ECLI:NL:GHAMS:2012:BX4161

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.107.354/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken bij Dixberg Holding B.V. en schorsing van bestuurders

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2012 uitspraak gedaan in het verzoekschrift van Jenny Maria Van Helden-Hoksbergen tegen Dixberg Holding B.V. en Catharina Johanna De Kruijk-Dix. Van Helden verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Dixberg Holding over de periode van 2003 tot de datum van het verzoekschrift, alsook om onmiddellijke voorzieningen, waaronder de schorsing van De Kruijk als bestuurder. De Kruijk heeft verweer gevoerd en een voorwaardelijk zelfstandig verzoek ingediend om Van Helden niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek.

De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er een onwerkbare situatie is ontstaan tussen de bestuurders, waardoor besluiten binnen de vennootschap niet meer genomen kunnen worden. Er zijn aanwijzingen dat beide bestuurders onzorgvuldig met de gelden van de vennootschap zijn omgegaan, wat heeft geleid tot financiële problemen voor Dixberg Holding. De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid van de vennootschap te twijfelen en heeft daarom een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij Dixberg Holding bevolen.

Daarnaast heeft de Ondernemingskamer besloten om beide bestuurders met onmiddellijke ingang te schorsen en een onafhankelijke bestuurder te benoemen die bevoegd is om Dixberg Holding zelfstandig te vertegenwoordigen. De kosten van het onderzoek komen voor rekening van Dixberg Holding. De Ondernemingskamer heeft de verzoeken van Van Helden toegewezen en de kosten van het geding gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING in de zaak met nummer 200.107.354/01 OK van:
Jenny Maria VAN HELDEN-HOKSBERGEN,
wonende te Almere,
VERZOEKSTER,
advocaat: mr. J. de Graaf, kantoorhoudende te Nijmegen,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIXBERG HOLDING B.V.,
gevestigd te Almere,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
Catharina Johanna DE KRUIJK-DIX,
wonende te Almere,
BELANGHEBBENDE,
advocaat: mr. J. Anema, kantoorhoudende te Amersfoort.
1. Het verloop van het geding
1.1 Partijen zullen hierna onderscheidenlijk Van Helden, Dixberg Holding en De Kruijk genoemd worden.
1.2 Van Helden heeft bij op 25 mei 2012 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht – zakelijk weergegeven - bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
1. een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Dixberg Holding over de periode 2003 tot de datum van het verzoekschrift, met bepaling, dat de kosten van het onderzoek voor rekening komen van Dixberg Holding en dat het onderzoek zich met name zal richten op de vragen die Van Helden naar voren heeft gebracht in een hierna aangehaalde email aan A. Bos (hierna aan te duiden als Bos) van 16 mei 2012;
2. bij wijze van onmiddellijke voorzieningen:
- primair, De Kruijk met onmiddellijke ingang te schorsen als bestuurder van Dixberg Holding;
- subsidiair, beide bestuurders met onmiddellijke ingang te schorsen met benoeming van een bestuurder voor de duur van het onderzoek;
3. Dixberg Holding te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3 De Kruijk heeft bij op 14 juni 2012 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift, tevens houdende een voorwaardelijk zelfstandig verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen, met producties, de Ondernemingskamer verzocht:
- primair, Van Helden in haar verzoek niet ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoek af te wijzen;
- subsidiair, voor het geval de Ondernemingskamer een onderzoek beveelt, de door Van Helden verzochte onmiddellijke voorzieningen af te wijzen en Van Helden met onmiddellijke ingang te schorsen als bestuurder van de vennootschap, althans die onmiddellijke voorzieningen te treffen die de Ondernemingskamer in goede justitie meent te behoren.
1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 28 juni 2012. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde - pleitaantekeningen en wat mr. De Graaf betreft, onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. Partijen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord.
2. De vaststaande feiten
2.1 Dixberg Holding is op 28 mei 2003 opgericht en droeg tot 27 februari 2008 de naam Jenneke B.V.
2.2 Dixberg Holding is enig aandeelhoudster en bestuurder van Jenneke B.V. Jenneke B.V. is op 27 februari 2008 opgericht, waarbij de tot deze datum door Dixberg Holding gedreven onderneming is ingebracht, te weten een kinderdagverblijf, inclusief buiten- en tussenschoolse opvang, met vier vestigingen in Almere, handelend onder de naam “Kindercentrum Marijtje Doets” Op het moment van indiening van het verzoekschrift heeft Jenneke B.V. 30 werknemers in dienst.
