ECLI:NL:GHAMS:2012:BX6394

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-005328-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van hasjiesj uit de districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee

In deze zaak gaat het om de diefstal van een grote hoeveelheid hasjiesj uit de districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol. De verdachte, geboren in 1969, wordt beschuldigd van het samen met anderen wegnemen van 30 pakketten hasjiesj, met een totaalgewicht van ongeveer 496,2 kg, op of omstreeks 7 juni 2010. De hasjiesj was in beslag genomen en opgeslagen met het oog op vernietiging. De verdachte heeft ook een Rolex horloge verworven, waarvan hij wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van diefstal, maar van verduistering, omdat de medeverdachte, die als hoofd van de districtsgarage fungeerde, toegang had tot de goederen. Het hof verwierp dit verweer, omdat de medeverdachte geen rechtmatige toegang had tot de kluis waar de hasjiesj was opgeslagen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal in vereniging, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 maanden, met aftrek van voorarrest, en het horloge werd verbeurd verklaard. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de schade die de diefstal toebracht aan de integriteit van de Koninklijke Marechaussee.

Uitspraak

parketnummer: 23-005328-10
datum uitspraak: 30 augustus 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 7 december 2010 in de strafzaak onder parketnummer 15-800734-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
adres: [adres]- 2, [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 november 2010 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 18 juli 2012 en 21 augustus 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1 primair:
(Busje 1: Mercedes Benz) hij op of omstreeks 07 juni 2010 te Schiphol ([adres], Schiphol Noord), gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg), in elk geval een grote hoeveelheid, hasjiesj, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
1 subsidiair:
hij op of omstreeks 07 juni 2010 te Schiphol ([adres], Schiphol Noord), gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg), in elk geval een grote hoeveelheid, hasjiesj, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als Hoofd Districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2:
(Busje 1: Mercedes Benz) hij op of omstreeks 07 juni 2010 te Schiphol en/of Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg), in elk geval een grote hoeveelheid, hasjiesj, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3:
hij op of omstreeks 07 juni 2010, te Badhoevedorp en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een horloge (merk Rolex, type 116200 Sea Dweller met een geschatte waarde van 15.000 euro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd horloge, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bespreking bewijsverweren
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er geen bewijs is dat het opzet van de verdachte gericht is geweest op een diefstal uit de Districtsgarage van de Koninklijke Marechaussee (Kmar). De verdachte werd gevraagd te helpen bij een klus en wist dat het iets met het sjouwen van hasjiesj te maken had, maar niet dat het om hasjiesj van de Kmar en het stelen daarvan ging.
Het hof overweegt als volgt. Zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat de verdachte bij een diefstal als de onderhavige, waarbij van een zeer degelijke voorbereiding is gebleken, niet op de hoogte was van het feit dat het een diefstal uit de opslag van de Kmar betrof, is de verdachte daar in ieder geval bij het betreden van de garage van op de hoogte geraakt. Nu de verdachte met die wetenschap is blijven participeren en de voorgenomen diefstal heeft voltooid is daarmee het opzet op de diefstal met de daarbij behorende kenmerken, zoals hiervoor bedoeld, gegeven. Het verweer wordt verworpen.
De raadsman heeft tevens betoogd dat er geen sprake is van diefstal, maar van verduistering.
Hij heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
[medeverdachte] had de goederen uit de districtsgarage vanwege zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich. Hij was als hoofd van de districtsgarage en waarnemend bridgeadjudant op de hoogte van de protocollen en wist waar de hasjiesj was opgeslagen. Door zichzelf de sleutel die toegang gaf tot de container waarin de hasjiesj lag opgeslagen toe te eigenen had [medeverdachte] toegang tot de kluis en hij was tevens in bezit van de code die nodig was om de kluis te openen. [medeverdachte] had weliswaar vanuit zijn functie geen directe toegang tot de container, maar uit hoofde van zijn functie kon hij wel over de partij hasjiesj beschikken, waardoor sprake is van verduistering.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens de brigadeorder op pagina 329 van het dossier berust het beheer over de kluis en de daarin opgeslagen en in beslag genomen goederen bij de Coördinator BIG&G, niet zijnde [medeverdachte]. Tevens staat in deze brigadeorder vermeld dat het Hoofd en de medewerkers van de Districtsgarage deze kluis niet zelfstandig mogen betreden.
Nu [medeverdachte] geen rechtmatige toegang tot de kluis had, kan niet gezegd worden dat hij de hasjiesj uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking dan wel anders dan door misdrijf onder zich had waardoor van verduistering geen sprake kan zijn. Het verweer wordt verworpen.
