achterkant van de Mini botste, maar die schade aan de achterzijde van de Mini wordt niet gevorderd.
3.7
Het hof stelt voorop dat [geïntimeerde] tijdens de comparitie in de verzetprocedure zijn vordering heeft gegrond op de stelling dat aan [appellant] de schade valt toe te rekenen als gevolg van de diefstal en als gevolg van zijn keuze om vervolgens, toen [geïntimeerde] en zijn broer de achtervolging hebben ingezet, niet te stoppen, maar hard weg te rijden.
3.8
Het hof is van oordeel dat in het midden kan blijven of [appellant] met de Mini zelf tegen de boom is gereden of dat de Mini tegen de boom is beland doordat de Mercedes van achteren tegen de Mini is opgereden. In beide gevallen is de schade aan [appellant] toe te rekenen als een gevolg van de diefstal en het vervolgens met de Mini hard gaan rijden. [appellant] heeft bij monde van zijn advocaat tijdens de comparitie erkend dat de schade het gevolg was van de achtervolging. Ook in hoger beroep heeft [appellant] die toedracht in zoverre erkend, nu hij heeft betoogd dat de Mercedes in een wilde achtervolging kort achter de Mini aanreed en toen tegen de Mini opreed omdat onvoldoende afstand werd gehouden. Het hof is van oordeel dat het voor [appellant] redelijkerwijs voorzienbaar was dat de bestolene bij tijdige ontdekking van de diefstal de achtervolging zou inzetten, en dat, als de dief harder zou gaan rijden om te ontsnappen, dit aanleiding voor de bestolene zou zijn om eveneens de snelheid op te voeren om aldus te trachten de ontsnapping te voorkomen. Mede gelet op de aard van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust (een diefstal), doorbreken daarom de beslissing van [geïntimeerde] en zijn broer om de achtervolging in te zetten en om te trachten de op hoge snelheid vluchtende dieven bij te houden, het causaal verband niet tussen de diefstal en de gevorderde schade. Dat betekent dat de gevorderde schade aan [appellant] valt toe te rekenen als gevolg van zijn diefstal en zijn poging om te ontsnappen. Het verwijt van [appellant] aan [geïntimeerde] dat zijn broer in strijd met zijn wettelijke plicht tijdens de achtervolging niet voldoende afstand heeft bewaard, ontneemt aan de schade niet het door het hof aangenomen causaal verband met de diefstal, gelet op het voorgaande.
3.9
Hieruit volgt dat deze grief [appellant] niet baat.
3.1
Met
grief IIbetwist [appellant] de omvang van de door [geïntimeerde] gestelde schade.
3.11
Allereerst stelt [appellant] dat [geïntimeerde] de schade zelf heeft veroorzaakt, omdat hij geen afstand heeft gehouden. Deze stelling gaat niet op om de hiervoor gegeven redenen. Vervolgens verzoekt [appellant] om matiging van zijn verplichting tot schadevergoeding. Het hof ziet daartoe evenwel geen aanleiding, nu het geenszins onaanvaardbaar is dat [appellant] de schade volledig dient te vergoeden, aangezien van de door hem gepleegde diefstal, met uiteindelijk de schade als gevolg, een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Ten slotte betwist [appellant] de juistheid van het expertiserapport van Autoschade Pijnaker te Aalsmeer van 23 december 2008, waarmee de schade aan de Mini is vastgesteld, op de grond dat [geïntimeerde] tegenover de politie heeft verklaard dat volgens hem de koplampen van de Mini na het ongeval nog aan waren. Het hof acht deze grond, tegenover het uitgebreide expertiserapport, een onvoldoende gemotiveerde betwisting van de gevorderde schade. Het hof neemt de schadebegroting van het expertiserapport dus over.
3.12
Ook grief II faalt derhalve.
3.13
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat geen van de grieven succes heeft. De bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij moet [appellant] de kosten van het hoger beroep dragen.
4.
Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de bestreden vonnissen;
verwijst [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen, op € 291,- aan verschotten en € 894,- voor salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. Oranje, G.C.C. Lewin en M. Kremer en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 9 april 2013.