2.3 Van Helden en De Kruijk houden ieder 50% van de aandelen in Dixberg Holding en zijn beiden bestuurder van Dixberg Holding. Uit artikel 17.1 van de statuten volgt dat Van Helden en De Kruijk (slechts) gezamenlijk bevoegd zijn Dixberg Holding te vertegenwoordigen.
2.4 Op 20 juni 2008 heeft Dixberg Holding van De Kruijk een vakantiewoning in Heeten gekocht, voor ongeveer € 240.000 inclusief de na de levering nog verschuldigde bouwtermijnen. De Kruijk had de vakantiewoning op 31 januari 2008 in privé verkregen.
2.5 Van Helden heeft een vakantiewoning in Oostenrijk in eigendom. De koopprijs van deze vakantiewoning, ongeveer € 200.000, is gefinancierd door middel van een hypothecaire geldlening. Dixberg Holding betaalt de desbetreffende termijnen, die vervolgens ten laste van Van Helden in de rekeningcourant-verhouding tussen haar en Dixberg Holding worden geboekt.
2.6 In januari 2012 heeft De Kruijk een bedrag van EUR 50.000,= van de rekening van Dixberg Holding naar haar eigen bankrekening overgemaakt.
2.7 Op 22 februari 2012, 9 maart 2012 en 26 maart 2012 hebben er algemene vergaderingen van aandeelhouders van Dixberg Holding plaatsgevonden. Tijdens deze vergaderingen zijn onder meer aan de orde gekomen: de hoge rekeningcourantvorderingen van Dixberg Holding op beide bestuurders, de vakantiewoningen in Heeten en Oostenrijk, de opname van het bedrag € 50.000 door De Kruijk, vaststelling van de jaarrekeningen 2010 en 2o11, het project Marijtje Boerderijtje (het opzetten van een kinderboerderij), schoonmaakwerkzaamheden die Van Helden voor Dixberg Holding heeft verricht en het gebruik van auto’s van Dixberg Holding. Over al deze onderwerpen bestaat tussen partijen verschil van mening.
2.8 Naar aanleiding van de geschillen die zijn ontstaan over de rekening-courantposities hebben Van Helden en De Kruijk in 2012 beiden een financieel adviseur ingeschakeld (voor Van Helden:
M. van Steensel – hierna aan te duiden als Van Steensel - en voor De Kruijk: Bos), met als opdracht de rekening-courantvorderingen van Dixberg Holding op haar bestuurders te onderzoeken.
2.9 In de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van 22 februari 2012, die, anders dan de notulen van andere algemene vergaderingen van aandeelhouders, door beide bestuurders zijn ondertekend, staat – voor zover hier relevant – het volgende vermeld (de letters AB en MS staan blijkens die notulen voor respectievelijk Bos en Van Steensel):
“Volgens AB is de cashflow van de vennootschap(pen) in 2009 negatief, in 2010 nihil en in 2011 negatief. Dat is volgens AB het gevolg van de opnamen in rekening-courant door [De Kruik] en [Van Helden], in het bijzonder [Van Helden]. MS geeft aan dat deze standen nog beoordeeld dienen te worden.”
2.10 In een e-mailbericht van 16 mei 2012 heeft Van Helden aan Bos, voor zover hier relevant, het volgende geschreven:
“(..) De rekening-courant positie van Anneke [De Kruijk]
Ik ben het eens met uw stelling dat er zo spoedig mogelijk, en zeker ruim vóór de op 1 juni 2012 te houden Vergadering van Aandeelhouders duidelijkheid moet komen over de rekening-courant-positie (lees: de schuld) van Anneke aan Dixberg Holding B.V./Jenneke B.V. Bijgaand zend ik u de door [Van Steensel] opgestelde stukken, waaruit blijkt dat de schuld van Anneke per 31 december 2011 niet het eerder door Anneke als juist gestelde bedrag ad € 178.273,-- (..) bedraagt, maar dat het bedrag van haar schuld per 31 december 2011 aan Dixberg Holding B.V./Jenneke B.V. bedraagt een bedrag van in totaal € 244.7676,--. Een verschil van maar liefst € 66.494,--.(..)
