ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ3891
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de juridische hoofdverblijfplaats van een minderjarige in het kader van co-ouderschap
In deze zaak gaat het om de juridische hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige 1], die geboren is uit het huwelijk van de vrouw en de man. Het huwelijk is op 5 augustus 2010 ontbonden, en de vrouw heeft op 3 juli 2012 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem, waarin haar verzoek om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar te bepalen, was afgewezen. De vrouw stelt dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat haar juridische hoofdverblijfplaats gelijkgesteld wordt aan haar feitelijke hoofdverblijfplaats, aangezien [minderjarige 1] voornamelijk bij de vrouw verblijft en zij tegen praktische problemen aanloopt door de huidige inschrijving bij de man.
De man daarentegen betwist de noodzaak van deze wijziging en stelt dat de afspraken die destijds zijn gemaakt, gebaseerd op gelijkwaardig ouderschap en financiële overwegingen, moeten worden gerespecteerd. Hij wijst erop dat [minderjarige 1] ook haar sociale leven in [a] heeft en dat de vrouw geen bewijs heeft geleverd van de door haar genoemde praktische problemen.
Het hof oordeelt dat de rechtbank terecht het verzoek van de vrouw heeft afgewezen, maar komt tot de conclusie dat de praktische problemen die de vrouw ondervindt, van dien aard zijn dat het in het belang van [minderjarige 1] is om haar juridische hoofdverblijfplaats bij de vrouw te bepalen. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de vrouw zal zijn, zodat zij beter in staat is om de regie in het leven van [minderjarige 1] te voeren.