ECLI:NL:GHAMS:2012:BY4714

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000714-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van een paspoort en asielaanvragen in het licht van het Vluchtelingenverdrag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1982, is op 31 mei 2008 Nederland binnengekomen met een vervalst paspoort. Hij heeft in de daaropvolgende jaren meerdere asielaanvragen ingediend, waarvan de eerste twee zijn afgewezen. De derde aanvraag, ingediend op 28 oktober 2011, werd gehonoreerd op basis van de politieke onrust in Syrië, die in 2008 nog niet bestond. Het hof overweegt dat de verdachte geen succesvol beroep kan doen op artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag, omdat zijn asielstatus niet is gebaseerd op persoonlijke gronden, maar op de huidige situatie in Syrië. Het hof oordeelt dat de verdachte strafbaar is voor het in bezit hebben van een vervalst reisdocument, en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, die voorwaardelijk is opgelegd, rekening houdend met het feit dat de overtreding meer dan vier jaar geleden heeft plaatsgevonden en de verdachte sindsdien niet opnieuw is veroordeeld. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en spreekt de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

parketnummer: 23-000714-12
datum uitspraak: 29 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 23 juli 2010 in de strafzaak onder parketnummer 15-810286-08 tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1982],
adres: [adres], [plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 15 oktober 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 31 mei 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in het bezit was van een reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Syrië, voorzien van het nummer [nummer], (op naam gesteld van [naam], geboren op [1982]), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging dient te worden verklaard, nu het licht-vaardig tot vervolging zou zijn overgegaan, aangezien de verdachte de bescherming geniet van artikel 31 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag) van 28 juli 1951, Trb 1951, 131 en 1954, 88. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte met ingang van 28 oktober 2011 een verblijfsvergunning asiel voor de duur van vijf jaren verleend heeft gekregen.
Het hof overweegt omtrent het verweer het volgende.
Artikel 31, eerste lid, Vluchtelingenverdrag luidt:
“The Contracting States shall not impose penalties, on account of their illegal entry or presence, on refugees who, coming directly from a territory where their life or freedom was threatened in the sense of Article 1, enter or are present in their territory without authorization, provided they present themselves without delay to the authorities and show good cause for their illegal entry of presence.”
De officiële Nederlandse tekst is:
“De Verdragsluitende Staten zullen geen strafsancties, op grond van onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatig verblijf, toepassen op vluchtelingen die, rechtstreeks komend van een grondgebied waar hun leven of vrijheid in de zin van artikel 1 werd bedreigd, zonder toestemming hun grondgebied binnenkomen of zich aldaar bevinden, mits zij zich onverwijld bij de autoriteiten melden en deze overtuigen dat zij geldige redenen hebben voor hun onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatige aanwezigheid.”
In het geval dat iemand, die asiel zoekt Nederland binnenkomt met gebruikmaking van een vals paspoort, is in beginsel artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag van toepassing. Immers “een andere opvatting zou onvoldoende recht doen aan de bedoeling van dit artikel om vluchtelingen, onder nadere, in het kader van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging te beoordelen voorwaarden, te vrijwaren van vervolging wegens ”illegal entry or presence’. Bij een andere opvatting zou de met die bepaling beoogde bescherming van vluchtelingen ernstig tekort worden gedaan” (volgens HR 13 oktober 2009, LJN BI1325).
Uit de door de raadsman verstrekte stukken van de IND blijkt het volgende:
De verdachte is op 31 mei 2008 Nederland binnengekomen en heeft diezelfde dag asiel aangevraagd. Deze aanvraag is bij beschikking van 30 oktober 2008 afgewezen, waartegen de verdachte geen beroep heeft ingediend.
Op 4 februari 2010 heeft de verdachte een tweede asielaanvraag ingediend, die op 10 februari 2010 is afgewezen.
Op 18 februari 2010 is verdachte met onbekende bestemming vertrokken, waarna op 21 februari 2011 door de Zweedse autoriteiten middels een “Dublin-claim” is verzocht om de verdachte over te nemen. Deze overdacht heeft op 11 april 2011 plaatsgevonden.
Uiteindelijk heeft de verdachte op 28 oktober 2011 een derde asielaanvraag ingediend, die blijkens de stukken is gehonoreerd.
De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hem dit asiel is verleend op grond van de huidige politieke situatie in Syrië en niet op grond van zijn persoonlijke situatie alsmede dat het hem bekend is dat om die reden meer mensen uit Syrië een verblijfsvergunning hebben gekregen.
Het hof overweegt dat vast is komen te staan dat verdachte op 31 mei 2008 te Schiphol, Nederland is binnengekomen met een vervalst paspoort. Dit is door de verdachte bekend. Verdachte heeft vervolgens twee keer een asielaanvraag gedaan, welke beide aanvragen zijn afgewezen. Vervolgens heeft verdachte Nederland verlaten en is hij in 2011 weer teruggekeerd, waarna eind 2011 nogmaals asiel is aangevraagd.
Op die laatste aanvraag is positief gereageerd, op grond van de huidige politieke onrust in Syrië. Hiervan was nog geen sprake toen verdachte op 31 mei 2008 met het vervalste paspoort Nederland binnen kwam. Blijkbaar waren er op dat moment ook geen persoonlijke gronden om hem aan te merken als vluchteling, gelet op de afwijzingen van de beide eerdere asielaanvragen.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte in dit verband geen succesvol beroep toekomt op de status van vluchteling ex artikel 31 Vluchtelingenverdrag voor hetgeen hem is ten laste gelegd, zodat het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging niet slaagt.
Het verweer wordt daarom verworpen. Nu ook anderszins niet is gebleken van redenen die zouden dienen te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vervolging van de verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op 31 mei 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in het bezit was van een reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Syrië, voorzien van het nummer [nummer], op naam gesteld van [naam], geboren op [1982], waarvan hij wist dat het reisdocument vervalst was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet, dat het vervalst is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft bij een documentcontrole op Schiphol een vervalst paspoort getoond. Aldus heeft hij het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt gesteld in documenten die dienen tot bewijs van de identiteit van de gebruiker ervan schade berokkend en de mogelijkheden internationaal reizigersverkeer te controleren in het belang van de veiligheid en de grensbewaking gefrustreerd.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 oktober 2012 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Gelet op de richtlijnen van het LOVS acht het hof in beginsel een gevangenisstraf van 2 maanden passend en geboden. Het hof houdt er echter rekening mee dat het feit inmiddels ruim vier jaar geleden is gepleegd en de verdachte sindsdien niet meer door de Nederlandse strafrechter is veroordeeld, redenen waarom het hof deze gevangenisstraf geheel voorwaardelijk zal opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 231 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.W.J. den Ottolander, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. E. Mijnsberge, in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. van Rede, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 oktober 2012.