ECLI:NL:GHAMS:2012:BX3053

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.099.031/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de schuldsaneringsregeling voor appellanten met psychische beperkingen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2012, gaat het om de herziening van de schuldsaneringsregeling voor appellanten X en Y, die beiden lijden aan verstandelijke en psychische beperkingen. Appellanten zijn op respectievelijk 12 april 2011 en 28 juni 2011 toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, maar hebben ernstig tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen. Het hof oordeelt dat deze tekortkomingen niet aan hen kunnen worden toegerekend, gezien hun psychische en verstandelijke beperkingen. De rechtbank had eerder de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd, maar het hof komt tot de conclusie dat appellanten nu hulp hebben geaccepteerd en dat hun situatie stabiliseert. Het hof wijst het verzoek tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling af en geeft appellanten een laatste kans om de regeling succesvol af te ronden.

De zaak kwam aan het hof na een hoger beroep van appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem, waarin de schuldsaneringsregeling was beëindigd. Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 31 januari 2012, werd duidelijk dat appellanten niet in staat waren adequaat te reageren op de aanmaningen van hun bewindvoerder, wat mede te wijten is aan hun psychische toestand. Het hof heeft de rapportages van een psycholoog en de gezinsbegeleider in overweging genomen, waaruit blijkt dat appellanten onvoldoende in staat zijn om de gevolgen van hun tekortkomingen te overzien. Het hof concludeert dat, ondanks de eerdere tekortkomingen, de huidige situatie van appellanten verbeterd is en dat zij nu in staat zijn om de schuldsaneringsregeling op een eerlijke en open manier te doorlopen.

Het hof benadrukt het belang van adequate hulpverlening en samenwerking met de bewindvoerder, en besluit om appellanten een kans te geven om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen, nu er geen boedelschuld is ontstaan en de hulpverlening lijkt te functioneren.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 7 februari 2012 in de zaak met
zaaknummer 200.099.031/01 van:
1. X,
2. Y,
APPELLANTEN,
advocaat: mr. S. Rozenmeijer te Velsen.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellanten – X en Y – zijn bij op 19 december 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Haarlem van 13 december 2011 met insolventienummers R 248/2011 en R 448/2011, waarbij ten aanzien van appellanten de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd, zoals in het dictum van genoemd vonnis uiteengezet.
1.2. Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 31 januari 2012. Bij die behandeling zijn appellanten verschenen, bijgestaan door mr. Rozenmeijer voornoemd. Voorts is namens de bewindvoerder, mevrouw Veldman, verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1. Op verzoek van de bewindvoerder heeft de rechtbank de toepassing van de schuldsanerings-regeling ten aanzien van appellanten beëindigd, daar zij zich niet hebben gehouden aan hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, met name hun informatieverplichting, en hun schuldeisers ernstig hebben benadeeld. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat door de postblokkade bekend is geworden dat er een bankrekening was geopend op naam van de zoon van appellanten en dat het salaris van X daarop werd gestort. Daarnaast hebben appellanten het bezit van een auto verzwegen, hoewel hen bij twee huisbezoeken te kennen is gegeven dat het bezit van een auto in de schuldsaneringsregeling niet is toegestaan. De door appellanten gestelde medische noodzaak van het bezit van een auto is niet met stukken onderbouwd.
2.2. Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de bewindvoerder een verslag van 3 januari 2012 met bijlagen aan het hof doen toekomen. Appellanten hebben van dit verslag kennis genomen.
2.3. X en Y – respectievelijk geboren op 22 februari 1975 en 25 april 1970 – zijn op respectievelijk 12 april 2011 en 28 juni 2011 tot de schuldsaneringsregeling toegelaten. Zij wonen samen en hebben een zoon van 3 jaar oud.
Appellanten hebben beiden een verstandelijke handicap en zijn ook psychisch beperkt. Het gezin wordt ondersteund door een gezinsbegeleider van Stichting Philadelphia. Daarnaast zijn de goederen die aan appellanten (zullen) toebehoren bij beschikking van de rechtbank Haarlem, sector kanton, van 19 april 2011 onder bewind gesteld van Stichting Borgstaete.
2.4. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat
appellanten ernstig zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Zij hebben de schuldsaneringsregeling naar hun hand willen zetten, door het bezit van de auto te verzwijgen, en hebben voordeel uit de situatie willen halen door de inkomsten van X te verzwijgen en op een aparte rekening te zetten.
2.5. Gelet op de ter zitting in hoger beroep door
appellanten overgelegde informatie, namelijk de rapportage van het onderzoek d.d. 15 juni 2010 door een psycholoog naar de verstandelijke en psychische beperkingen van X, aangevraagd door het UWV, alsmede het verslag van de situatie van appellanten door de coördinerend gezinsbegeleidster d.d. 23 januari 2012, is de vraag aan de orde of appellanten het tekortschieten in de nakoming van hun verplichtingen kan worden toegerekend.
Het hof overweegt ter zake als volgt. X functioneert op een zwakbegaafd, moeilijk kunnen leren, niveau. Daarnaast is hij psychisch beperkt “als gevolg van een deficiënt coping systeem”. Zijn denken wordt gedomineerd door de aandacht en zorgen rondom zijn gezin. “Door zelfoverschatting ontstaat er in contact met anderen een vertekend beeld van wat hij wel en niet begrijpt en aankan”.
Y functioneert ook op moeilijk leren niveau. Haar functioneren wordt sterk beïnvloed door de inspanning die het haar kost om indrukken en prikkels te verwerken. “Zij kan snel overspoeld raken door wat op haar afkomt”. Zij wordt behandeld voor diabetes en straatvrees.
Gelet het functioneren van appellanten op zwakbegaafd niveau en hun overige beperkingen komt het hof tot het oordeel dat de tekortkomingen niet aan appellanten kunnen worden toegerekend. Weliswaar is gebleken dat de bewindvoerder de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling heeft uitgelegd en appellanten heeft gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet voldoen aan hun verplichtingen, maar gelet op de conclusies van bovenstaande rapportages is aannemelijk geworden dat appellanten onvoldoende in staat zijn geweest adequaat op de aanmaningen van de bewindvoerder te reageren en de gevolgen van hun tekortschieten te overzien. Hun handelen is, zoals ook blijkt uit de rapportages, gericht op het laten functioneren van hun gezin en er is maar weinig ruimte over om aandacht te geven aan andere zaken dan privézaken.
Het hof laat voorts meewegen dat de fouten zijn begaan in het begin van de looptijd van de schuldsaneringsregeling. Thans lijkt de situatie van appellanten stabieler te zijn. Het hof is dan ook van oordeel dat nu de hulpverlening rond appellanten adequaat functioneert; appellanten ervan doordrongen lijken te zijn dat zij de regeling eerlijk en open dienen te doorlopen; er geen boedelschuld is ontstaan; er bovendien meer hulpverlening komt voor X; en de bewindvoerder meer wil samenwerken met de civiel bewindvoerder, waardoor er uitzicht is op een beter verloop van de schuldsaneringsregeling, dat er aanleiding is appellanten nog een laatste kans te geven de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen.
2.6. Gelet op het vorenstaande wordt beslist als volgt.
3. De beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
wijst het verzoek tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling alsnog af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, W.J. Noordhuizen en E.J. Rotshuizen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.