ECLI:NL:GHAMS:2012:CA2565

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.089.495/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H.W. Rullmann
  • M.A.M. Kessels
  • M.H.G. Giesbers
  • J.J.G.M. Kuijpers
  • A.L.G.A. Stille
  • A.D.R.M. Boumans
  • G. Kleykamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kamer van toezicht over notaris betreffende rectificatie verklaring van erfrecht

In deze zaak heeft klager, een erfgenaam, een klacht ingediend tegen de notaris over de weigering om een verklaring van erfrecht te rectificeren. De klacht is ingediend bij de kamer van toezicht, die op 17 juni 2011 oordeelde dat de klacht ongegrond was. Klager heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De kern van de klacht is dat de notaris zou hebben gehandeld in strijd met zijn zorgplicht door te weigeren de verklaring van erfrecht te corrigeren, die volgens klager onjuistheden bevatte. De notaris heeft echter betoogd dat de gevraagde rectificatie verder gaat dan het herstellen van clerical errors en dat het verzoek inhoudelijke wijzigingen met zich meebrengt, waarvoor artikel 45 lid 2 van de Wet op het notarisambt niet is bedoeld. Het hof heeft de zaak behandeld op 2 februari 2012 en heeft de argumenten van beide partijen gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de notaris terecht zijn ministerie heeft geweigerd, omdat de door klager gewenste aanpassing in de verklaring van erfrecht neerkomt op een inhoudelijke wijziging. Het hof heeft de beslissing van de kamer van toezicht bevestigd en geoordeeld dat er geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de notaris. De beslissing is op 29 mei 2012 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Beslissing van 29 mei 2012 in de zaak onder rekestnummer 200.089.495/01 NOT van:
[ KLAGER ],
wonende te [ plaats ],
APPELLANT,
t e g e n
[ NOTARIS ],
notaris te [ plaats ],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. H.A.M. Lamers, advocaat te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellant, verder klager, is bij een op 23 juni 2011 ter griffie ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te ‘s-Hertogenbosch, verder de kamer, van 17 juni 2011. Bij deze beslissing is de klacht van klager tegen de notaris ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van geïntimeerde, verder de notaris, is op 27 juli 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 2 februari 2012. Klager is in persoon verschenen en heeft het woord gevoerd aan de hand van zijn pleitnota, die reeds per fax op 1 februari 2012 ter griffie van het hof was ontvangen. Verder is de notaris verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemachtigde van de notaris heeft eveneens het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken. De door klager bij zijn pleitnotitie gevoegde stukken – met uitzondering van de verklaring van erfrecht - worden niet bij de beoordeling van het geschil betrokken omdat deze niet binnen de, in het te dezen toepasselijke Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven, zoals dat is aangevuld voor procedures voor deze kamer, genoemde termijn zijn overgelegd.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing daaromtrent heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
Klager is van mening dat de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door, ondanks zijn eerdere toezegging, te weigeren de door klager voorgestelde verbetering aan te brengen in de verklaring van erfrecht van 1993, die zijn voorganger, notaris mr. [ oud-notaris ], met betrekking tot de nalatenschap van de vader van klager heeft opgesteld. Volgens klager bevat de genoemde verklaring een onjuiste en onvolledige weergave omtrent de vestiging/het bestaan van het levenslange recht van vruchtgebruik van de onverdeelde boedel van de nalatenschap in kwestie door de moeder van klager. Volgens klager moet de notaris, die als opvolger van notaris [ oud-notaris ] de verantwoordelijkheid heeft voor diens onduidelijke aktes, de gehele verklaring van erfrecht corrigeren, ongeacht welke – eventueel – ingrijpende veranderingen dat met zich meebrengt.
5. Het standpunt van de notaris
De notaris betwist dat hij klachtwaardig heeft gehandeld. Volgens de notaris is in dezen geen sprake van kennelijke schrijffouten en/of kennelijke misslagen in de zin van artikel 45 lid 2 Wna. De door klager gevraagde verbetering van de verklaring van erfrecht gaat, aldus de notaris, veel verder dan het herstellen van een “clerical error” waardoor de inhoud van de akte niet wordt beïnvloed, zoals bedoeld in voornoemd artikel. Volgens de notaris betreft het verzoek van klager een verzoek om rectificatie.
6. De beoordeling
6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. Ook in hoger beroep is niet gebleken dat de notaris was gehouden de verklaring van erfrecht aan te passen zoals door klager voorgestaan. Het hof is met de kamer van oordeel dat de door klager gewenste aanpassing in de verklaring van erfrecht neerkomt op een inhoudelijke wijziging waarvoor artikel 45 lid 2 Wna niet is gegeven. Derhalve heeft de notaris terecht zijn ministerie geweigerd. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.
6.2. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.3. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans, en G. Kleykamp, en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 29 mei 2012 door de rolraadsheer.
KLN 11.01
17 juni 2011
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
neemt de navolgende beslissing op de klacht van de heer drs. [ klager ], hierna te noemen klager, tegen de heer mr. [ notaris ], notaris te [ plaats ], hierna te noemen de notaris.
1. De procedure
1.1 Op 9 januari 2011 heeft klager een klacht geformuleerd tegen de notaris.
1.2 Op 28 februari 2011 heeft de raadsvrouwe van de notaris op de klacht gereageerd.
1.3 Op 12 maart 2011 heeft klager gerepliceerd.
1.4 Op 31 maart 2011 heeft de raadsvrouwe van de notaris gedupliceerd.
1.5 De plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht heeft de zaak verwezen naar de volle kamer.
1.6 De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van 19 mei 2011. De notaris en zijn raadsvrouwe zijn verschenen. Klager is eveneens verschenen.