Gelet op het feit dat Anneke al die jaren als bestuurder van Dixberg Holding B.V. de taak had om de financiën te verzorgen, verzoek ik Anneke hierbij uitdrukkelijk om binnen twee weken na heden te reageren op mijn bezwaren over het door haar dienaangaande gevoerde bestuur.
Opname 50.000,=
Daarbij komt ook nog eens dat Anneke begin dit jaar, zonder mij hierin te kennen en dus onbevoegd, in totaal een bedrag van €50.000,00 in privé heeft opgenomen, ten gevolge waarvan Jenneke B.V./ Dixberg Holding B.V. onmiddellijk in liquiditeitsproblemen terecht is gekomen. (..) Ik verzoek u Anneke dan ook te vragen om het betreffende bedrag ad € 50.000,00 per onmiddellijke ingang, in ieder geval uiterlijk 25 mei a.s. zodat Dixberg Holding B.V. en Jenneke B.V. hun verplichtingen kunnen blijven nakomen, terug te storten op de rekening van Dixberg Holding B.V.
Vakantiehuisje te Heeten
Verder heeft Dixberg Holding B.V. op 20 juni 2008 een vakantiehuisje te Heeten gekocht. (..)
Gelet op het feit dat de woning tot op heden alleen door Anneke is gebruikt, stel ik voor dat de sleutels bij mij worden ingeleverd en dat Anneke in het vervolg de sleutels van het huisje in Heeten bij mij komt ophalen indien zij het huisje wenst te gebruiken en dat Anneke voor het gebruik de huur (..) aan Dixberg Holding B.V. betaalt. Voor het verleden stel ik voor dat Anneke (..) de hypotheeklasten voor haar rekening neemt, hetgeen ten laste van haar rekening-courant dient te worden geboekt. Verder verzoek ik u Anneke te vragen of zij in de periode dat Dixberg Holding B.V. eigenaar was van het huisje, het huisje ooit aan een derde in gebruik heeft afgestaan en zo ja, tegen welke huurprijs. Aangezien Anneke tot en met 2011 de sleutels in haar bezit heeft gehad, is mij tot op heden onduidelijk gebleven op welke wijze Anneke het vakantiehuisje te Heeten heeft gebruikt. Verder stelt Anneke dat zij al ruim een jaar bezig zou zijn geweest met pogingen om het huisje te Heeten te verhuren. Ik verzoek u Anneke te vragen hiervan bewijs te overleggen, aangezien ik deze stelling ernstig betwijfel.”
3. De gronden van de beslissing
De ontvankelijkheid van Van Helden in haar verzoek
3.1 Van Helden heeft in haar verzoekschrift aangevoerd dat zij met het e-mailbericht van 16 mei 2012 gericht aan Bos haar bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken bij Dixberg Holding kenbaar heeft gemaakt en dus heeft voldaan aan het bepaalde van artikel 2:349 lid 1 BW.
3.2 De Kruijk heeft aangevoerd dat Van Helden niet ontvankelijk is in haar verzoek, omdat met het verzenden van de email van 16 mei 2012 niet is voldaan aan het vereiste van 2:349 lid 1 BW. De betreffende email is niet gericht aan Dixberg Holding of rechtstreeks aan De Kruijk. Voorts heeft Van Helden geen redelijke termijn voor onderzoek van de bezwaren en het treffen van maatregelen afgewacht, maar heeft hij vrijwel direct na het verzenden van de e-mail een verzoekschrift ingediend. De Kruijk is van mening dat aangezien Dixberg Holding in deze zaak niet is verschenen, haar in de gegeven omstandigheden een beroep op artikel 2:349 lid 1 BW toekomt.