Tevens heeft de raadsman betoogd dat er ten aanzien van feit 1 en 2 sprake is van een voortgezette handeling. Hij heeft op dat punt gesteld dat het wegnemen en het vervoeren van de partij hasjiesj gelijksoortige feiten zijn die in een kort tijdsverloop op elkaar zijn gevolgd.
Het hof is van oordeel dat een situatie als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht zich niet voordoet. Anders dan de raadsman meent leveren de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte twee afzonderlijke strafbare feiten op, die weliswaar in tijd en plaats een zekere samenhang vormen, maar die gelet op hun aard en strekking, te weten diefstal en handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, niet als gelijksoortige handelingen ten gevolge van één ongeoorloofd wilsbesluit moeten worden aangemerkt. Van een voorgezette handeling is dan ook geen sprake.
Het verweer wordt ook op dit onderdeel verworpen.
Ten aanzien van de bij verdachte aangetroffen Rolex heeft de verdachte aangevoerd dat vrijspraak moet volgen, omdat hij deze Rolex had geleend van een bevriende horlogeverkoper van wie hij de naam niet wenst te noemen.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Gebleken is dat van de verdachte geen inkomen bij de Belastingdienst bekend was in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009, hij toen wel een bankrekening had, maar geen rente inkomsten. Een onderzoek heeft aan het licht gebracht dat het horloge verkocht was aan Rolex Griekenland in november 2009 en een waarde had van € 7060,-.
De verdachte heeft op 8 juni 2010 bij de politie verklaard samen te wonen met een vriendin en twee kinderen, een huurhuis te bewonen met een kale huur van € 560,- en sinds een maand een vaste baan te hebben en daarmee netto € 2000,- te verdienen en geen subsidies te krijgen.
De waarde van het horloge en het bezit daarvan laten zich aldus niet rijmen met de inkomenspositie van de verdachte. De vraag is dan of de verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven over de herkomst ervan. Die vraag moet ontkennend worden beantwoord.
Behoudens het feit dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de eigenaar van een zeer kostbaar horloge dit uitleent, is het naar het oordeel van het hof tevens niet aannemelijk dat de eigenaar zich in een geval van het op een legale wijze uitlenen niet kenbaar wenst te maken na inbeslagneming ervan en het horloge daardoor ook niet kan terugvorderen bij justitie.
Deze omstandigheden leiden het hof tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het horloge dat bij de verdachte is aangetroffen middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte daarvan op de hoogte was.
Ten overvloede wordt overwogen dat in tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft gesteld niet is gebleken dat de verdachte beschikte over de eigendomspapieren van dit horloge.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair:
hij op 7 juni 2010 te Schiphol ([adres]), gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg) hasjiesj, geheel toebehorende aan een ander dan verdachte en zijn mededaders;
2:
hij op 7 juni 2010 te Schiphol en Badhoevedorp, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van 30 pakketten (totaalgewicht ongeveer 496,2 kg) hasjiesj, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3:
hij op 7 juni 2010 in Nederland een voorwerp, te weten een horloge (merk Rolex, type 116200 Sea Dweller) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen,
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
witwassen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 maanden met aftrek van het voorarrest, met bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen Rolex en teruggave van het in beslag genomen geldbedrag.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een zeer grote hoeveelheid hasjiesj uit de opslag van de Kmar te Schiphol. De pakketten hasjiesj lagen daar na een inbeslagname opgeslagen teneinde te worden vernietigd. Het gevolg van deze diefstal zou zijn geweest dat (een deel van) de in beslag genomen hasjiesj weer in het illegale circuit zou zijn gebracht. Het uiterst brutale handelen van de verdachte en zijn medeverdachten door uit een kluis van de bevoegde autoriteiten hasjiesj te stelen heeft de integriteit van de Kmar in ernstige mate schade toegebracht en ondermijnt hetgeen in het kader van de handhaving van de Opiumwet door hen wordt verricht.
Het gebruik van hasjiesj kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien leidt de handel in hasjiesj veelal tot negatieve maatschappelijke effecten. De verdachte heeft kennelijk louter met het oog op financieel gewin gehandeld.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een Rolex horloge.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 juli 2012 is de verdachte eerder ter zake van onder meer mishandeling veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Verbeurdverklaring
Het in beslag genomen horloge zal worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar nu met betrekking tot dat horloge het ten laste gelegde onder 3 is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 57, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 (vijfentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van 600 euro.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een horloge, kleur zwart, merk Rolex (oyster perpetual date deep sea sea dweller).
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.A.J. Dun, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Winkels, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 augustus 2012.
mr. H.S.G. Verhoeff en mr. M.E.A. Wildenburg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.