parketnummer: 23-005333-10
datum uitspraak: 30 augustus 2012
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 7 december 2010 in de strafzaak onder parketnummer 15-800739-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1964],
adres: [adres], [woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 november 2010 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 18 juli 2012 en 21 augustus 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1 primair:
(Busje 2: Renault Traffic) hij op of omstreeks 07 juni 2010 te Schiphol ([adres], Schiphol Noord), gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 58 pakketten (totaalgewicht ongeveer 959,32 kg), in elk geval een grote hoeveelheid, hasjiesj, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
1 subsidiair:
hij op of omstreeks 07 juni 2010 te Schiphol ([adres], Schiphol Noord), gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 58 pakketten (totaalgewicht ongeveer 959,32 kg), in elk geval een grote hoeveelheid, hasjiesj, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als Hoofd Districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2:
(Busje 2: Renault Traffic) hij op of omstreeks 07 juni 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Oostzaan, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 58 pakketten (totaalgewicht ongeveer 957 kg), in elk geval een grote hoeveelheid, hennep/hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair:
hij op 07 juni 2010 te Schiphol ([adres]), gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 58 pakketten (totaalgewicht ongeveer 959,32 kg) hasjiesj, geheel toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders.
2:
hij op 07 juni 2010 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en Oostzaan, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van 58 pakketten (totaalgewicht ongeveer 957 kg), hasjiesj, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Ter terechtzitting gevoerd verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het verweer gevoerd dat sprake is van eendaadse samenloop hetgeen op de straftoemeting van invloed dient te zijn.
Het hof is van oordeel dat een situatie als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht zich niet voordoet. Anders dan de raadsman meent leveren de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte twee afzonderlijke strafbare feiten op, die weliswaar in tijd en plaats een zekere samenhang vormen, maar die gelet op hun aard en strekking, te weten diefstal en handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, niet als eendaadse doch als meerdaadse samenloop moet worden aangemerkt.
Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest en beslissing omtrent het beslag.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een zeer grote hoeveelheid hasjiesj uit de opslag van de Kmar te Schiphol. De pakketten hasjiesj lagen daar na een inbeslagname opgeslagen teneinde te worden vernietigd. Het gevolg van deze diefstal zou zijn geweest dat (een deel van) de in beslag genomen hasjiesj weer in het illegale circuit zou zijn gebracht. Het uiterst brutale handelen van de verdachte en zijn medeverdachten door uit een kluis van de bevoegde autoriteiten hasjiesj te stelen heeft de integriteit van de Kmar in ernstige mate schade toegebracht en ondermijnt hetgeen in het kader van de handhaving van de Opiumwet door hen wordt verricht.
Het gebruik van hasjiesj kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien leidt de handel in hasjiesj veelal tot negatieve maatschappelijke effecten. De verdachte heeft kennelijk louter met het oog op financieel gewin gehandeld.
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat in de behandeling van de onderhavige zaak onnodig veel vertraging is geweest, hetgeen een vormverzuim oplevert als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en dient te leiden tot strafvermindering.
Het hof overweegt dat de redelijke termijn in deze zaak niet is overschreden en dat ook niet is gebleken van een vertraging die een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert. Het verweer wordt verworpen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 juli 2012 is de verdachte eerder ter zake van onder meer diefstal en handelen in strijd met de Opiumwet veroordeeld.
Het hof overweegt dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met het opleggen van een straf zonder onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 notitieblaadje met vier telefoonnummers en namen.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.A.J. Dun, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Winkels, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 augustus 2012.
mr. H.S.G. Verhoeff en mr. M.E.A. Wildenburg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.