3.3 De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. De tekst en de strekking van artikel 2:349 lid 1 BW brengen mee dat (het bestuur van) de betrokken rechtspersoon niet onverhoeds met een enquêteverzoek mag worden geconfronteerd en voldoende gelegenheid moet hebben gekregen de bestaande bezwaren te onderzoeken en, zo mogelijk, maatregelen te nemen om daaraan tegemoet te komen. Deze bepaling strekt ertoe de belangen van de rechtspersoon te beschermen. Een daarop gebaseerd verweer kan daarom slechts gevoerd worden door, en komt dus alleen toe aan, de betrokken rechtspersoon (HR 30 maart 2007, NJ 2007, 293). Nu in het onderhavige geval niet de rechtspersoon, maar De Kruijk als belanghebbende zich op het bepaalde in artikel 2:349 lid 1 BW heeft beroepen, faalt dat verweer op de hiervoor aangegeven grond. De omstandigheid dat het e-mailbericht van 16 mei 2012 niet is gericht aan Dixberg Holding, maar aan de adviseur van De Kruijk, doet hier verder niet aan af. Van Helden is dan ook ontvankelijk in haar verzoek.
De verdere beoordeling van het verzoek
3.4 Van Helden heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat ten gevolge van grote onenigheid tussen Van Helden en De Kruijk een onwerkbare situatie is ontstaan, waardoor er binnen Dixberg Holding en Jenneke B.V. geen besluiten meer kunnen worden genomen. Voorts heeft Van Helden aangevoerd dat De Kruijk in de periode 2003 tot en met 2011 in privé gemaakte kosten ten laste van de vennootschap heeft geboekt. Uit een door Van Steensel opgesteld overzicht blijkt volgens Van Helden dat de schuld van De Kruijk aan Dixberg Holding € 264.767 bedraagt en niet een bedrag van € 178.273, zoals volgt uit een door De Kruijk overgelegd overzicht. Daarnaast heeft De Kruijk in januari 2012 zonder medeweten of goedkeuring van Van Helden een bedrag van € 50.000 van de rekening van Dixberg Holding opgenomen. Tenslotte heeft Van Helden betoogd dat in strijd met gemaakte afspraken alleen De Kruijk gebruik maakt van het vakantiewoning te Heeten terwijl de kosten van het huisje ten laste van Dixberg Holding komen. De lasten van de vakantiewoning in Oostenrijk worden in strijd met eerder gemaakte afspraken hierover, ten onrechte doorbelast aan Van Helden.
3.5 De Kruijk heeft erkend dat onenigheid bestaat tussen partijen, maar heeft betwist dat deze onenigheid aan haar te wijten is. De geschillen tussen partijen zijn volgens haar met name het gevolg van de hoogte van de rekening-courantschuld die beide bestuurders aan de vennootschap hebben en de weigering van Van Helden om haar schuld, die aanzienlijk meer bedraagt dan die van De Kruijk, af te bouwen althans sterk te verminderen. Van Helden heeft – terwijl de financiële situatie van de vennootschap dat niet toeliet – begin januari 2012 forse bedragen van de vennootschap opgenomen. De Kruijk heeft toen besloten om het bedrag van € 50.000 over te boeken naar haar eigen rekening, om te voorkomen dat Van Helden nog meer gelden van de vennootschap voor privé-doeleinden zou gaan gebruiken. Wat betreft de vakantiewoning in Heeten heeft De Kruijk aangevoerd dat deze woning eigendom is van Dixberg Holding, zodat de hypotheeklasten door Dixberg Holding moeten worden betaald. Een afspraak dat de lasten van de vakantiewoning van Van Helden voor rekening van de vennootschap komen, is nooit gemaakt en niet aan de orde omdat deze vakantiewoning privébezit van Van Helden is, aldus nog steeds De Kruijk.