2. De feiten
2.1 Klager heeft de notaris schriftelijk verzocht de verklaring van erfrecht – opgesteld door notaris [ oud-notaris ] – te rectificeren. De notaris heeft op 16 oktober 2009 klager schriftelijk verzocht zijn belang aan te tonen, aanwijzingen te geven om een akte te kunnen opmaken die het voor hem gewenste effect heeft of de juridische noodzaak van het opmaken van die akte aan te tonen. Klager heeft zijn belang bij de wijziging op 24 november 2010 schriftelijk aan de notaris kenbaar gemaakt. De notaris heeft vervolgens op 7 december 2010 aan klager schriftelijk te kennen gegeven dat hij zijn ministerie weigert. Daarna heeft klager de onderhavige klacht ingediend bij de kamer van toezicht.
3. De klacht en het verweer daartegen
3.1 Klager stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende.
De notaris heeft gehandeld in strijd met zijn zorgplicht. De notaris heeft toegezegd de Verklaring van Erfrecht van 1993 – opgesteld door notaris mr. [ oud-notaris ] – te rectificeren. In deze verklaring staat dat de moeder van klager het levenslange vruchtgebruik zou hebben op de onverdeelde boedel van de nalatenschap van zijn vader. Het vruchtgebruik op het roerende goed en het onroerende goed is nooit afgedwongen. Door het verloop van tijd zou het denkbaar kunnen zijn dat er een vruchtgebruik is ontstaan met betrekking tot het roerende goed. Met betrekking tot het onroerende goed kan geen vruchtgebruik zijn ontstaan. Er is geen notariële akte van vruchtgebruik opgemaakt inzake het onroerende goed. De notaris weigert om op grond van artikel 45 lid 2 van de Wet op het notarisambt (Wna) de oorspronkelijke akte te verduidelijken en de kennelijke schrijffouten of kennelijke misslagen te verbeteren. Daarmee heeft de notaris naar de mening van klager laakbaar gehandeld.
3.2 De notaris heeft, zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.
De notaris is van mening dat hij door het weigeren van zijn ministerie niet klachtwaardig heeft gehandeld, omdat hij gegronde redenen heeft voor deze weigering. Klager verlangt van de notaris medewerking aan verbetering van een verklaring van erfrecht, omdat daarin sprake zou zijn van “kennelijke schrijffouten en/of kennelijke misslagen”. Artikel 45 lid 2 Wna ziet op de mogelijkheid van verbetering van een “clerical error”, voor het geval objectief vaststaat welke fout is gemaakt. Deze kennelijke fout wordt dan hersteld, maar de inhoud van de akte wordt daardoor niet beïnvloed. De door klager gevraagde verbetering gaat echter veel verder dan het herstellen van een “clerical error”. De notaris ziet het verzoek van klager als een rectificatie, juist vanwege inhoudelijke aspecten. Het verbeteren van deze akte zou - nu er sprake is van jarenlange procedures tussen de erfgenamen, waaronder klager - onbekende en verstrekkende gevolgen kunnen hebben in de verhoudingen tussen de erfgenamen. Naar het inzicht van de notaris is er geen sprake van kennelijke schrijffouten en/of kennelijke misslagen.
Voorts ontgaat de notaris het belang van klager in deze. Vast staat dat de moeder van klager geen aanspraak heeft gemaakt op de formele afgifte van het legaat van vestiging van vruchtgebruik van de gehele nalatenschap dat haar overleden echtgenoot haar legateerde. Die aanspraak is inmiddels ruimschoots vervallen nu haar echtgenoot, erflater, op 25 juli 1993 is overleden. De notaris acht bovendien geen termen aanwezig gebruik te maken van de mogelijkheid tot rectificatie als bedoeld in artikel 45 Wna. Hij heeft naar zijn mening zorgvuldig gehandeld en verzoekt de kamer van toezicht de klacht ongegrond te verklaren.
4. De beoordeling
4.1 De kamer van toezicht is van oordeel dat klager wel zijn belang bij rectificatie van de verklaring van erfrecht aan de notaris kenbaar heeft gemaakt. De notaris heeft vervolgens met juistheid geoordeeld dat de door klager beoogde rectificatie impliceert dat de verklaring van erfrecht inhoudelijk wordt aangepast en heeft zijn ministerie daarom geweigerd.
4.2 Het op artikel 45 van de Wet op het notarisambt gebaseerde verwijt kan, gelet op de tekst van dit artikel, enkel opgeld doen als vaststaat dat er sprake was van een foutieve weergave in een akte, waarbij de inhoud of strekking van de akte niet gewijzigd wordt. Hetgeen klager wenst, komt echter wel neer op een inhoudelijke wijziging waarvoor artikel 45 van de Wet op het notarisambt niet is gegeven.
4.3 De notaris heeft naar het oordeel van de kamer van toezicht terecht zijn ministerie geweigerd, zodat niet is gebleken van klachtwaardig handelen door de notaris. De klacht is daarom ongegrond
5. De beslissing
De kamer van toezicht:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. J.H.W. Rullmann, plaatsvervangend voorzitter,
mr. M.A.M. Kessels, mr. M.H.G. Giesbers en mr. J.J.G.M. Kuijpers, leden, mr. H.G. Robers, plaatsvervangend lid, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2011,
in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.