ECLI:NL:GHAMS:2012:BX5149

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001370-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden zonder geldig rijbewijs en verbeurdverklaring van voertuigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs en het laten rijden van een voertuig met een ongeldig kenteken. De verdachte had op 31 maart 2010 te Noordbeemster een motorrijtuig bestuurd, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof oordeelde dat het verweer van de verdachte, dat hij niet op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, onbegrijpelijk was. Het hof baseerde zijn oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder een aangetekende brief van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) die de verdachte niet had afgehaald, en eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van het tweede ten laste gelegde feit, maar bevestigde de veroordeling voor het eerste feit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, die voorwaardelijk werd opgelegd, en een geldboete van € 1.000,00, bij gebreke van betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis. Het hof overwoog dat de verdachte de verkeersveiligheid had geschonden door zonder geldig rijbewijs te rijden, en dat hij eerder voor soortgelijke delicten was veroordeeld. De uitspraak werd gedaan door de elfde meervoudige strafkamer, met mr. P.C. Kortenhorst, mr. L. Verheij en mr. H.J.M. Boukema in de zitting.

Uitspraak

parketnummer: 23-001370-11
datum uitspraak: 16 augustus 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 30 maart 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-027753-11 tegen
[VERDACHTE]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van
30 maart 2011 en op de terechtzitting in hoger beroep van 2 augustus 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1:
hij op of omstreeks 31 maart 2010 te Noordbeemster, gemeente Beemster terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categorieën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Mijzerweg, als bestuurder een motorrijtuig, (bestelauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2:
hij op of omstreeks 31 maart 2010 te Noordbeemster, gemeente Beemster als eigenaar of houder een motorrijtuig, (bestelauto), op de weg, de Mijzerweg, heeft laten staan of daarmede over die weg heeft laten rijden, terwijl hij wist of redelijkerwijze kon vermoeden dat op dat motorrijtuig (een) teken(s), te weten een kentekenplaat, voorzien van de letter-cijfercombinatie [kenteken], was/waren aangebracht dat/die, niet zijnde (een) ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken(s), door kon(den) gaan voor (een) zodanig(e) kenteken(s) dan wel met de kennelijke bedoeling dat/die teken(s) te doen doorgaan voor (een) overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands(e) kenteken(s) of (een) met toepassing van artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgegeven kenteken(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechter in eerste aanleg.
Vrijspraak
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde overweegt het hof dat aan de verdachte wordt verweten dat hij een auto op de weg heeft laten rijden of staan. Nu vast staat dat niet een ander, maar de verdachte zelf de auto bestuurde toen de politie hem liet stoppen en de papieren wilde controleren, dient – zoals door de raadsman bepleit - vrijspraak te volgen.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bespreking van de verweren
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat geen sprake is van een omstandigheid waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte op de hoogte was of had moeten zijn van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 augustus 2012 en de stukken van het dossier, waaronder de door de raadsman overgelegde en per fax op 31 juli 2012 bij het hof ingekomen stukken (hierna: ‘fax’) is het volgende gebleken:
- de verdachte heeft blijkens het proces-verbaal van relaas van 20 mei 2010 op 31 maart 2010 nadat hij had voldaan aan een stopteken van de verbalisant en hem door die verbalisant – die hem ook al eens op 27 augustus 2009 voor het rijden zonder geldig rijbewijs had geverbaliseerd - was gevraagd of hij inmiddels weer in het bezit was van een geldig rijbewijs, niet zijn rijbewijs ter inzage gegeven, maar heeft verklaard nog niet in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs; (doorgenummerd dossierpagina 4);
- blijkens een bijlage bij een (kennelijk) e-mailbericht van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) aan het parket te Haarlem van 7 december 2010 met bijlagen, heeft het CBR op 29 september 2008 een aangetekende brief verstuurd aan de verdachte, met als onderwerp ‘ongeldigverklaring rijbewijs, waarin hem werd medegedeeld dat zijn rijbewijs met ingang van 6 oktober 2008 ongeldig zal worden verklaard. De aangetekende brief is teruggekomen bij het CBR met de aantekening: “niet afgehaald”, hetgeen betekent dat een kennisgeving waarmee de brief kon worden opgehaald aan het adres van de verdachte is achter gelaten;
- de verdachte heeft een bezwaarschrift - gedateerd 4 juni 2009 - aan het CBR verstuurd, waarin de verdachte heeft geschreven: “Naar aanleiding van het door u innemen van mijn rijbewijs op 29-9-2008 schrijf ik dit bezwaarschrift” (bijlage bij de fax, p. 35-36).
- de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij al een paar jaar door een chauffeur wordt gereden hoewel hij meent dat zijn rijbewijs ten onrechte wordt ingehouden;
Gelet op deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof het verweer dat de verdachte op 31 maart 2010 niet wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, onbegrijpelijk. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 maart 2010 te Noordbeemster, gemeente Beemster terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle categorieën, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Mijzerweg, als bestuurder een motorrijtuig, bestelauto, van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken en verbeurdverklaring van een kentekenbewijs, 2 kentekenplaten en een bestelauto.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken en verbeurdverklaring van de bestelauto.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden zonder geldig rijbewijs De verdachte heeft daarmee de voorschriften die zijn gegeven in het kader van de wegenverkeerswetgeving ontdoken en het belang van de verkeersveiligheid geschonden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 augustus 2012 is de verdachte voorts eerder ter zake van soortgelijke delicten veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en een geldboete van na te melden omvang passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 kentekenbewijs, 2 kentekenplaten [kenteken] geel en 1 bestelauto, met opschrift [bedrijfsnaam].
Dit arrest is gewezen door de elfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Kortenhorst, mr. L. Verheij en mr. H.J.M. Boukema, in tegenwoordigheid van
N. Hodgson, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 augustus 2012.
Mr. H.J.M. Boukema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.