parketnummer: 23-003587-11
datum uitspraak: 25 oktober 2012
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 augustus 2011 in de strafzaak onder de parketnummers 13-660443-11 en 07-660148-10 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
adres: [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen een geldbedrag en/of (een) goed(eren) van zijn/hunner gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een auto naar een woningcomplex aan de [adres] is/zijn gereden en/of de centrale toegangshal van dat woningcomplex is/zijn binnen gegaan en/of met (een) over het hoofd getrokken (bivak)muts(en) en/of in het bezit van een (doorgeladen) pistool naar de voordeur van de woning van [slachtoffer 1] (gelegen op de 2e etage van dat woningcomplex) is/zijn gelopen en/of heeft/hebben gepoogd de voordeur te openen en/of de/het slot(en) van die voordeur te forceren en/of te verbreken,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hunner gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een auto naar een woningcomplex aan de [adres] is/zijn gereden en/of de centrale toegangshal van dat woningcomplex is/zijn binnen gegaan en/of met (een) over het hoofd getrokken (bivak)muts(en) en/of in het bezit van een (doorgeladen) pistool naar de voordeur van de woning van [slachtoffer 1] (gelegen op de 2e etage van dat woningcomplex) is/zijn gelopen en/of heeft/hebben gepoogd de voordeur te openen en/of de/het slot(en) van die voordeur te forceren en/of te verbreken, terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf, te weten diefstal met geweld in vereniging dan wel afpersing in vereniging van geld en/of goed(eren), opzettelijk een (bivak)muts, althans een voor vermomming geschikt voorwerp en/of een of meer paar handschoen(en) en/of een pistool en/of voor dat pistool geschikte munitie, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Smith & Wesson, type Mod 41, kaliber 22mm), en/of munitie van categorie III, te weten 7, althans een of meerdere patro(o)n(en) van het kaliber 22mm, zijnde voor dit wapen geschikte munitie, voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten politiebureau Meer en Vaart, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig meermalen, althans eenmaal (met kracht) met zijn arm(en) te slaan tegen voornoemde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en/of (met zijn arm(en)) te trekken in een richting tegengesteld als waarheen voornoemde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] hem, verdachte, trachtte te brengen en/of (met kracht) te duwen tegen voornoemde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en/of zich (los) te rukken en/of trekken uit de greep van voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], tengevolge waarvan de opsporingsambtena(a)r(en) [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] enig lichamelijk letsel (stijve/pijnlijke linkerpols en/of schaafwonden linkerhand) bekwam(en);
hij op of omstreeks 21 augustus 2009 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een kluis (met inhoud) en/of een computer (merk HP) en/of een geldkist en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door het hekwerk en/of toegangsdeur van het bedrijfsterrein (gelegen aan de [adres]) te forceren en/of te verbreken en/of (met een breekijzer) een (zij)deur van het bedrijfspand te verbreken en/of te forceren en/of het glas in de voordeur en/of een raam (op de 1e etage) in te slaan en/of in te gooien en/of te verbreken, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming in dat bedrijfspand.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt en tot een andere strafoplegging en motivering daarvan dan de rechtbank.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
Met de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Op basis van de stukken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte en [medeverdachte] de toegangshal van het woongebouw aan de [adres] te Amsterdam zijn binnengegaan. Voorts kan - op basis van de verklaringen van getuige [getuige] - worden vastgesteld dat de verdachte op een gegeven moment voor de deur van de woning van [slachtoffer 1] op de tweede verdieping van het woongebouw heeft gestaan, waarbij hij zijn armen voor zich hield en daarmee bewegingen maakte.
