ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ0139

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.114.369/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging faillietverklaring en vorderingsrecht bij aanvraag tot faillietverklaring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de faillietverklaring van [ Appellant ], die op verzoek van de naamloze vennootschap FITIS N.V. was uitgesproken door de rechtbank Amsterdam. De faillietverklaring was gebaseerd op een vordering van FITIS van € 9.767,65 uit hoofde van een huurovereenkomst. In hoger beroep heeft FITIS de vordering verlaagd naar € 9.564,67, inclusief huur voor het vierde kwartaal van 2012. [ Appellant ] heeft betwist dat hij in betalingsonmacht verkeert en heeft aangevoerd dat hij geen kwartaalhuur verschuldigd is, omdat er een maandelijkse betalingsregeling was afgesproken. De curator heeft bevestigd dat er betalingsonmacht is, maar heeft ook aangegeven dat het vorderingsrecht van FITIS niet summierlijk is gebleken.

Het hof heeft vastgesteld dat voor een faillietverklaring summierlijk moet blijken van feiten die aantonen dat de schuldenaar heeft opgehouden te betalen, en dat ook het vorderingsrecht van de aanvrager summierlijk moet blijken. Het hof oordeelt dat FITIS niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering, en dat er onvoldoende feiten zijn die aantonen dat [ Appellant ] in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De kosten van de faillissementsprocedure, inclusief de kosten van de curator, zijn ten laste van FITIS gesteld, met de mogelijkheid voor de curator om binnen een week na de uitspraak een urenspecificatie in te dienen.

De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en er is een termijn van acht dagen gesteld voor het indienen van beroep in cassatie bij de Hoge Raad.

Uitspraak

arrest
________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
sector handelsrecht
zaaknummer : 200.114.369/01
faillissementsnummer rechtbank : 12/681 F
arrest van de Derde Meervoudige Burgerlijke Kamer van 25 oktober 2012
inzake
[ APPELLANT ],
wonende te [ woonplaats ],
h.o.d.n. ARTISIT,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANT,
advocaat: mr. I.I.A. Coenen te Amsterdam,
tegen:
de naamloze vennootschap FITIS N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. C.I.M. Molenaar te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [ Appellant ] en Fitis genoemd.
[ Appellant ] is bij op 3 oktober 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift met producties in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2012 waarbij [ Appellant ] op verzoek van Fitis in staat van faillissement is verklaard met benoeming van mr. M.L.D. Akkaya, lid van voornoemde rechtbank, tot rechter commissaris en met aanstelling van mr. J.R. Berkenbosch, advocaat te Amsterdam, tot curator.
Fitis heeft op 16 oktober 2012 producties ingediend ter griffie van het hof.
Het door de curator opgemaakte concept verslag met bijlage is op 17 oktober 2012 ter griffie van het hof ingekomen.
[ Appellant ] heeft op 17 oktober 2012 een aanvullende productie ingediend.
Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 18 oktober 2012. Ter terechtzitting is [ Appellant ] verschenen, bijgestaan door mr. Coenen voornoemd, die het standpunt van [ Appellant ] nader heeft toegelicht aan de hand van de door hem overgelegde pleitnota. Ter terechtzitting is namens Fitis verschenen mr. Molenaar voornoemd. Ook de curator is verschenen.
2. Beoordeling
2.1. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is – samengevat – het volgende gebleken.
2.2. Fitis heeft aan haar verzoek tot faillietverklaring van [ Appellant ] een vordering van in totaal € 9.767,65 uit hoofde van een tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot een kantoorruimte te Amsterdam ten grondslag gelegd. In hoger beroep heeft Fitis aangevoerd dat haar vordering thans € 9.564,67 bedraagt, de huur van het vierde kwartaal van 2012 daarin begrepen overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.10 van de huurovereenkomst. Voorts heeft Fitis aangevoerd dat [ Appellant ] een groot aantal (steun)vorderingen onbetaald laat, waaronder een vordering van [ X ] van circa € 70.000,- en van Prosperity International B.V. van ruim € 27.000,-.
2.3. [ Appellant ] heeft in hoger beroep bestreden dat hij verkeert in de toestand te hebben opgehouden te betalen. Volgens [ Appellant ] heeft Fitis het faillissementsverzoek ingediend met het enkele doel de huurovereenkomst met [ Appellant ] te kunnen beëindigen. [ Appellant ] heeft aangevoerd dat hij geen kwartaalhuur aan Fitis verschuldigd is, omdat Fitis bij het aangaan van de huurovereenkomst heeft ingestemd met een maandelijkse betaling van de huurbedragen. De verschuldigde huur tot en met oktober 2012 heeft [ Appellant ] inmiddels aan Fitis overgemaakt, aldus [ Appellant ]. Daarnaast heeft [ Appellant ] aangevoerd dat het merendeel van zijn schuldeisers bereid is een (betalings)regeling te treffen.
2.4. Volgens de curator is duidelijk sprake van betalingsonmacht bij [ Appellant ], maar is van het vorderingsrecht van Fitis niet summierlijk gebleken.
2.5. Het hof stelt voorop dat de faillietverklaring wordt uitgesproken indien summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Indien sprake is van een aanvraag tot faillietverklaring, dient tevens summierlijk te blijken van het vorderingsrecht van de aanvrager, ook in het geval er meerdere steunvorderingen zijn.
2.6. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep, de verklaringen van de curator daarbij mede in aanmerking genomen, is naar het oordeel van het hof niet summierlijk gebleken van het vorderingsrecht van Fitis. Dat de huur kwartaalsgewijs en derhalve nu al over het vierde kwartaal van 2012 per 1 oktober 2012 opeisbaar is geworden, zoals Fitis heeft aangevoerd, is onvoldoende gebleken. Voorts is onvoldoende duidelijk geworden waarop de vordering van Fitis voor het overige, te weten een bedrag van circa € 3.500,-, ziet. Dat [ Appellant ] een aantal crediteuren met (aanzienlijke) vorderingen heeft, hetgeen door [ Appellant ] in hoger beroep niet is betwist, doet gelet op het onder 2.5. overwogene aan het voorgaande niet af.
2.7. Een en ander brengt mee dat niet summierlijk is gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden waaruit volgt dat [ Appellant ] verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Het vonnis waarvan beroep zal dan ook worden vernietigd en het inleidend verzoek zal alsnog worden afgewezen.
2.8. De faillissementskosten, waaronder de kosten van de curator, dienen naar het oordeel van het hof ten laste van Fitis te komen. Nu de curator geen urenspecificatie ter griffie van het hof heeft overgelegd, zal hij hiertoe alsnog binnen één week na de datum van deze uitspraak in de gelegenheid worden gesteld, waarop [ Appellant ] en Fitis vervolgens binnen één week mogen reageren.
3. Beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
- wijst het inleidend verzoek alsnog af;
- houdt de beslissing met betrekking tot de faillissementskosten, de kosten van de curator daarin begrepen, met inachtneming van het hiervoor onder 2.8 overwogene pro forma aan tot 8 november 2012.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, W.J. Noordhuizen en C.C. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.