ECLI:NL:GHAMS:2012:CA2614

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.089.015/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kamer voor gerechtsdeurwaarders over klacht tegen gerechtsdeurwaarder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de erfgenamen van wijlen klager tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De kamer had op 5 april 2011 het verzet van klager tegen een eerdere beslissing van de voorzitter van de kamer van 21 september 2010, waarin de klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond was afgewezen, gegrond verklaard, maar de klacht alsnog ongegrond verklaard. Het hoger beroep is ingediend op 16 juni 2011, geruime tijd na de afloop van de beroepstermijn die eindigde op 12 mei 2011. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar, aangezien de gemachtigde van klager niet tijdig op de hoogte was van de beslissing van de kamer. Het hof heeft vastgesteld dat klager op 9 december 2011 is overleden, maar de procedure werd voortgezet door de gemachtigde van klager op verzoek van de erfgenamen. Tijdens de zitting op 5 januari 2012 is het hof tot de conclusie gekomen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, en heeft het hof klager niet ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 februari 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging
Beslissing van 21 februari 2012 in de zaak van:
(de erfgenamen van) wijlen [ klager ],
bij leven gewoond hebbend te [ plaats ],
APPELLANT,
gemachtigde: J.S.N. Ho,
t e g e n
[ gerechtsdeurwaarder ],
gerechtsdeurwaarder te [ plaats ],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. S.J.W. van der Putten.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder te noemen klager, is bij een op 16 juni 2011 ter griffie ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 5 april 2011.
1.2. Bij die beslissing heeft de kamer het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 21 september 2010, waarin de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, als kennelijk ongegrond is afgewezen, gegrond verklaard, en de klacht alsnog ongegrond verklaard.
1.3. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder, is op 25 juli 2011 een verweerschrift ingekomen.
1.4. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 5 januari 2012. De gemachtigde van klager is verschenen. Verder is verschenen de gerechtsdeurwaarder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Beide gemachtigden hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van klager aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota.
1.5. Ter zitting is het hof gebleken dat klager op 9 december 2011 is overleden. De gemachtigde van klager heeft verklaard op verzoek van de erfgenamen de procedure voort te zetten. Het hof zal duidelijkheidshalve ook in het hiernavolgende de overledene aanduiden als klager.
2. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
2.1. De beslissing van de kamer van 5 april 2011 is verzonden als bijlage bij een brief van de secretaris van de kamer, gedagtekend op 12 april 2011. Op grond van het bepaalde in artikel 45 van de Gerechtsdeurwaarderswet kan tegen een dergelijke beslissing binnen dertig dagen na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving hoger beroep worden ingesteld bij dit hof. Die termijn eindigde dus op 12 mei 2011. Het verzoekschrift is op 16 juni 2011 ter griffie van het hof ontvangen, dus geruime tijd na afloop van de beroepstermijn.
2.2. Behoudens bijzondere omstandigheden, draagt degene die een beroepschrift indient het risico dat het beroepschrift pas na afloop van de beroepstermijn ter griffie binnenkomt.
2.3. De gemachtigde van klager heeft als bijzondere omstandigheid het volgende aangevoerd. Hij heeft zich op 25 mei 2011 telefonisch tot (een medewerker van) de kamer gewend omdat hij op die datum nog geen uitspraak had ontvangen. Hem is te kennen gegeven dat er al op 5 april 2011 uitspraak was gedaan en dat die beslissing op 12 april 2011 aan hem was toegezonden. De kamer heeft aan klager vervolgens op zijn verzoek de beslissing (opnieuw) toegezonden. Hierdoor heeft klager te laat de beschikking gekregen over de beslissing op verzet. Aangezien klager niet eerder dan na 25 mei 2011 kennis heeft kunnen nemen van de genoemde beslissing eindigde de beroepstermijn op 25 juni 2011, aldus de gemachtigde van klager. Ter zitting heeft de gemachtigde van klager nog aangevoerd dat hij niet eerder actie heeft ondernomen omdat hij zich niet professioneel bezighoudt met het voeren van procedures en daarvoor zodoende geen agenda bijhoudt.
2.4. Uit het door de kamer opgemaakte proces-verbaal van de zitting van 22 februari 2011 blijkt dat de voorzitter van de kamer heeft meegedeeld dat op 5 april 2011 uitspraak zou worden gedaan, zoals ook daadwerkelijk is geschied. Het argument dat de gemachtigde van klager niet professioneel bekend is met het voeren van procedures neemt – wat daarvan ook zij in het licht van het feit dat hij zich afficheert als belastingadviseur - niet weg dat van hem of van klager zelf had mogen worden verwacht dat hij zich eerder had laten informeren over (het uitblijven van) de uitspraak. Vervolgens heeft de gemachtigde van klager na ontvangst van de uitspraak ook weer ruim de tijd genomen om zijn verzoekschrift bij het hof in te dienen, zonder dat voor deze verdere vertraging een goede reden is gegeven. De termijnoverschrijding is dus niet verschoonbaar.
2.5. Het vorengaande leidt er toe dat klager in het hoger beroep niet kan worden ontvangen.
3. De beslissing
Het hof:
- verklaart klager niet ontvankelijk in het hoger beroep tegen de beslissing op verzet van de kamer van 5 april 2011.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en
L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 21 februari 2012 door de rolraadsheer.