Niet is door getuige [getuige] waargenomen wat de verdachte met zijn handen aan het doen was toen hij voor die deur stond en ook overigens is dat niet duidelijk geworden. Nu evenmin braaksporen zijn aangetroffen op die deur is het hof van oordeel dat - hoewel een en ander de nodige vragen oproept over hetgeen de verdachte voor die deur aan het doen was - er geen sprake is geweest van een begin van uitvoering van (gekwalificeerde) diefstal dan wel afpersing. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van het met een ander te plegen misdrijf, te weten diefstal met geweld in vereniging dan wel afpersing in vereniging van geld en/of goed(eren), opzettelijk een muts, handschoenen en een pistool en voor dat pistool geschikte munitie, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
hij op 4 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Smith & Wesson, type Mod 41, kaliber 22mm), en munitie van categorie III, te weten 7 patronen van het kaliber 22mm, zijnde voor dit wapen geschikte munitie, voorhanden heeft gehad;
hij op 4 mei 2011 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) en [verbalisant 2] (hoofdagent van politie) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten politiebureau Meer en Vaart, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig meermalen met kracht met zijn armen te slaan tegen voornoemde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en met kracht te duwen tegen voornoemde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en zich los te rukken en trekken uit de greep van voornoemde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], tengevolge waarvan de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] enig lichamelijk letsel (stijve/pijnlijke linkerpols respectievelijk schaafwonden linkerhand) bekwamen;
hij op 21 augustus 2009 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een kluis met inhoud en een computer (merk HP) en een geldkist en een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door het hekwerk en/of de toegangsdeur van het bedrijfsterrein (gelegen aan de [adres]) te forceren en een zijdeur van het bedrijfspand te verbreken en/of te forceren en het glas in de voordeur en een raam op de 1e etage in te slaan en/of in te gooien en/of te verbreken.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde
De verdachte en [medeverdachte] bevonden zich midden in de nacht van 4 mei 2011 in een woongebouw aan de [adres] te Amsterdam waar zij in beginsel niets te zoeken hadden. Ze waren daar samen heen gegaan met de auto1.
De getuige [getuige]2, die thuis kwam en naar zijn woning op de tweede verdieping ging, heeft gezien dat zich in het trapportaal een man bevond, [medeverdachte], zo blijkt uit diens verklaring3.
[getuige] heeft voorts verklaard dat hij toen hij naar zijn woning op de tweede etage ging voetstappen hoorde die naar beneden, en vervolgens weer omhoog gingen.
Gelet op de verklaring van [medeverdachte] heeft [getuige] toen de voetstappen van de verdachte gehoord, die zich - nu [getuige] hem op dat moment niet heeft gezien - op een hogergelegen verdieping dan de tweede etage moet hebben bevonden.
Nadat [getuige] zijn woning binnen was gegaan heeft hij door het spionnetje de verdachte, die een muts droeg, voor zijn deur zien staan. Daarna heeft hij gezien dat de verdachte, met diens rug naar hem toegekeerd, enige tijd voor de deur van zijn overbuurvrouw, [slachtoffer 1], heeft gestaan; de verdachte hield toen zijn armen voor het lichaam en maakte bewegingen waarvan [getuige] niet kon zien wat het was.
Op de vierde etage van het woongebouw (het hof begrijpt naast de trap) zijn achter een houten plaat die tegen de muur stond een muts, handschoenen en een tas aangetroffen met daarin een vuurwapen met bijbehorende munitie4.
Op dat wapen is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met dat van [medeverdachte] en op de muts is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met dat van de verdachte.5 De verdachte en [medeverdachte] hebben geen verklaring kunnen of willen geven voor de aanwezigheid van met hun DNA matchend DNA op respectievelijk de muts en het wapen.
Op grond van al het vorenstaande en voorts bij gebreke van enige verklaring van de verdachte of diens medeverdachte over hoe het wapen en de muts op de vierde etage van het wooncomplex terecht kunnen zijn gekomen, anders dan door bemoeienis van de verdachte en/of zijn medeverdachte, gaat het hof er van uit dat zowel de tas, het wapen, de munitie, de handschoenen als de muts, door de verdachte en/of zijn medeverdachte zijn meegenomen het wooncomplex in en bij elkaar op de vierde verdieping, achter een houten schot, zijn gestald.
