ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ5436

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.089.701/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep met betrekking tot de beslissing van de kamer van toezicht over notarissen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van klaagster tegen een beslissing van de kamer van toezicht over notarissen. Klaagster had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kamer van 1 juni 2011, waarin haar verzet tegen een eerdere beschikking van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 18 maart 2011 ongegrond was verklaard. De plaatsvervangend voorzitter had klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht wegens overschrijding van de driejaren termijn zoals vastgelegd in artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt (Wna). Klaagster stelde dat er redenen waren om het appelverbod van artikel 99 lid 10 Wna te doorbreken, omdat de beslissingen van de kamer in strijd zouden zijn met fundamentele rechtsbeginselen. Ze voerde aan dat de kamer het driejarencriterium onjuist had toegepast en dat de beslissing was gebaseerd op een onjuiste aanname over de bespreking van een akte met haar boekhouder.

Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het appelverbod slechts kan worden doorbroken indien essentiële vormen niet in acht zijn genomen, zoals onjuiste toepassing van het wettelijk systeem van voorzittersbeslissingen en verzet, of schending van wezenlijke voorschriften. Het hof concludeerde dat de kamer geen onjuiste toepassing van de wet had gedaan en dat de feiten zoals door klaagster aangevoerd niet voldoende waren om de beslissing appellabel te maken. De slotsom was dat het hof klaagster niet-ontvankelijk verklaarde in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 1 juni 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Beslissing van 10 april 2012 in de zaak van:
[ KLAAGSTER ],
wonende te [ woonplaats ], gemeente [ gemeente ],
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. H.P. Wellenberg, advocaat te Amsterdam,
t e g e n
[ NOTARIS ],
notaris te [ plaatsnaam ],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: mr. A.E. Krispijn, advocaat te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 27 juni 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Alkmaar, hierna te noemen de kamer, van 1 juni 2011.
1.2. Bij genoemde beslissing heeft de kamer het verzet van klaagster tegen de beschikking van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 18 maart 2011 ongegrond verklaard. De plaatsvervangend voorzitter had in genoemde beschikking de klacht van klaagster op grond van het bepaalde in artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt (Wna) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 20 september 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is – uitsluitend voor zover het de ontvankelijkheid van het hoger beroep betreft – behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2011. Verschenen zijn klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en de notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde. Beide gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde notities.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
3.1. In deze zaak komt klaagster in hoger beroep van de met redenen omklede beslissing van de kamer van 1 juni 2011, waarbij het verzet van klaagster - na behandeling ter openbare terechtzitting van de kamer van 21 april 2011 - tegen de beschikking van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 18 maart 2011, ongegrond is verklaard. De plaatsvervangend voorzitter heeft klaagster, bij genoemde beschikking, niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht wegens overschrijding van de driejaren termijn van artikel 99 lid 12 Wna.
3.2. Klaagster is van mening dat er in deze zaak redenen zijn het appelverbod van artikel 99 lid 10 Wna te doorbreken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de beslissingen van de kamer in strijd zijn (genomen) met fundamentele rechtsbeginselen. In dat verband heeft klaagster gesteld dat de kamer naar haar oordeel het driejarencriterium van artikel 99 lid 12 Wna onjuist heeft toegepast. Bovendien is de beslissing van de kamer volgens klaagster gebaseerd op de onjuiste aanname dat zij de door de notaris opgestelde en op 18 februari 2005 gepasseerde akte van verdeling, hypotheekakte en gebruiksovereenkomst vóór de ondertekening daarvan met haar boekhouder heeft besproken.
3.3. Volgens vaste rechtspraak van het hof kan het appelverbod van een beslissing op verzet als de onderhavige slechts worden doorbroken indien bij de behandeling van het verzet essentiële vormen niet in acht zijn genomen, zoals onjuiste toepassing van het wettelijk systeem van (de mogelijkheid van) voorzittersbeslissingen en verzet of schending van een wezenlijk voorschrift, waarbij van een onafhankelijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken. Indien de kamer een onjuiste toepassing zou hebben gegeven aan een wetsartikel - zoals klaagster stelt – levert dit in beginsel geen grond op voor doorbreking van het appelverbod. Voor zover de kamer bij haar beslissing is uitgegaan van een feitelijke vaststelling, die afwijkt van hetgeen klaagster terzake heeft aangevoerd, maakt zulks de beslissing evenmin appellabel.
3.4. De slotsom is dat het appelverbod in dit geval niet kan worden doorbroken. Dit leidt tot de volgende beslissing.
4. De beslissing
Het hof:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 1 juni 2011.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.M.A Verscheure en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2012.