3.6 De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Vastgesteld moet worden dat er tussen de beide bestuurders fundamenteel verschil van inzicht bestaat over diverse onderwerpen. Partijen hebben over en weer ter zitting verklaard dat deze onenigheid ertoe heeft geleid dat samenwerking tussen beide bestuurders niet langer meer mogelijk is. De Kruijk heeft aangevoerd dat de onenigheid met name betrekking heeft op de rekening-courant verhoudingen van Van Helden en De Kruijk met Dixberg Holding, dat deze onenigheid kan worden opgelost door het reeds geïnitieerde financieel onderzoek door de adviseurs van partijen (zie hierboven 2.8) en dat dus geen enquête nodig is. De Ondernemingskamer is van oordeel dat dit verweer faalt omdat het eraan voorbijgaat dat de verstandhouding binnen het bestuur zodanig is verstoord dat adequate besluitvorming in het bestuur, ook over andere onderwerpen, niet langer mogelijk is. De impasse in het bestuur leidt ertoe dat de continuïteit van de vennootschap en die van de door Jenneke B.V. gedreven onderneming in gevaar komt. Deze impasse en de gevolgen hiervan leveren naar het oordeel van de Ondernemingskamer gegronde redenen op om aan een juist beleid bij Dixberg Holding te twijfelen.
3.7 De Ondernemingskamer is voorts van oordeel dat er aanwijzingen bestaan dat beide bestuurders onzorgvuldig met gelden van de vennootschap zijn omgesprongen. Vaststaat dat Van Helden en De Kruijk sinds het begin van hun samenwerking uitgaven met een privé-karakter via de vennootschap hebben gedaan en dat – als gevolg daarvan – de rekening-courantvorderingen van de vennootschap op beide bestuurders flink zijn opgelopen. Daar komt bij dat Dixberg Holding zich thans in zwaar financieel weer bevindt. De cash flow van Dixberg Holding is in 2009 negatief, 2010 nihil en in 2011 wederom negatief. De Ondernemingskamer acht het aannemelijk dat het gevoerde financiële beleid van beide bestuurders aan de financiële problemen van de vennootschap heeft bijgedragen. Bovendien staat niet vast of alle uitgaven met een privé-karakter die voor rekening van de vennootschap zijn gekomen in de rekening-courantverhoudingen van de vennootschap met de bestuurders zijn geboekt. Tussen partijen bestaat onenigheid over de exacte omvang van hun schuld in rekening-courant aan de vennootschap. Zij hebben elkaar over en weer ervan beschuldigd dat zij privé-uitgaven ten onrechte als zakelijk hebben geboekt zonder deze (achteraf) in hun rekening-courantverhouding met de vennootschap te verwerken. Hoewel de omvang van deze onttrekkingen in geschil is - het te bevelen onderzoek zal hier mede op gericht zijn - acht de Ondernemingskamer het voorshands voldoende aannemelijk dat onttrekkingen hebben plaatsgevonden en dat beide bestuurders daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
3.8 Ook de omstandigheid dat De Kruijk het bedrag € 50.000 van de vennootschap naar haar eigen bankrekening heeft overgeboekt, roept vragen op. De Kruijk heeft aangevoerd dat zij deze overboeking heeft gedaan om het bedrag voor Van Helden ‘veilig te stellen’ en dat dit bedrag direct weer kan worden teruggestort. De Ondernemingskamer is van oordeel, wat ook verder van de juistheid van deze stelling zij, dat dit geen rechtvaardiging kan inhouden om zonder toestemming van de medebestuurder een bedrag van dergelijke omvang over te boeken naar de privérekening van de andere bestuurder.
3.9 Wat betreft het vakantiewoning in Heeten overweegt de Ondernemingskamer als volgt. De omstandigheid dat Dixberg Holding - mede gezien haar statutaire doelomschrijving - een vakantiewoning in eigendom heeft en de hypotheeklasten door de vennootschap worden gedragen, is op zichzelf geen reden om aan een juist beleid te twijfelen. Echter, nu vaststaat dat de vakantiewoning nog nooit is verhuurd aan derden en ter zitting is gebleken dat geen redelijke inspanningen zijn verricht om de vakantiewoning verhuren, is het onduidelijk welk zakelijk belang van Dixberg Holding gediend is met het bezit van die vakantiewoning. Gebleken is bovendien dat beide bestuurders van mening verschillen over de motieven voor de aankoop van de vakantiewoning door Dixberg Holding. Het door De Kruijk gevoerde verweer dat zij geen gebruik van het vakantiewoning heeft gemaakt, maakt dit oordeel niet anders.
