2.4 [ D ], destijds aandeelhouder van [ Y ] Vastgoed, heeft onder meer het volgende verklaard:
"De brief van 17 februari 2004 van mijn hand, heb ik voor dit getuigenverhoor herlezen. Het klopt wat daarin staat. Ik blijf bij wat ik daar heb opgeschreven.
U vraagt mij wat ik mij nog kan herinneren van de onderhandelingen destijds. Ik kan mij het niet in detail herinneren. Ik weet wel dat [ X ] in eerste instantie de benzinepomp voor een miljoen aan ons wilde verkopen, dat was tien maal de jaarhuur. Dat wilden wij niet, want wij hadden dat geld niet. Dat ging dus eenvoudig niet. Wij hebben toen besproken dat hij voor een bepaalde periode de opbrengsten van de benzinepomp mocht houden. Wij zouden dan wel alle grond kopen. Ik heb toen gezegd: er moet wel een bepaald rendement in zitten, anders gaat het niet. Mijn gedachte daarbij was een hoog rendement, dat hij gedurende vijf à tien jaar de vruchten zou kunnen plukken en dat het dan over zou gaan naar ons.
U vraagt ons hoe die 30% daarin is gekomen. Dat heeft [ X ] voorgesteld. U vraagt mij of ik berekend heb wat die clausule zou betekenen. Dat is niet het geval geweest. Ik ben ervan uitgegaan dat het terrein minder waard zou zijn. U vraagt dan wat. Ik bedoel dat het rendement op dat moment meer dan 30% was. Ik kan daaraan toevoegen dat ik niet iemand ben die zeer in detail werkt. Ik zal er dus niet veel aan gerekend hebben.
U vraag mij of ik samen met [ X ] de clausule heb doorgerekend. Nee. Wel hebben wij ongetwijfeld besproken, dat zal grotendeels telefonisch zijn geweest, wat de waarde van het perceel op dat moment was en wat het rendement was, en dat het netjes was. U moet zich voorstellen dat zoiets in drie zinnen zou kunnen zijn gegaan.
U vraagt mij of ik een beeld in mijn hoofd had wat de ondergrens was van het te behalen rendement. Ja, 30%. Het klopt dat er dus niet verschillende percentages heen en weer zijn gegaan. (…)
U vraagt mij of er bij de notaris nog gesproken is over de clausule. Ongetwijfeld is het contract doorgenomen, maar over de clausule is niet specifiek gesproken, voor zover ik mij kan herinneren.
U houdt mij voor dat van de zijde van [ X ] naar voren is gebracht dat de bedoeling was dat het opstalrecht voor een langere periode zou worden gevestigd, terwijl ik net heb gesproken over vijf à tien jaar. Het kan zijn dat [ X ] in allereerste instantie heeft gezegd voor een langere periode of voor altijd, dat kan ik mij niet herinneren. Voor wat mij betreft geldt dat is afgesproken de 30% rendement. Heel bewust is in de overeenkomst niet opgenomen de vestiging van het opstalrecht voor een met name genoemde periode. Heel bewust is gekozen voor de rendementsclausule.
Mr de Knijff vraag mij naar de zinsnede in mijn brief van 17 februari 2004, aan het einde van de eerste alinea. Daar heb ik gezegd dat de bedoeling van de formule was dat [ X ] de pomp kon behouden zolang hij er een normaal rendement uit zou halen. Wat verstond u toen onder een normaal rendement? Mijn antwoord is 30%.
Mr. de Knijff vraagt mij of ik het bedrag van tien maal de jaarhuur, waarop de vraagprijs van de pomp was gebaseerd, een normaal rendement vond. Ik was daar niet zo mee bezig. (…)
Mr de Knijff constateert dat ik ook heb gezegd dat ik verwachtte dat de huuropbrengst in april 1999 nog hoog was. Inderdaad dacht ik toen dat er nog voldoende rendement in de pomp zat. Ik heb daar toen verder geen energie meer in gestopt. Ik heb ook nooit echt berekeningen gemaakt. (...)
Mr. de Groen vraagt of met zijn drieën [hof: met [ H ] en [ VH ] is besproken de rendementsclausule van [ X ] te accepteren. Ongetwijfeld, want dat zijn de essentiële dingen van de overeenkomst.
Mr. de Groen vraagt of ik mij nog kan herinneren of er een concept van de notaris lag, waarin stond dat als het contract met Shell zou eindigen en een andere brandstofmaatschappij dan Shell een lager rendement aanbood dan 30% van de grondwaarde, het opstalrecht zou eindigen. Ik kan mij dat zo niet herinneren, Maar de essentie was die 30%, of het nu voor de Shell of de Esso was, maakte niet uit. Het gold dus ook voor de Shell uiteraard, want die kon daar ook langere tijd voor een hele lage huur blijven zitten. Voor mij is 25% ook een hele lage huur. Met een lage huur bedoel ik dus een huur lager dan die 30%. Die 30% is de grens.
Mr. de Groen houdt mij het onderste tekstblok op de eerste bladzijde van mijn brief van 17 februari 2004 voor. Mr. De Groen heeft voor zich de brief van Shell die destijds door [ X ] zal zijn gefaxt aan mij. Dat is een brief van 11 maart 1997. (…) De vraag is: zou het kunnen zijn dat ik toen, in april 1999, ook heb geïnformeerd naar de verlening [hof: verlenging] van de huurovereenkomst met Shell? Nee, dat is niet het geval geweest. Ik heb uitsluitend geïnformeerd naar het rendement.
Mr. de Groen vraagt mij naar de laatste twee zinnen op de eerste bladzij van mijn brief. De vraag is of mijn idee was dat begin 2003 het opstalrecht beëindigd zou zijn of zou moeten eindigen. Het idee was heel eenvoudig: ik zou per jaar kunnen kijken of het rendement nog klopte. Als in een bepaald jaar de grondprijs sterk zou stijgen, zou het rendement onder de 30% kunnen komen. Ik kon dat per jaar nagaan. U vraag mij hoe ik dan aan het jaar 2003 kwam. Dat zal geweest zijn omdat dat vijf jaar na de verlenging van de huurovereenkomst was."