ECLI:NL:GHAMS:2012:BY1324

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-003586-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot diefstal met geweld en veroordeling voor voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, was samen met een medeverdachte betrokken bij een poging tot diefstal met geweld of afpersing. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor een begin van uitvoering van de diefstal, waardoor de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde is vrijgesproken. De verdachte en zijn medeverdachte waren in de nacht van 4 mei 2011 in een woongebouw in Amsterdam, waar zij zich verdacht gedroegen. Getuigenverklaringen wezen op de aanwezigheid van de medeverdachte voor de deur van een woning, maar er waren geen braaksporen of andere bewijsstukken die een poging tot inbraak konden bevestigen. Het hof concludeert dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot diefstal of afpersing, maar dat er wel sprake was van voorbereidingshandelingen. De verdachte en zijn medeverdachte hadden een tas met een vuurwapen en munitie in hun bezit, wat duidt op een voorbereiding voor een gewelddadige diefstal. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder toezicht van Reclassering Nederland. De benadeelde partij heeft geen vordering ingediend in hoger beroep.

Uitspraak

parketnummer: 23-003586-11
datum uitspraak: 25 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 augustus 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-660442-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
adres: [straat], [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Westlinge BB te Heerhugowaard.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen een geldbedrag en/of (een) goed(eren) van zijn/hunner gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een auto naar een woningcomplex aan de [adres] is/zijn gereden en/of de centrale toegangshal van dat woningcomplex is/zijn binnen gegaan en/of met (een) over het hoofd getrokken (bivak)muts(en) en/of in het bezit van een (doorgeladen) pistool naar de voordeur van de woning van [slachtoffer] (gelegen op de 2e etage van dat woningcomplex) is/zijn gelopen en/of heeft/hebben gepoogd de voordeur te openen en/of de/het slot(en) van die voordeur te forceren en/of te verbreken,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hunner gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een auto naar een woningcomplex aan de [adres] is/zijn gereden en/of de centrale toegangshal van dat woningcomplex is/zijn binnen gegaan en/of met (een) over het hoofd getrokken (bivak)muts(en) en/of in het bezit van een (doorgeladen) pistool naar de voordeur van de woning van [slachtoffer] (gelegen op de 2e etage van dat woningcomplex) is/zijn gelopen en/of heeft/hebben gepoogd de voordeur te openen en/of de/het slot(en) van die voordeur te forceren en/of te verbreken, terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 04 mei 2011 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen een geldbedrag en/of (een) goed(eren) van zijn/hunner gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een auto naar een woningcomplex aan de [adres] is/zijn gereden en/of de centrale toegangshal van dat woningcomplex is/zijn binnen gegaan en/of met (een) over het hoofd getrokken (bivak)muts(en) en/of in het bezit van een (doorgeladen) pistool naar de voordeur van de woning van [slachtoffer] (gelegen op de 2e etage van dat woningcomplex) is/zijn gelopen en/of heeft/hebben gepoogd de voordeur te openen en/of de/het slot(en) van die voordeur te forceren en/of te verbreken,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hunner gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een auto naar een woningcomplex aan de [adres] is/zijn gereden en/of de centrale toegangshal van dat woningcomplex is/zijn binnen gegaan en/of met (een) over het hoofd getrokken (bivak)muts(en) en/of in het bezit van een (doorgeladen) pistool naar de voordeur van de woning van [slachtoffer] (gelegen op de 2e etage van dat woningcomplex) is/zijn gelopen en/of heeft/hebben gepoogd de voordeur te openen en/of de/het slot(en) van die voordeur te forceren en/of te verbreken, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar op opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door in de centrale toegangshal van voornoemd woningcomplex op de uitkijk te gaan staan, teneinde bij dreigend gevaar en/of betrapping te kunnen waarschuwen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf, te weten diefstal met geweld in vereniging dan wel afpersing in vereniging van geld en/of goed(eren), opzettelijk een (bivak)muts, althans een voor vermomming geschikt voorwerp en/of een of meer paar handschoen(en) en/of een pistool en/of voor dat pistool geschikte munitie, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Smith & Wesson, type Mod 41, kaliber 22mm), en/of munitie van categorie III, te weten 7, althans een of meerdere patro(o)n(en) van het kaliber 22mm, zijnde voor dit wapen geschikte munitie, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring en tot een andere strafoplegging en motivering daarvan dan de rechtbank.
Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Op basis van de stukken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte en [medeverdachte] de toegangshal van het woongebouw aan de [adres] te Amsterdam zijn binnengegaan. Voorts kan - op basis van de verklaringen van getuige [getuige] - worden vastgesteld dat die [medeverdachte] op een gegeven moment voor de deur van de woning van [slachtoffer] op de tweede verdieping van het woongebouw heeft gestaan, waarbij hij zijn armen voor zich hield en daarmee bewegingen maakte.
Niet is door getuige [getuige] waargenomen wat de medeverdachte met zijn handen aan het doen was toen hij voor die deur stond en ook overigens is dat niet duidelijk geworden. Nu daar onduidelijkheid over bestaat en er evenmin braaksporen zijn aangetroffen op die deur is het hof van oordeel dat - hoewel een en ander de nodige vragen oproept over hetgeen die [medeverdachte] voor die deur aan het doen was - er geen sprake is geweest van een begin van uitvoering van (gekwalificeerde) diefstal dan wel afpersing.
De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Om dezelfde reden dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 meer subsidiair:
hij op 4 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van het met een ander te plegen misdrijf, te weten diefstal met geweld in vereniging dan wel afpersing in vereniging van geld en/of goed(eren), opzettelijk een muts en handschoenen en een pistool en voor dat pistool geschikte munitie, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 4 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Smith & Wesson, type Mod 41, kaliber 22mm), en munitie van categorie III, te weten 7 patronen van het kaliber 22mm, zijnde voor dit wapen geschikte munitie, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde
De verdachte en [medeverdachte] bevonden zich midden in de nacht van 4 mei 2011 in een woongebouw aan de [adres] te Amsterdam waar zij in beginsel niets te zoeken hadden. Ze waren daar samen heen gegaan met de auto.1
De getuige [getuige]2, die thuis kwam en naar zijn woning op de tweede verdieping ging, heeft gezien dat zich in het trapportaal een man bevond, verdachte, zo blijkt uit diens verklaring.3
[getuige] heeft voorts verklaard dat hij toen hij naar zijn woning op de tweede etage ging, voetstappen hoorde die naar beneden en vervolgens weer omhoog gingen.
Gelet op de verklaring van verdachte heeft [getuige] toen de voetstappen van [medeverdachte] gehoord, die zich - nu [getuige] hem op dat moment niet heeft gezien - op een hoger gelegen verdieping dan de tweede etage moet hebben bevonden.
Nadat [getuige] zijn woning binnen was gegaan heeft hij door het spionnetje [medeverdachte], die een muts droeg, voor zijn deur zien staan. Daarna heeft hij gezien dat [medeverdachte], met diens rug naar hem toegekeerd, enige tijd voor de deur van zijn overbuurvrouw, [slachtoffer], heeft gestaan; [medeverdachte] hield toen zijn armen voor het lichaam en maakte bewegingen waarvan [getuige] niet kon zien wat het was.
Op de vierde etage van het woongebouw (het hof begrijpt naast de trap) zijn achter een houten plaat die tegen de muur stondeen muts, handschoenen en een tas aangetroffen met daarin een vuurwapen met bijbehorende munitie.4
Op dat wapen is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met dat van de verdachte en op die muts is een DNA-profiel aangetroffen dat matcht met dat van [medeverdachte].5
De verdachte en [medeverdachte] hebben geen verklaring kunnen of willen geven voor de aanwezigheid van met hun DNA matchend DNA op respectievelijk het wapen en de muts.
Op grond van al het vorenstaande en voorts bij gebreke van enige verklaring van de verdachte of [medeverdachte] over hoe het wapen en de muts op de vierde etage van het woongebouw terecht kunnen zijn gekomen, anders dan door bemoeienis van de verdachte en/of [medeverdachte], gaat het hof er van uit dat zowel de tas, het wapen, de munitie, de handschoenen als de muts, door de verdachte en/of [medeverdachte] zijn meegenomen het woongebouw in en bij elkaar op de vierde verdieping, achter een houten schot, zijn gestald.
