parketnummer: 23-001735-11
datum uitspraak: 16 februari 2012
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 6 april 2011 in de strafzaak onder de parketnummers 14-811063-10 en 15-761278-09 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
adres: [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Alkmaar vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1, voor zover het [betrokkene 1] betreft en onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 maart 2011 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 8 november 2011, 29 november 2011, 19 december 2011 en 14 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1:
hij op of omstreeks 7 december 2010 in de gemeente Heerhugowaard [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [betrokkene 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd: "ik snij ze allemaal open" en/of "ik ga haar vermoorden die kankerhoer" en/of "ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2:
hij op of omstreeks 7 december 2010 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), (met kracht) bij de keel heeft vastgegrepen en/of de keel heeft dichtgeknepen , waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
feit 3:
hij op of omstreeks 8 december 2010 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere stukken plexiglas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door tegen het plexiglas te schoppen.
feit 4:
hij op of omstreeks 10 januari 2011 in de gemeente Heerhugowaard [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een schroef vastgehouden en/of getoond en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Dit is voor als jullie me aanraken, dan boor ik hem in jouw schedel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Bespreking van een bewijsverweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 1- kort gezegd - aangevoerd dat uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijkt dat zij de door de verdachte geuite woorden niet als bedreigend hebben ervaren. Zodoende dient vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde te volgen, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en voorts dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Naar het oordeel van het hof is hiervan in het onderhavige geval sprake, gelet op de door de verdachte gebezigde woorden en de omstandigheden waaronder deze zijn geuit. Voorts overweegt het hof dat niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat deze daadwerkelijk vreesde voor zijn leven.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij op 7 december 2010 in de gemeente Heerhugowaard [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "ik snij ze allemaal open" en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "ik snij ze allemaal open" en "ik ga haar vermoorden die kankerhoer" en "ik maak je af".
feit 3:
hij op 8 december 2010 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk en wederrechtelijk een stuk plexiglas, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft vernield door tegen het plexiglas te schoppen.
feit 4:
hij op 10 januari 2011 in de gemeente Heerhugowaard [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een schroef vastgehouden en getoond en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Dit is voor als jullie me aanraken, dan boor ik hem in jouw schedel."
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Alkmaar heeft aan de verdachte voor het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte voor het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 12 maanden zal worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft enkele medewerkers van [slachtoffer 3] te Heerhugowaard, waar hij op dat moment verbleef, bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Niet alleen kunnen dergelijke bedreigingen voor de desbetreffende medewerkers ingrijpende gevolgen hebben voor hun werkplezier en functioneren, tevens kunnen onrust en gevoelens van onveiligheid binnen de instelling als geheel hierdoor worden versterkt. Voorts heeft de verdachte een aan [slachtoffer 3] toebehorend stuk plexiglas vernield. Zelfs als deze feiten zich hebben afgespeeld binnen de door de raadsvrouw geschetste context, doet dat aan de ernst van de feiten niets af.
Ten nadele van de verdachte weegt het hof mee dat hij, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiele Documentatie van 1 februari 2012, eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof, naast hetgeen daarover ter terechtzitting is besproken, in het bijzonder de inhoud van de volgende stukken in beschouwing genomen:
- een multidisciplinair onderzoeksrapport van de observatieafdeling van forensisch centrum Teylingereind, een initiatief van het Forensisch Consortium Adolescenten (ForCA), van 1 november 2011, opgemaakt door GZ-psycholoog R. Haveman en kinder- en jeugdpsychiater N.J.M. Beuk;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 februari 2012, opgemaakt door A Bekendam, met bijlagen.
Uit het ForCA-rapport van 1 november 2011 blijkt dat de verdachte lijdt aan een reactieve hechtingsstoornis, een oppositioneel opstandige gedragsstoornis en een antisociale gedragsstoornis. Daarnaast is er sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De problematiek van de verdachte heeft tot gevolg dat hij de wereld om hem heen als vijandig en bedreigend ervaart en dat hij in mindere mate in staat is om zich te verplaatsen in de belevingswereld van anderen. De verdachte laat vanuit zijn problematiek zowel reactieve als instrumentele agressie zien. Gezien het feit dat de verdachte onvoldoende in staat is om spanningsopbouw bij zichzelf te meten, wordt geadviseerd om hem als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Het risico op recidive is hoog. De verdachte heeft een groot gedeelte van zijn leven in geslotenheid doorgebracht en heeft een antisociale ontwikkeling doorgemaakt. De sociaal contextuele factoren zijn bijzonder ongunstig, de verdachte heeft nauwelijks een netwerk om op terug te vallen en heeft geen helder reeel toekomstperspectief. Uit de risicotaxatie komt een zorgelijk beeld naar voren.
Ten aanzien van een eventueel op te leggen maatregel is in het onderzoeksrapport opgenomen dat de verdachte gebaat is bij een gestructureerde en voorspelbare omgeving, waar hij wordt uitgenodigd om meer verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag. Het is noodzakelijk dat de verdachte beter zicht krijgt op zijn eigen emoties, dat hij leert zich in anderen in te leven en dat hij leert zijn spanningsopbouw te herkennen en te reguleren. Aangezien de verdachte lang in instellingen heeft verbleven en er mede hierdoor reeds sprake is van verharding, is een langdurig verblijf in geslotenheid, zoals in het kader van een PIJ-maatregel, contra-geindiceerd. De behandeldoelen kunnen het beste in een orthopsychiatrische setting worden bereikt. Een maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (GBM) wordt in het belang van de verdere ontwikkeling van de verdachte geacht. De onderzoekers adviseren een GBM op te leggen, waarbinnen de verdachte verplicht dient deel te nemen aan een orthopsychiatrische behandeling in een instelling als De Fjord, De Catamaran of Barentsz. Op relatief korte termijn dient hierbij te worden gewerkt richting meer zelfstandigheid, vanuit de structurerende omgeving die de verdachte dan nog wordt geboden. Indien de verdachte moeite heeft om de behandeling binnen de GBM vol te houden, bestaat de mogelijkheid dat hij opnieuw wordt gemotiveerd tijdens een time-out plaatsing in een justitiele jeugdinrichting.
