ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ0155

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.113.969/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van faillietverklaring en beoordeling van de omstandigheden rondom de betalingsonmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillietverklaring van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cleaningbedrijf De Residentie B.V. De Residentie was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin zij op verzoek van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (Bpf) in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank had mr. C.W.D. Bom benoemd tot rechter-commissaris en mr. W.B. Rookhuizen tot curator. Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 23 oktober 2012 heeft De Residentie verklaard dat er een bedrag van € 15.226,01 op de derdengeldrekening van haar advocaat was bijgeschreven ter voldoening van de vorderingen van de aanvragers van het faillissement, inclusief de kosten van de curator en de Belastingdienst. Het Bpf heeft in een fax aan het hof aangegeven zich niet te verzetten tegen een vernietiging van het vonnis, omdat De Residentie een zekerheidsstelling had gedaan voor de vorderingen van het Bpf.

Het hof heeft vastgesteld dat er niet langer summierlijk was gebleken van feiten of omstandigheden die erop wezen dat De Residentie in de toestand verkeerde dat zij had opgehouden te betalen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en het inleidend verzoek van het Bpf alsnog afgewezen. De kosten van de curator zijn vastgesteld op € 2.792,86 aan salaris en € 111,71 aan verschotten, maar het hof heeft geen kostenveroordeling ten laste van De Residentie uitgesproken, omdat de faillissementskosten reeds door De Residentie waren voldaan. Het arrest is openbaar uitgesproken en er kan binnen acht dagen na de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld.

Uitspraak

arrest
_________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
sector handelsrecht
zaaknummer : 200.113.969/01
zaaknummer rechtbank : 12/657 F
arrest van de Derde Meervoudige Burgerlijke Kamer van 30 oktober 2012
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLEANINGBEDRIJF DE RESIDENTIE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. J.H. Pelle te ‘s-Gravenhage,
tegen:
de stichting STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBEDRIJF,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J.A. Trimbach te De Meerrn.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna De Residentie en het Bpf genoemd.
De Residentie is bij op 25 september 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift met producties in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 september 2012, waarbij De Residentie op verzoek van het Bpf in staat van faillissement is verklaard met benoeming van mr. C.W.D. Bom, lid van de rechtbank ‘s-Gravenhage, tot rechter commissaris en met aanstelling van mr. W.B. Rookhuizen, advocaat te Voorburg, tot curator.
Het Bpf heeft producties ingediend, gedateerd 5 oktober 2012 en binnengekomen ter griffie van het hof op 8 oktober 2012.
Het door de curator opgemaakte verslag met bijlagen van 19 oktober 2012 is op die dag per fax ter griffie van het hof ingekomen.
Op 22 oktober 2012 is een fax namens het Bpf binnengekomen ter griffie van het hof.
Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 23 oktober 2012. Daarbij is namens De Residentie [ X ], volgens zijn opgave aandeelhouder en bestuurder van De Residentie, verschenen, bijgestaan door mr. Pelle voornoemd. Ook de curator is verschenen. De behandeling ter zitting is, in afwachting van nader bericht van de curator, aangehouden.
Op 23 oktober 2012 is een fax van de curator binnengekomen ter griffie van het hof.
Vervolgens is uitspraak bepaald op heden.
2. Beoordeling
2.1. In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.2. Bij fax van 22 oktober 2012 heeft het Bpf het hof bericht zich niet tegen een vernietiging van het bestreden vonnis te verzetten in verband met een zekerheidsstelling door De Residentie voor de vorderingen van het Bpf.
2.3. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft De Residentie verklaard dat een bedrag van € 15.226,01 op de derdengeldrekening van mr. Pelle is bijgeschreven, ter voldoening van de vorderingen de aanvragers van het faillissement inclusief de buitengerechtelijke kosten en de kosten van de faillissementsaanvraag, een vordering van de Belastingdienst alsmede de kosten van de curator.
2.4. Bij fax van 23 oktober 2012 heeft de curator het hof bericht dat het onder 2.3. genoemde bedrag op de faillissementsrekening is bijgeschreven, op grond waarvan de curator heeft geadviseerd het bestreden vonnis te vernietigen.
2.5. Een en ander brengt mee dat niet (meer) summierlijk is gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden waaruit volgt dat De Residentie verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen. Het vonnis waarvan beroep zal dan ook worden vernietigd en het inleidend verzoek zal alsnog worden afgewezen.
2.6. De kosten van de curator zullen, op grond van de door de curator overgelegde urenspecificatie, worden begroot op € 2.792,86 (inclusief BTW) aan salaris en € 111,71 (inclusief BTW) aan verschotten.
2.7. Het hof ziet echter geen aanleiding een kostenveroordeling ten laste van De Residentie uit te spreken, nu de faillissementskosten, waaronder de kosten van de curator, en de proceskosten van het Bpf reeds door De Residentie zijn voldaan.
3. Beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
- wijst het inleidend verzoek alsnog af;
- stelt de kosten van de curator vast op € 2.792,86 (inclusief BTW) aan salaris en € 111,71 (inclusief BTW) aan verschotten;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, M.W.E. Koopmann en R.J.Q. Klomp en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.