Gelet op:
- het tijdstip, midden in de nacht,
- de aanwezigheid van de verdachte en [medeverdachte] in een woongebouw waar zij noch woonden noch iemand bezochten,
- het gedrag van [medeverdachte] op de tweede etage zoals dit door de getuige [getuige] is geobserveerd,
- het feit dat de tas met inhoud en de muts en handschoenen zich toen de politie arriveerde op de bovenste verdieping van het woongebouw bevonden, achter een houten plaat,
- de aard van deze spullen
en ten slotte
- de omstandigheid dat de verdachte en [medeverdachte] voor een en ander geen of geen aannemelijke of in enigerlei mate controleerbare verklaring hebben kunnen of willen geven,
alles in onderlinge samenhang bezien, gaat het hof er van uit dat de verdachte en [medeverdachte] aldus bezig waren met de voorbereidingen van een diefstal met geweld of afpersing.
Daarmee acht het hof ook bewezen dat beiden van de aanwezigheid van de muts, de handschoenen en de tas met het pistool met bijbehorende munitie op de hoogte waren en dit bewust met het oog op een dergelijke diefstal met geweld of afpersing voorhanden hadden.
Bespreking van de verweren
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat er sprake was van een onrechtmatige aanhouding van de verdachte, omdat een redelijk vermoeden van schuld zou hebben ontbroken. De verdediging meent primair dat al het daarna tot stand gekomen bewijs vrucht is van een onrechtmatige aanhouding en als zodanig dient te worden uitgesloten. Subsidiair bepleit de verdediging - zo begrijpt het hof althans uit de zinsnede in de pleitnota "subsidiair doet cliënt een beroep op artikel 359a Sv" - dat er sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim waardoor de verdachte in zijn belangen is geschaad, op grond waarvan bewijsuitsluiting zou moeten volgen.
Het hof constateert dat de primaire en subsidiaire stelling in feite op hetzelfde neerkomen en zal een en ander dan ook als geheel bespreken.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
In de nacht van 4 mei 2011 kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de meldkamer opdracht te gaan naar de [adres] te Amsterdam. Twee mannen zouden daar aan het inbreken zijn. Ze zouden proberen een deur open te maken.
Ter plaatse gearriveerd, zagen de verbalisanten de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] staan op de tweede etage. De verbalisanten hebben hen daarop staande gehouden.
Nadat portofonisch via de centrale meldkamer was vastgesteld dat de melder - die nog steeds telefonisch contact met de meldkamer had - deze personen bedoelde, is de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] medegedeeld dat zij waren aangehouden.
Het hof is van oordeel dat aldus op het moment van aanhouding een redelijk vermoeden van schuld aan een poging tot woninginbraak als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van de verdachte en zijn medeverdachte bestond en dat er voorts sprake was van een heterdaad-situatie. Zowel staandehouding als aanhouding zijn daarom rechtmatig en al hetgeen naar aanleiding daarvan als belastend voor de verdachte is aangetroffen of verkregen kan voor het bewijs worden gebezigd.
Van enig ander vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is evenmin gebleken.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat de verklaringen van de getuige [getuige] als onvoldoende betrouwbaar niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
De getuige zouden woorden in de mond zijn gelegd door de verbalisanten. Verder zou [getuige] zichzelf op cruciale punten tegenspreken.
Ook dit verweer wordt door het hof verworpen.
De stelling dat [getuige] woorden in de mond zijn gelegd en dat zijn verklaringen daarom onbetrouwbaar zijn, mist feitelijke grondslag. Door de verbalisant is blijkens die verklaringen aan [getuige] gevraagd om hetgeen hij had verteld op een aantal punten te specificeren, waarbij door de verbalisant open vragen zijn gesteld. Zo is hem gevraagd om nader te verklaren over de positie en de bewegingen van het lichaam en de armen/handen - waarover [getuige] overigens al eerder had verklaard, zij het summier - en de kijkrichting van de persoon die hij had waargenomen voor de deur van zijn buurvrouw [slachtoffer]. Niet kan worden gezegd dat [getuige] daarmee woorden in de mond zijn gelegd.
