ECLI:NL:GHAMS:2012:CA2616

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.091.976/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen gerechtsdeurwaarders wegens onterechte kosten

In deze zaak heeft klager, een appellant, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. Klager was eerder door de kantonrechter veroordeeld tot betaling van kosten aan de gerechtsdeurwaarders, een vonnis dat onherroepelijk is geworden. Klager heeft aan zijn betalingsverplichting voldaan op basis van de titel die de gerechtsdeurwaarders hadden verkregen. Echter, klager diende een klacht in bij de kamer, waarin hij stelde dat de gerechtsdeurwaarders tuchtrechtelijk laakbaar hadden gehandeld door een zinloze betekening te verrichten zonder hem vooraf te waarschuwen. De kamer oordeelde dat de gerechtsdeurwaarders inderdaad laakbaar hadden gehandeld, maar dat beslissingen van de kamer geen terugbetalingsverplichting in het leven roepen. De gerechtsdeurwaarders hadden het recht om gebruik te maken van het onherroepelijke vonnis.

Het hof heeft de zaak behandeld op 5 januari 2012, waarbij klager aanwezig was en zijn standpunt toelichtte. De gerechtsdeurwaarders lieten weten niet te verschijnen. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de voorzitter van de kamer waren vastgesteld, aangezien partijen hiertegen geen bezwaar hadden gemaakt. Klager betoogde dat de gerechtsdeurwaarders in strijd met de Verordening beroeps- en gedragsregels handelden door te weigeren de kosten terug te betalen, ondanks eerdere beslissingen van de kamer die in zijn voordeel waren. De gerechtsdeurwaarders verweerden zich door te stellen dat het vonnis van de kantonrechter hen een executoriale titel gaf.

Het hof oordeelde dat de weigering tot terugbetaling van de kosten niet als tuchtrechtelijk laakbaar kon worden aangemerkt. De beslissingen van de kamer roepen geen terugbetalingsverplichting in het leven en de tuchtrechtelijke procedure kan niet worden gebruikt als een verkapt hoger beroep tegen een onwelgevallig vonnis. Het hof vernietigde de beslissing van de kamer en verklaarde de klacht ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 21 februari 2012 in de zaak van:
[ KLAGER ],
wonend te [ plaats ],
APPELLANT,
t e g e n
[ GERECHTSDEURWAARDERS ],
gerechtsdeurwaarders te [ plaatsen ],
GEÏNTIMEERDEN,
gemachtigde: M. Koper.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 8 augustus 2011 ter griffie ingekomen verzoekschrift met bijlagen tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 12 juli 2011.
1.2. Bij die beslissing heeft de kamer het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 8 februari 2011, waarin de voorzitter de klacht van klager tegen geïntimeerden, verder de gerechtsdeurwaarders, als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, gegrond verklaard en de klacht alsnog gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel.
1.3. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarders is op 21 oktober 2011 een verweerschrift ingekomen, waarin zij bij voorbaat te kennen hebben gegeven bij een behandeling ter zitting van het hof niet te zullen verschijnen.
1.4. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 5 januari 2012. Klager is verschenen en heeft het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter van de kamer in de beslissing van 8 februari 2011 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij in strijd handelen met de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders door (te volharden in) hun weigering tot terugbetaling van de door klager aan de gerechtsdeurwaarders betaalde kosten van een door hen verrichte zinloze betekening .
4.2. Klager is van mening dat, gelet op de beslissingen van de kamer van 30 maart 2010 en 12 juli 2011, de gerechtsdeurwaarders de genoemde kosten dienen terug te betalen, ondanks zijn veroordeling tot betaling van die kosten bij vonnis van de kantonrechter van 2 december 2009.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders
De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Ter motivering van hun weigering de in rekening gebrachte kosten terug te betalen beroepen zij zich op het genoemde vonnis van de kantonrechter, waarbij klager is veroordeeld tot betaling aan de gerechtsdeurwaarders van de kosten in kwestie, welk vonnis een executoriale titel oplevert.
6. De beoordeling
6.1. Klager is bij een op tegenspraak gewezen vonnis van de kantonrechter veroordeeld tot betaling van de door de gerechtsdeurwaarders aan klager berekende kosten. Dat vonnis is onherroepelijk geworden. Klager heeft op grond van de aldus door de gerechtsdeurwaarders verkregen titel aan zijn betalingsverplichting voldaan.
Vervolgens heeft de kamer naar aanleiding van een klacht van klager bij beslissing van 30 maart 2010 geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarders tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld door een zinloze betekening te verrichten, zonder klager daarop tevoren te hebben gewezen.
6.2. Beslissingen van de kamer roepen geen terugbetalingsverplichting in het leven. Het stond de gerechtsdeurwaarders vrij gebruik te maken van een onherroepelijk en voor executie vatbaar vonnis. De tuchtrechtelijke procedure kan niet worden gebruikt als een verkapt hoger beroep tegen een klager onwelgevallig vonnis. De weigering tot terugbetaling van de door klager betaalde kosten is onder deze omstandigheden niet als tuchtrechtelijk laakbaar aan te merken. De klacht is derhalve ongegrond.
6.3. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.4. Nu het hof tot een ander oordeel is gekomen dan de kamer kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende,
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en
L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 21 februari 2012 door de rolraadsheer.