ECLI:NL:GHAMS:2012:BX3120

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.104.519/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante X. De rechtbank Haarlem had eerder op 20 maart 2012 besloten om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat X niet voldeed aan haar verplichtingen, waaronder de informatieplicht en de sollicitatieplicht. De bewindvoerder had geconstateerd dat X niet op de hoogte was gehouden van haar verblijfplaatsen en dat er nieuwe schulden waren ontstaan, waaronder een schuld aan de woningbouwvereniging en de kinderopvangorganisatie. X had eerder al een laatste kans gekregen om haar schuldsaneringsregeling succesvol af te ronden, maar had deze kans niet benut.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 mei 2012 was X niet aanwezig, maar haar advocaat en de bewindvoerder waren wel aanwezig. De advocaat van X voerde aan dat de tekortkomingen niet aan X konden worden toegerekend vanwege persoonlijke omstandigheden, waaronder huiselijk geweld en het verlies van haar woning. Het hof oordeelde echter dat de persoonlijke problemen van X haar niet ontsloegen van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Het hof concludeerde dat X verwijtbaar tekortgeschoten was in haar verplichtingen, omdat zij geen informatie had verstrekt aan de bewindvoerder en nieuwe schulden had laten ontstaan.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat de schuldsaneringsregeling terecht tussentijds was beëindigd. Het hof benadrukte dat de wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) vereist dat schuldenaren actief meewerken aan de uitvoering van de regeling, en dat het ontbreken van deze medewerking kan leiden tot beëindiging van de regeling. De beslissing van het hof houdt in dat X niet in aanmerking komt voor verdere schuldsanering, gezien haar tekortkomingen en de benadeling van haar schuldeisers.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 7 juni 2012 in de zaak met zaaknummer 200.104.529/01 van:
X,
wonende op een geheim adres,
APPELLANTE,
advocaat: mr. L. Nix te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellante – hierna X – is bij op 28 maart 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Haarlem van 20 maart 2012, waarbij ten aanzien van haar de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds is beëindigd op de wijze zoals in het dictum van die beslissing is vermeld.
1.2 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 31 mei 2012. X zelf is niet verschenen. Namens X is haar advocaat voornoemd verschenen, die bevestigde dat X wel van de zitting op de hoogte was. Voorts is namens de bewindvoerder mr. S.P. Bolweg verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1 Op verzoek van de bewindvoerder heeft de rechtbank de toepassing van de schuldsanerings-regeling ten aanzien van X tussentijds beëindigd. De rechtbank heeft overwogen dat - zakelijk weergegeven – X niet heeft voldaan aan haar informatie- en inspanningsverplichting en voorts nieuwe schulden van in totaal ongeveer € 7.800,- heeft laten ontstaan. Nu X reeds bij vonnis van 18 oktober 2011 al een laatste kans had gekregen de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen, heeft de rechtbank aanleiding gezien de schuldsaneringsregeling thans op grond van artikel 350, lid 3, sub c, d en e van de faillissementswet (Fw) te beëindigen.
2.2 Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de bewindvoerder een verslag d.d. 23 mei 2012 aan het hof doen toekomen. Hiervan heeft X kennis genomen.
2.3 In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.3.1 De bewindvoerder heeft het volgende aangevoerd. Vanaf het begin van de looptijd van de schuldsaneringsregeling heeft X de bewindvoerder niet op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Zo hoort de bewindvoerder steeds pas achteraf van anderen dan X zelf, dat zij is verhuisd. De persoonlijke situatie van X ontslaat haar naar mening van de bewindvoerder niet het nakomen van haar verplichtingen, waaronder ook de sollicitatieplicht. Hij heeft echter tot op heden geen enkel sollicitatiebewijs ontvangen.
Verder zijn er nieuwe schulden ontstaan bij de woningbouwvereniging en de kinderopvangorganisatie van ongeveer samen € 7.800,-. € 5.000,- op de boedelrekening is echter gereserveerd om de schuld aan de kinderopvang te voldoen. Nu de bewindvoerder ondanks meerdere verzoeken daartoe niet op de hoogte is gebracht van het rekeningnummer van de kinderopvangorganisatie is hij tot op heden niet in staat geweest dit bedrag over te maken. Tenslotte is er ook nog een schuld aan de Belastingdienst van € 1.361,- inzake teveel ontvangen huurtoeslag.