Met betrekking tot de stelling dat [getuige] zichzelf op een aantal cruciale punten tegenspreekt en dat zijn verklaringen om die reden onbetrouwbaar zijn, overweegt het hof het volgende. [getuige] heeft bij zijn verhoor bij de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit hof weliswaar zijn eerdere verklaringen op onderdelen aangevuld - de persoon die hij heeft waargenomen voor de deur van zijn buurvrouw [slachtoffer] zou ook bij zijn, [getuige]'s deur hebben gestaan - of over onderdelen op een later moment niet meer verklaard - bijvoorbeeld over de tweede keer dat hij door het spionnetje in zijn deur is gaan kijken - maar die verschillen in zijn verklaringen zijn, nog daargelaten of al gezegd kan worden dat daarbij sprake is van tegenstrijdigheid, niet dusdanig dat daarmee de verklaringen van [getuige] als onbetrouwbaar terzijde dienen te worden geschoven. Ook het feit dat [getuige] eerst heeft verklaard dat de door hem waargenomen persoon zijn handen ter hoogte van het slot had en dat hij de indruk had dat die persoon geconcentreerd bezig was, terwijl hij later heeft verklaard deze persoon alleen van achteren te hebben gezien, kan op zichzelf niet tot die conclusie leiden.
Ook overigens ziet het hof geen aanleiding aan de betrouwbaarheid van deze getuige te twijfelen, zodat zijn verklaringen voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
Voorts heeft de verdediging - overigens zonder nadere onderbouwing - aangevoerd dat er sprake zou zijn van vrijwillige terugtred.
Nu het hof de verdachte van het onder 1. primair en subsidiair ten laste gelegde zal vrijspreken, behoeft dit verweer geen bespreking meer.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat de verdachte niets van doen had met de door de politie aangetroffen muts en tas met daarin een vuurwapen met munitie, verwijst het hof naar wat hiervoor te dien aanzien is overwogen onder het kopje 'nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde'.
Het verweer wordt verworpen.
Ook het verweer dat de fotoconfrontatie (pagina 140 van het dossier) niet heeft plaatsgevonden volgens de daaraan te stellen eisen zal het hof hier verder onbesproken laten, nu het hof de resultaten van deze fotoconfrontatie niet voor het bewijs zal bezigen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van
diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft als bijzondere voorwaarden gesteld dat de verdachte zich gedurende die proeftijd onder toezicht moet stellen van Reclassering Nederland en zich volgens afspraak bij die instelling moet melden en dat hij daarnaast deel dient te nemen aan een Cognitieve Vaardigheidstraining
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft daarbij gevorderd dat als bijzondere voorwaarde zal worden gesteld dat de verdachte zich volgens afspraak zal melden bij Reclassering Nederland.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat het plegen van diefstal met geweld en/of afpersing gevoelens van onveiligheid veroorzaakt binnen de samenleving en bij de slachtoffers in het bijzonder. Bovendien wordt hierdoor schade toegebracht bij de slachtoffers. Dat het in dit geval bij een voorbereiding van een dergelijke beroving is gebleven, is enkel te danken aan het optreden van een oplettende bewoner van het woongebouw waar een en ander zich heeft afgespeeld.
Het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals onder 2 ten laste gelegd en bewezen verklaard, brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 oktober 2012 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een adviesrapport van Reclassering Nederland van 5 juli 2011, waarin wordt geadviseerd om - bij bewezenverklaring - een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod bij Reclassering Nederland en deelname aan een Cognitieve Vaardigheidstraining.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte voornoemde vaardigheidstraining inmiddels met goed gevolg heeft afgerond. Het hof is dan ook van oordeel dat oplegging van deelname daaraan als bijzondere voorwaarde thans niet meer aan de orde is.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 46, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
De benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering ingediend van € 0,00 en is door de rechtbank daarin niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd in het strafgeding.
Gezien het voorgaande ligt de vordering van de benadeelde partij niet voor aan het hof. Het hof zal daarover dan ook geen beslissing nemen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland stelt. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van die instelling blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig acht;
- dat de verdachte zich moet melden volgens afspraken die met hem gemaakt zullen worden bij Reclassering Nederland. Hierna moet hij zich gedurende het toezicht door die instelling bepaalde perioden blijven melden zo frequent als die instelling dit gedurende deze perioden nodig acht.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met onmiddellijke ingang.
Dit arrest is gewezen door de elfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P.C. Kortenhorst en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van mr. M. Goedhart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 oktober 2012.
1 Doorgenummerde pagina 51 van het proces-verbaal van politie.
2 Doorgenummerde pagina 13 van het proces-verbaal van politie.
3 Doorgenummerde pagina 32 van het proces-verbaal van politie.
4 Doorgenummerde pagina 7 van het proces-verbaal van politie.
5 Doorgenummerde pagina 245 van het proces-verbaal van politie.