Gelet op:
- het tijdstip, midden in de nacht,
- de aanwezigheid van de verdachte en zijn medeverdachte in een wooncomplex waar zij noch woonden noch iemand bezochten,
- het gedrag van de verdachte op de tweede etage zoals dit door de getuige [getuige] is geobserveerd,
- het feit dat de tas met inhoud en de muts en handschoenen zich toen de politie arriveerde op de bovenste verdieping van het wooncomplex bevonden, achter een houten plaat,
- de aard van deze spullen
en ten slotte
- de omstandigheid dat de verdachte en zijn medeverdachte voor een en ander geen of geen aannemelijke of in enigerlei mate controleerbare verklaring hebben kunnen of willen geven,
alles in onderlinge samenhang bezien, gaat het hof er van uit dat de verdachte en zijn medeverdachte aldus bezig waren met de voorbereidingen van een diefstal met geweld of afpersing.
Daarmee acht het hof ook bewezen dat beiden van de aanwezigheid van de muts, de handschoenen en de tas met het pistool met bijbehorende munitie op de hoogte waren en dit bewust met het oog op een dergelijke diefstal met geweld of afpersing voorhanden hadden.
Bespreking van de verweren
Daar waar de verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake kan zijn van strafbare voorbereiding en dat niet kan worden bewezen dat de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad, verwijst het hof naar de hiervoor weergegeven overwegingen.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat de verdachte niet wist dat hij was aangehouden en niet de intentie had om zich aan die aanhouding te onttrekken, overweegt het hof dat dit wordt weersproken door de inhoud van de te bezigen bewijsmiddelen6.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van
diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en/of afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat het plegen van diefstal met geweld en/of afpersing gevoelens van onveiligheid veroorzaakt binnen de samenleving en bij de slachtoffers in het bijzonder. Bovendien wordt hierdoor schade toegebracht bij de slachtoffers. Dat het bij het onder 1 ten laste gelegde geval bij een voorbereiding van een dergelijke beroving is gebleven, is enkel te danken aan het optreden van een oplettende bewoner van het woongebouw waar een en ander zich heeft afgespeeld. Bij het onder 4 ten laste gelegde is het wel tot een voltooide diefstal in vereniging, zij het zonder geweld en inmiddels alweer enige tijd geleden, gekomen. Verder brengt het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals onder 2 ten laste gelegd en bewezen verklaard, een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen. Tot slot heeft de verdachte het ambtelijk gezag ondermijnd door te handelen zoals onder 3 ten laste gelegd en bewezen verklaard.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 oktober 2012 is de verdachte eerder voor misdrijven veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 47, 57, 63, 181, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering ingediend van € 0,00 en is door de rechtbank in die vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd in het strafgeding.
Gezien het voorgaande ligt de vordering van de benadeelde partij niet voor aan het hof. Het hof zal daarover dan ook geen beslissing nemen.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 oktober 2010 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 43 dagen (parketnummer:07/660148-10). De rechtbank heeft de vordering toegewezen.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Zwolle-Lelystad van 21 oktober 2010, parketnummer 07-660148-10, te weten van: gevangenisstraf voor de duur van 43 (drieënveertig) dagen.
Dit arrest is gewezen door de elfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. A.P.M. van Rijn en mr. P.C. Kortenhorst, in tegenwoordigheid van mr. M. Goedhart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 oktober 2012.
1 doorgenummerde pagina 51 van het proces-verbaal van politie
2 doorgenummerde pagina 13 van het proces-verbaal van politie
3 doorgenummerde pagina 32 van het proces-verbaal van politie
4 doorgenummerde pagina 7 van het proces-verbaal van politie
5 doorgenummerde pagina 245 van het proces-verbaal van politie
6 doorgenummerde pagina 1 en volgende van het proces-verbaal van politie.