Nadat alle mogelijkheden zijn verkend en uitvoerig overleg is gevoerd tussen de Raad voor de Kinderbescherming, onderzoekers van ForCA en verschillende instellingen, is tot een behandelingsadvies gekomen dat aansluit bij het advies van ForCA. Dit advies, zoals dat in het rapport van de Raad van 9 februari 2012 is opgenomen, behelst kort gezegd het opleggen van een GBM voor de duur van 12 maanden. De strekking van het advies is dat de verdachte binnen het kader van de GBM in eerste instantie in De Catamaran wordt geplaatst, waarna bij een positief verloop aan de verdachte de keuze kan worden geboden om de behandeling voort te zetten bij De Fjord. Voorwaarde hiervoor is dat beide instellingen meerwaarde zien in dit vervolgtraject. Bij een positief verloop kan de verdachte er echter ook voor kiezen zijn behandeling binnen De Catamaran af te ronden. Tijdens de behandeling zullen De Catamaran en De Fjord nader over het te volgen traject overleggen. Van het behandelingsadvies maakt voorts deel uit dat de verdachte (ook na zijn achttiende jaar) in het kader van de vervangende jeugddetentie in JJI Teylingereind zal worden geplaatst indien een time-out aangewezen zou zijn of in geval van het mislukken van de behandeling binnen een GBM.
Het hof komt naar aanleiding van het advies in het ForCA-rapport tot de conclusie dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is.
Het hof is, gelet op de rapporten, in samenhang met hetgeen de verscheidene deskundigen ter terechtzitting in hoger beroep hebben medegedeeld, van oordeel dat het recidiverisico zonder begeleiding en behandeling groot is en dat behandeling in het kader van een maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige de beste manier is om de ontwikkeling van de verdachte ten goede te keren. Naar het oordeel van het hof geven de ernst van de begane misdrijven en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan aanleiding tot het opleggen van deze maatregel. Bovendien acht het hof deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Het hof gaat uit van een intramurale behandeling voor de maximale duur van 12 maanden, waarbij het hof meeweegt dat, zo blijkt uit de als bijlage bij eerdergenoemd rapport van de Raad voor de Kinderbescherming gevoegde brief d.d. 3 februari 2012 van drs. Sonneborn van De Catamaran, in die periode gewerkt wordt aan een gefaseerde overgang naar terugkeer in de maatschappij.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat aan de verdachte, nu aan de wettelijke criteria is voldaan en gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige van na te melden duur dient te worden opgelegd.
Ten aanzien van de op te leggen vervangende jeugddetentie overweegt het hof dat zij bovenvermeld advies van de deskundigen, om te bepalen dat de verdachte ook na zijn achttiende jaar voor vervangende jeugddetentie in aanmerking, overneemt.
Nu tijdens de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte met ingang van 23 februari 2012 kan worden opgenomen in De Catamaran, schorst het hof met ingang van deze datum de voorlopige hechtenis van de verdachte, met als bijzondere voorwaarde opname en verblijf in De Catamaran, welke beschikking afzonderlijk is geminuteerd.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank te Haarlem van 27 september 2010 voorwaardelijk opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting voorgesteld om de voorwaardelijk opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen om te zetten in een maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige. Het hof overweegt dat een dergelijke omzetting niet tot de wettelijke mogelijkheden behoort.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, de persoonlijke ontwikkeling van de verdachte en de op te leggen maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige, zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77p, 77w, 77wc, 77gg, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 1, voor zover het [betrokkene 1] betreft en onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt aan de verdachte op de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de maatregel zal bestaan uit:
- opname en verblijf in De Catamaran te Eindhoven (en/of in een latere fase in De Fjord te Capelle aan den IJssel) voor een periode van maximaal 12 maanden;
- het aldaar volgen en afronden van behandeling en therapie, onder andere gericht op het verbeteren van de agressieregulatie, het voorkomen van recidief delictgedrag en voorbereiding op resocialisatie;
- het zich houden aan de aanwijzingen door of namens De Catamaran en/of De Fjord gegeven;
- een en ander onder begeleiding en toezicht van Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering.
Bepaalt voorts dat bij een positief verloop van het behandeltraject aan de verdachte de keuze kan worden geboden om de behandeling voort te zetten bij De Fjord dan wel af te ronden bij De Catamaran.
Tijdens de behandeling zullen De Catamaran en De Fjord nader over het te volgen traject overleggen.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat vervangende jeugddetentie in JJI Teylingereind zal worden toegepast voor de duur van 12 maanden (360 dagen). De verdachte zal tevens in het kader van de vervangende jeugddetentie in JJI Teylingereind worden geplaatst indien naar het oordeel van de behandelende instelling een zogenoemde time-out aangewezen mocht zijn.
Bepaalt dat de verdachte, ook als hij bij de tenuitvoerlegging inmiddels de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie en niet voor vervangende hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Alkmaar van 23 februari 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank te Haarlem van 27 september 2010, parketnummer 15-761278-09, voorwaardelijk opgelegde maatregel.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het moment dat dit arrest onherroepelijk wordt.
Dit arrest is gewezen door de zevende meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.H.J. de Vries, mr. M.J.G.B. Heutink en mr. J.A.M. de Wit, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 februari 2012.