parketnummer: 23-002008-11
datum uitspraak: 21 september 2012
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 2 mei 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15/740730-10 tegen:
[verdachte],
geboren te Amsterdam op [datum] 1987,
adres: [adres],
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting].
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Haarlem vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van
31 maart 2011 en 18 april 2011 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 6 januari 2012, 3 april 2012 en 7 september 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 27 maart 2010 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere, althans een sealbag(s) en/of kassalade(s) met daarin in totaal een geldbedrag van 6500,- euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Mac Donalds, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) - met twee, althans een, vuurwapen(s) en/of (een) bivakmuts(en) op/om het/de hoofd(en) die Mac Donalds is/zijn binnengegaan en/of over de toonbank/kassabalie is/zijn gesprongen en/of - heeft/hebben geroepen "Waar is [manager], waar is de manager, waar is de bedrijfsleider?" en/of - een medewerker een vuurwapen tegen het hoofd heeft/hebben geduwd en/of gedrukt en/of - met kracht een deur heeft/hebben ingeschopt en/of - een wapen heeft/hebben afgevuurd en/of - (tegen [slachtoffer 1]) heeft/hebben geroepen: "Meekomen, ik wil geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen mee te lopen naar de kluis onder bedreiging van een vuurwapen en/of - [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik wil alles, ik wil alles, ik wil alles" en/of "doe het (wissel)geld in de tas", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2:
hij op of omstreeks 27 maart 2010 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/van een personenauto (van het merk Renault, type Twingo, kleur blauw) heeft weggenomen de kentekenplaten van het kenteken [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) die kentekenplaten van die auto geschroefd en/of geduwd en/of getrokken, althans van die auto verwijderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Aan de verdachte is op de inleidende dagvaarding onder 1 ten laste gelegd, kort gezegd, dat hij op
27 maart 2010 te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, al dan niet met een ander, een vestiging van McDonald’s heeft overvallen en daarbij een geldbedrag heeft buit gemaakt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niets met de overval te maken heeft en dat hij ook niet een Ford Sierra, die bij die overval als vluchtauto is gebruikt, van [de neef] heeft geleend. Namens de verdachte heeft de raadsman bij pleidooi deze stellingen aan de hand van de stukken in het dossier in den brede toegelicht en onderbouwd, met zijn conclusie dat - met vernietiging van het vonnis waarvan beroep - vrijspraak dient te volgen.
De auto
De rechtbank heeft bewezen geacht dat de verdachte samen met een ander genoemd feit heeft begaan. Daartoe heeft de rechtbank redengevend geacht dat uit onderzoek naar voren is gekomen dat het originele kenteken van de bij de overval gebruikte Ford Sierra op naam staat van [taxibedrijf] met [de neef] als enig gevolmachtigde. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte een neef is van [de neef] en dat in een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek tussen [de neef] en diens vriendin [de vriendin van de neef] op 3 juni 2010 een verband wordt gelegd tussen een auto van [de neef] en de verdachte. Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen de op 15 juni 2010 afgelegde verklaring van [de neef] dat hij de Ford Sierra op de dag van de overval aan de verdachte heeft uitgeleend. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat de verklaring van [de neef] over het uitlenen van de Ford Sierra aan de verdachte wordt bevestigd doordat de verdachte door [de vriendin van de neef], [tante] en [nichtje 1], respectievelijk vriendin, moeder en zus van [de neef], is herkend als één van de overvallers.
Het hof overweegt als volgt.
[de neef] heeft over de dag en de manier waarop het uitlenen van de Ford Sierra zou hebben plaatsgevonden, wisselend verklaard. Enerzijds heeft hij verklaard dat dit zou zijn gebeurd op de dag van de overval aan het einde van de middag en dat zijn zusje aan de verdachte de sleutels van de auto zou hebben gegeven. Anderzijds heeft hij verklaard dat dit zou zijn gebeurd op 26 maart 2010, de dag voorafgaand aan de overval, in de avond en dat hij zelf in het bijzijn van zijn beide zusjes en zijn vriendin [vriendin 2 van de neef] de sleutels van de auto aan de verdachte zou hebben gegeven. Nichtje 1 en nichtje 2 (de zusjes van de neef) hebben echter verklaard dat zij nooit autosleutels aan de verdachte hebben gegeven. [Nichtje 1] heeft verder verklaard dat zij nooit heeft gezien dat de verdachte de auto heeft opgehaald of heeft teruggebracht. Uit een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek tussen [de neef] en [de vriendin van de neef] op 3 juni 2010 is op te maken dat [de neef] de (mogelijk retorisch bedoelde) vraag stelt aan [de vriendin van de neef]: “Jij bent toch getuige dat ik die auto aan hem (het hof begrijpt: de verdachte) heb geleend”. [de vriendin van de neef] antwoordt: “Ja, lieve schat, ja en je was ook thuis hier…”. [de vriendin van de neef] verklaart echter op 29 juni 2010 dat ze niet zeker weet of [de neef] op zaterdag (het hof begrijpt: 27 maart 2010) in de loop van de ochtend naar haar toe is gekomen, maar ze denkt van wel. Volgens [de vriendin van de neef] is [de neef] door iemand gebracht omdat hij de auto aan zijn neefje [verdachte] heeft uitgeleend. Dat had [de neef] haar verteld.
[vriendin 2 van de neef] heeft verklaard dat [de neef] haar had verteld dat de verdachte op de dag van de overval zijn auto had geleend. Op de vraag of ze er wel eens bij is geweest toen [de neef] de auto uitleende aan de verdachte dan wel de sleutels van de Ford aan de verdachte gaf, antwoordt [vriendin 2 van de neef]: “Nee. Het kan. Ik weet het niet meer”.
