ECLI:NL:GHAMS:2012:CA2563

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.091.154/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de klacht tegen een gerechtsdeurwaarder inzake incassowerkzaamheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De zaak betreft een klacht van een klaagster tegen een gerechtsdeurwaarder, die zich volgens de klaagster ten onrechte als gerechtsdeurwaarder heeft gepresenteerd tijdens incassowerkzaamheden. De klaagster had eerder verzet aangetekend tegen een beslissing van de voorzitter van de Kamer, die de klacht ongegrond had verklaard. Het hof heeft de zaak behandeld op een openbare zitting op 5 januari 2012, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder, krachtens artikel 20 lid 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet, bevoegd is om naast zijn ambtshandelingen ook andere werkzaamheden te verrichten, zolang dit de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt niet schaadt. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder in deze zaak niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke normen, aangezien hij handelde in het kader van incassowerkzaamheden voor een derde partij. De klacht van de klaagster werd ongegrond verklaard, omdat de gerechtsdeurwaarder niet verplicht is om aan te geven dat hij geen exclusieve werkzaamheden verricht.

De beslissing van de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders werd vernietigd, maar de klacht zelf werd ongegrond verklaard. Het hof benadrukt dat de incassofase en de gerechtelijke fase in elkaar kunnen overlopen en dat het voor de gerechtsdeurwaarder niet nodig is om zich in beide fasen verschillend te presenteren. De uitspraak van het hof bevestigt de bevoegdheid van gerechtsdeurwaarders om incassowerkzaamheden uit te voeren zonder dat dit ten koste gaat van hun ambtelijke integriteit.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 31 januari 2012 in de zaak van:
[ KLAGER ],
wonende te [ plaats ],
APPELLANTE,
gemachtigde: P. Aben,
t e g e n
[ GERECHTSDEURWAARDER ],
gerechtsdeurwaarder te [ plaats ],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: M.W. de Ruijter.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder klaagster, is bij een op 20 juli 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 21 juni 2011. Bij die beslissing heeft de kamer het verzet tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 7 december 2010 gegrond verklaard en de door klaagster tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, ingediende klacht ongegrond verklaard.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 7 september 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 januari 2012.
De beide gemachtigden zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van partijen
De wederzijdse standpunten blijken uit de beslissing waarvan beroep.
5. De beoordeling
5.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
5.2. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
? bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.C.W. Rang en
L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 31 januari 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 21 juni 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 42.2011 ingesteld door:
[ klager ],
wonende te [ plaats ],
klaagster,
gemachtigde: P. Aben,
tegen:
[ gerechtsdeurwaarder ],
gerechtsdeurwaarder te [ plaats ],
beklaagde,
gemachtigde: M.W. de Ruijter.
1. Verloop van de procedure
Bij beschikking van 7 december 2010 (zaaknummer 685.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 5 januari 2011 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Bij faxbrief gedateerd op 14 januari 2011 en ontvangen op 17 januari 2011 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 mei 2011 waarbij klaagster en de gemachtigde zijn verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft laten weten niet in staat te zijn te verschijnen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 21 juni 2011.
2. De gronden van het verzet
In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. De inhoud van de klacht is verkeerd opgevat. Het gaat erom dat de gerechtsdeurwaarder bij de uitvoering van incassowerkzaamheden zich ten onrechte als gerechtsdeurwaarder heeft gepresenteerd. Hier is de voorzitter niet op ingegaan. De sommatie door de incassopraktijk van de gerechtsdeurwaarder is ten onrechte gesteld op briefpapier van de gerechtsdeurwaarder.
3. De ontvankelijkheid van het verzet.
Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.
4. De inleidende klacht
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze ten onrechte met een sommatiebrief van 13 september 2010 de indruk heeft gewekt dat de vordering al aan hem in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder was overgedragen, terwijl de vordering zich nog in het incassostadium bevond, welke vordering overigens door klaagster was betwist, en dat op de brief elke verwijzing naar het incassokantoor van de gerechtsdeurwaarder ontbreekt.
5. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6. De beoordeling van de gronden van het verzet
6.1 De Kamer is van oordeel dat de klacht door de voorzitter inderdaad verkeerd is opgevat, omdat de voorzitter de klacht in hoofdzaak heeft betrokken op het betekenen van het sommatie exploot en de klacht daartegen niet is gericht. Het verzet is dan ook gegrond en de beslissing van de voorzitter wordt vernietigd.
6.2 De Kamer acht de klacht echter ongegrond. Krachtens artikel 20 lid 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) is het de gerechtsdeurwaarder toegestaan andere werkzaamheden, naast de ambtshandelingen als bedoeld in artikel 2 Gdw, te verrichten, voor zover deze de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt, dan wel het aanzien daarvan, niet schaadt of belemmert.
6.3 Ingevolge artikel 20 lid 3 onder c Gdw is het de gerechtsdeurwaarder onder meer toegestaan om gelden voor derden te innen, hetgeen gelijk te stellen is met “incasseren”. In deze zaak staat vast dat de gerechtsdeurwaarder niet ten behoeve van zichzelf maar ten behoeve van een derde heeft gehandeld. Aldus heeft de gerechtsdeurwaarder gehandeld zoals het hem volgens de wet is toegestaan. De gerechtsdeurwaarder was dus bevoegd tot de incasso en tot het zenden van een aanmaningsbrief en/of het uitbrengen van het sommatie exploot.
6.4 Bij het uitvoeren van die incassowerkzaamheden hoeft een gerechtsdeurwaarder niet kenbaar te maken dat hij geen hem bij wet exclusief toebedeelde werkzaamheden verrichtte. Het is immers niet zo dat een gerechtsdeurwaarder bij het uitvoeren van die werkzaamheden geen gerechtsdeurwaarder is. Dat ook anderen – die geen gerechtsdeurwaarder zijn – die werkzaamheden uit kunnen oefenen maakt het vorenstaande niet anders.
6.5 Daar komt bij dat een aankondiging tot het nemen van rechtsmaatregelen, zoals vervat in de sommatiebrief van de gerechtsdeurwaarder van 13 september 2010, krachtens de bepalingen van het Burgerlijk wetboek als vereiste is voorgeschreven. Dit dient om te voorkomen dat een schuldenaar rauwelijks zou worden gedagvaard. Als een incassotraject geheel door een gerechtsdeurwaarder wordt uitgevoerd, gaat de incassofase vloeiend over in een gerechtelijke fase. Ook in dat licht zou een verplichting voor de gerechtsdeurwaarder zich in beide fasen verschillend te presenteren gekunsteld zijn.
6.6 De gerechtsdeurwaarder hoeft dus niet kenbaar te maken of hij optreedt in het kader van incassowerkzaamheden of in het kader van hem bij wet opgedragen werkzaamheden. Omgekeerd mag een incassobureau zich echter, gelet op de bescherming van de titel van gerechtsdeurwaarder, niet in deze laatste hoedanigheid presenteren.
6.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet gegrond;
- vernietigt de beslissing van de voorzitter;
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W. Inden en J.C.M. van der Weijden (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.