ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ5436
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.D.R.M. Boumans
- A.M.A. Verscheure
- C.P. Boodt
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep met betrekking tot de beslissing van de kamer van toezicht over notarissen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van klaagster tegen een beslissing van de kamer van toezicht over notarissen. Klaagster had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kamer van 1 juni 2011, waarin haar verzet tegen een eerdere beschikking van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 18 maart 2011 ongegrond was verklaard. De plaatsvervangend voorzitter had klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht wegens overschrijding van de driejaren termijn zoals vastgelegd in artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt (Wna). Klaagster stelde dat er redenen waren om het appelverbod van artikel 99 lid 10 Wna te doorbreken, omdat de beslissingen van de kamer in strijd zouden zijn met fundamentele rechtsbeginselen. Ze voerde aan dat de kamer het driejarencriterium onjuist had toegepast en dat de beslissing was gebaseerd op een onjuiste aanname over de bespreking van een akte met haar boekhouder.
Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het appelverbod slechts kan worden doorbroken indien essentiële vormen niet in acht zijn genomen, zoals onjuiste toepassing van het wettelijk systeem van voorzittersbeslissingen en verzet, of schending van wezenlijke voorschriften. Het hof concludeerde dat de kamer geen onjuiste toepassing van de wet had gedaan en dat de feiten zoals door klaagster aangevoerd niet voldoende waren om de beslissing appellabel te maken. De slotsom was dat het hof klaagster niet-ontvankelijk verklaarde in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 1 juni 2011.