Gelet op deze wisselende, onderling strijdige en daarmee onvoldoende betrouwbare verklaringen van met name [de neef] en [de vriendin van de neef] is het hof van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat [de neef] de betreffende Ford Sierra kort voorafgaand aan de overval op 27 maart 2010 aan de verdachte heeft uitgeleend.
De herkenning
De moeder van [de neef], [tante], zegt in een op 25 juni 2010 afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek tegen haar zus, dat zij een uitzending van Opsporing Verzocht heeft gezien over “de McDonald’s van IJmuiden”. Haar dochters [nichtje 1] en [nichtje 2] gingen het haar laten zien. Ze dacht: “Dat zal [de verdachte] niet zijn… maar het was echt… je ziet hem gewoon, die loop van hem, die beweging”. [Tante] is als getuige ter terechtzitting in hoger beroep gehoord en heeft aldaar verklaard dat ze wel beelden heeft gezien, maar dat ze geen idee heeft wie de persoon is op de beelden die de overval pleegt. Ze heeft van [de vriendin van de neef] gehoord dat het loopje van de man op de beelden lijkt op het loopje van [de verdachte].
[Nichtje 1], de dochter van [tante], heeft tegenover de politie verklaard dat ze op Opsporing Verzocht beelden heeft gezien en dat ze het loopje van haar neef (het hof begrijpt: de verdachte) herkent, althans dat denkt ze. Bij de rechter-commissaris bevestigt ze die door haar gedane mededeling doch voegt daaraan toe dat ze de verdachte niet heeft herkend op de op het politiebureau aan haar getoonde foto’s. Ook herkent ze volgens haar verklaring de verdachte niet op de door de rechter-commissaris getoonde foto’s uit het dossier. Over het kleine stukje aan bewegende beelden dat ze op de computer heeft gezien, verklaart [nichtje 1] bij de rechter-commissaris dat het loopje haar bekend voorkwam als het loopje van de verdachte, maar dat het moeilijk te beoordelen viel omdat het beeld verspringt. [Nichtje 1] weet overigens niet wat haar moeder van die beelden heeft gevonden.
[Nichtje 2], de dochter van [tante], heeft tegenover de politie verklaard dat ze beelden van de overval bij McDonald’s heeft gezien en dat ze in de overvallers geen bekenden heeft gezien. Bij de rechter-commissaris heeft ze verklaard dat haar moeder erbij was toen ze de beelden heeft gezien. Ze herinnert zich dat haar moeder zei dat ze geen idee had wie dat zou kunnen zijn.
[De vriendin van de neef] heeft bij de politie verklaard dat ze de verdachte op de beelden herkende aan zijn bouw en aan zijn lopen, dat ze de beelden samen met [de neef] heeft gezien en dat [de neef] gelijk zei dat hij de verdachte herkende. Bij de rechter-commissaris heeft [de vriendin van de neef] geen antwoord meer willen geven op de vraag of ze de beelden samen met [de neef] heeft gezien.
[De neef] heeft echter verklaard dat hij beelden heeft gezien van slechts één overvaller en dat het volgens hem niet de verdachte is. Tegen zijn zusjes en tegen [vriendin 2 van de neef] had [de neef] verteld dat hij op 27 maart 2010 de Ford Sierra aan de verdachte had uitgeleend en dat een soortgelijke Ford Sierra bij de overval op de McDonald’s in Santpoort betrokken was geweest. Ook zij herkenden de verdachte niet op de beelden, aldus [de neef].
Het hof stelt voorop dat enkele herkenningen niet geheel onproblematisch zijn omdat de getuigen mogelijk niet onbevangen naar de beelden hebben gekeken. Dit doet op voorhand reeds enige afbreuk aan de bewijswaarde ervan. Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat, gelet op de hiervoor weergegeven wisselende, onderling strijdige en deels ontkennende verklaringen, niet met voldoende zekerheid kan worden uitgegaan van betrouwbare en geloofwaardige herkenningen van de verdachte als één van de overvallers van de McDonald’s vestiging te Santpoort-Noord op 27 maart 2010.
De telefoon
In antwoord op een door de verdediging in eerste aanleg gevoerd verweer beschouwt de rechtbank als één van de redengevende feiten en omstandigheden, dat het een bekende praktijk is dat overvallers hun mobiele telefoon uitzetten of thuis laten liggen tijdens een overval teneinde te voorkomen dat hun telefoons op de plaats van het delict getraceerd kunnen worden.
Het hof is van oordeel, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de auto en de herkenning aan de hand van de camerabeelden, dat uit het ter zake uitgevoerde aanvullende onderzoek slechts kan volgen dat het telefoontoestel dat bij de verdachte in gebruik was zich ten tijde van de overval in de directe omgeving van de woning van de verdachte te Amsterdam bevond en dat tussen 27 maart 2010 vanaf 20.26 uur en 28 maart 2010 om 00.28 uur geen handelingen met die telefoon zijn verricht.
Slotsom
De verdachte heeft zich gedurende het opsporingsonderzoek en tijdens de berechting in eerste aanleg op zijn zwijgrecht beroepen en in de gedingfase van het hoger beroep in algemene bewoordingen zijn betrokkenheid bij het ten laste gelegde ontkend.
Hoewel, mede in het licht van deze proceshouding van de verdachte, aan de hiervoor besproken feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd een de verdachte belastend karakter niet kan worden ontzegd, brengt al het voorgaande het hof tot de slotsom dat niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de verdachte één van de overvallers is geweest van de vestiging van de McDonald’s te Santpoort-Noord. De verdachte dient dan ook van dit onderdeel van het op de inleidende dagvaarding ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. R.M. Steinhaus en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. M.N. Maris, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 september 2012.