Gezien bovenstaande en het feit dat X al eerder een laatste kans heeft gekregen, blijft de bewindvoerder bij zijn verzoek de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
2.3.2 Namens X heeft haar raadsman allereerst aangevoerd dat zij zich niet tegen het beëindigingverzoek van de bewindvoerder heeft kunnen verweren, omdat zij de oproep voor de zitting van 12 maart 2012 niet heeft ontvangen.
Met betrekking tot de gestelde tekortkomingen in de nakoming van haar verplichtingen is namens X gesteld dat deze haar niet kunnen worden toegerekend. De oorzaak van deze tekortkoming is namelijk gelegen in grote problemen in de privé-sfeer. Wegens huiselijk geweld moest zij in augustus 2011 de echtelijke woning verlaten met haar twee kinderen van drie en vier jaar oud. Zij kon toen in een Blijf huis in Dordrecht terecht. Haar partner zocht echter contact en aansluitend is de plaatsing in het Blijf huis beëindigd. Sindsdien heeft X geen vaste woonplaats meer en is zij opgevangen door familie.
Haar kinderen zijn vrijwillig uit huis geplaatst en worden pas weer teruggeplaatst als de situatie rond X stabiel is. Zij heeft thans onderdak bij haar moeder. In de geschetste omstandigheden is het X niet gelukt te solliciteren en andere afspraken met de bewindvoerder na te komen.
Met betrekking tot de nieuwe schuld aan de woningbouw is namens X gesteld dat de vordering te maken heeft met het feit dat de huur doorliep nadat zij de echtelijke woning had verlaten. Met betrekking tot de schuld aan de kinderopvangorganisatie is gesteld dat de bewindvoerder op de hoogte is van het rekeningnummer.
Tot slot is namens X betwist dat zij haar schuldeisers heeft benadeeld. Volgens de raadsman van X heeft de rechtbank bij de beoordeling nagelaten acht te slaan op haar persoonlijke omstandigheden, althans deze onvoldoende in haar besluitvorming laten meewegen.
2.4 Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat uit de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) op de schuldenaar rustende verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te kunnen gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling gevergd wordt. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar onvoldoende informatie verstrekt en/of nieuwe schulden laat ontstaan.
2.5 Op grond van het verhandelde ter zitting in hoger beroep en de overgelegde stukken is het hof van oordeel dat X verwijtbaar is tekortgeschoten in haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Zij heeft de bewindvoerder niet naar behoren informatie verschaft ondermeer betreffende haar verblijfplaatsen (daarom komt het ook voor haar rekening dat zij de oproep voor de beëindigingzitting niet heeft ontvangen), heeft niet gesolliciteerd en heeft nieuwe schulden laten ontstaan.
Op 4 oktober 2011 is door de rechtbank een verzoek tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling behandeld en bij vonnis van 18 oktober 2011 afgewezen. Wel is de looptijd van de schuldsaneringsregeling met zes maanden verlengd omdat vast was komen te staan dat X zich niet (volledig) had gehouden aan haar verplichtingen, met name de inspanningsverplichting. Gelet op het op die zitting in aanwezigheid van X behandelde, alsmede de inhoud van het vonnis, moet het voor haar duidelijk zijn geworden dat de gestelde relatieproblemen, die zich toen al hadden voorgedaan, haar niet ontsloegen van haar verplichtingen uit hoofde van de schuldsanering en dat het niet naar behoren nakomen van die verplichtingen kon leiden tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Nieuwe feiten op grond waarvan X sedertdien niet aan haar verplichtingen kon voldoen zijn in hoger beroep niet gebleken. Niet valt in te zien wat X in de weg stond om op zijn minst de bewindvoerder op de hoogte te houden van haar verblijfplaats en hem het rekeningnummer van de kinderopvangorganisatie aan hem te verschaffen. Evenmin valt in te zien waarom X niet aan haar inspanningsverplichting kon voldoen. Bovendien heeft X (naast de reeds bekende nieuwe schulden) nog een nieuwe schuld laten ontstaan in verband met teveel ontvangen huurtoeslag. Dat haar terzake geen verwijt treft, is niet aannemelijk geworden.
2.6 Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van X terecht tussentijds is beëindigd. Het hof overweegt hierbij dat het gezien de aarde en de ernst van de tekortkomingen terecht is dat de rechtbank de conclusie heeft getrokken dat X haar schuldeisers heeft benadeeld. Zij heeft zich niet ingespannen om geld te vergaren voor de boedel, waardoor zij haar schuldeisers heeft benadeeld.
3. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, J.C. Toorman en E.J. Rotshuizen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 7 juni 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.