3.10 Uit hetgeen hierboven is overwogen onder 3.6 tot en met 3.9, mede in onderling verband bezien, volgt dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid van Dixberg Holding. De Ondernemingskamer zal een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken vanaf 28 mei 2003 bevelen. Dit onderzoek dient zich te richten op de onderwerpen die in genoemde overwegingen zijn besproken. De overige geschilpunten tussen partijen, te weten (de kosten van) schoonmaakwerkzaamheden, het gebruik van de bedrijfsauto’s en (de investeringen in) het project Marijtje Boerderijtje, kunnen in het te bevelen onderzoek tevens aan de orde komen.
3.11 In verband met de impasse waarin het bestuur is geraakt, acht de Ondernemingskamer het noodzakelijk om de navolgende onmiddellijke voorzieningen te treffen. De Ondernemingskamer zal de bestuurders van Dixberg Holding – te weten Van Helden en De Kruijk – met onmiddellijke ingang schorsen en een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken onafhankelijke bestuurder benoemen, die bevoegd is Dixberg Holding zelfstandig te vertegenwoordigen. De door de Ondernemingskamer te benoemen tijdelijke bestuurder kan zich bij de uitoefening van zijn bestuurderstaak naar eigen inzicht doen bijstaan door een of beide geschorste bestuurders. De Kruijk heeft ter zitting verklaard de samenwerking met Van Helden niet te willen voortzetten. Hoewel Van Helden meent dat de samenwerking, na het maken van nadere afspraken zou kunnen worden voortgezet, heeft ook zij te kennen gegeven dat verdere samenwerking weinig realistisch is. De te benoemen bestuurder mag het dan ook tot zijn taak rekenen te bezien of het mogelijk is een minnelijke regeling voor het uiteengaan van partijen te treffen.
3.12 Hoewel de impasse zich vooralsnog niet heeft gemanifesteerd in de algemene vergadering van aandeelhouders, ligt het voor de hand dat de besluitvorming ook in dit orgaan belemmerd wordt door de genoemde geschillen. Daarbij is van belang dat de algemene vergadering van aandeelhouders de jaarrekeningen van 2010 en 2011 nog niet heeft vastgesteld. De Ondernemingskamer acht dan ook bij wijze van onmiddellijke voorziening vooralsnog voor de duur van het geding de overdracht ten titel van beheer van één aandeel van Van Helden en één aandeel van De Kruijk in het kapitaal van Dixberg Holding aan de te benoemen bestuurder geboden.
3.13 De slotsom is dat het enquêteverzoek en het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen zal worden toegewezen als hierna in het dictum te bepalen. De Ondernemingskamer acht ten slotte termen aanwezig de kosten van het geding tussen de verschenen partijen te compenseren zoals hierna te vermelden.
4. De beslissing
De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Dixberg Holding B.V. , gevestigd te Almere, over de periode vanaf 28 mei 2003;
benoemt mr. F. Kemp te Amsterdam teneinde het onderzoek te verrichten;
stelt het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 20.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Dixberg Holding B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoege van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
schorst bij wijze van onmiddellijke voorziening met ingang van heden, voor zover nodig in afwijking van de statuten en vooralsnog voor de duur van het geding, Jenny Maria Van Helden-Hoksbergen en Catharina Johanna De Kruijk-Dix, als bestuurders van Dixberg Holding B.V.;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding – voor zover nodig in afwijking van de statuten – mr. H.C. den Hollander te Bussum tot bestuurder van Dixberg Holding B.V. en bepaalt dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is om Dixberg Holding B.V. te vertegenwoordigen;
bepaalt bij wijze van onmiddellijke voorziening vooralsnog voor de duur van het geding dat één aandeel van Jenny Maria Van Helden-Hoksbergen en één aandeel van Catharina Johanna De Kruijk-Dix ten titel van beheer aan mr. H.C. den Hollander voornoemd met ingang van heden zijn overgedragen;
bepaalt dat het salaris en de kosten van deze bestuurder tevens beheerder van aandelen ten laste komen van Dixberg Holding B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoege van de bestuurder tevens beheerder van aandelen vóór aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
compenseert de kosten van het geding tussen de verschenen partijen aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. E.A.G. van der Ouderaa en
mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, raadsheren, en prof. dr. M.A. Hoepen RA en prof. dr. mr. F. van der Wel RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Meerdink-Schenau, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 24 juli 2012.