ECLI:NL:GHAMS:2012:BX3046

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.099.388/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsrecht en toestand van niet-betalen van Jemako Holding B.V.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillietverklaring van Jemako Holding B.V. (hierna: Jemako). Appellante, Jemako, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2011, waarbij zij op verzoek van de Ontvanger van de Belastingdienst in staat van faillissement was verklaard. De Ontvanger had een vordering van € 37.713,- ingediend, voortkomend uit onbetaalde aanslagen loonheffing en vennootschapsbelasting. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep is gebleken dat Jemako betalingsregelingen had getroffen met al haar schuldeisers, behalve met de Ontvanger. Het hof heeft vastgesteld dat er geen toestand van niet-betalen was, aangezien er geen andere opeisbare vorderingen ten laste van Jemako waren dan die van de Ontvanger. Het hof oordeelde dat het bestaan van meerdere schulden een noodzakelijke voorwaarde is voor de toestand van niet-betalen. De stelling van de Ontvanger dat er sprake was van een vordering op Jemako door HAB International en Vastinvest werd door het hof niet onderschreven. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees het verzoek tot faillietverklaring af, waarbij het ook de kosten van het faillissement ten laste van Jemako bracht. Dit arrest bevestigt dat de curator heeft verklaard dat er slechts één crediteur is, namelijk de Ontvanger, en dat er overeenstemming is bereikt over de betaling van de boedelkosten door Jemako.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 7 februari 2012 in de zaak met zaaknummer 200.099.388/01 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JEMAKO HOLDING B.V.,
gevestigd te Naarden,
APPELLANTE,
advocaat: mr. R.J. Vriezen te Amersfoort,
tegen
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/UTRECHT-GOOI,
mede kantoorhoudende te Hilversum,
APPELLANT,
advocaat: mr. E.E. Schipper te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellante - Jemako - is bij per fax van 27 december 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2011 met faillissementsnummer 11/793 F, waarbij
appellante op verzoek van geïntimeerde – De Ontvanger - in staat van faillissement is verklaard met benoeming van
mr. M.L.D. Akkaya, lid van voornoemde rechtbank, tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. R.H.H. van Wijk, advocaat te Amsterdam, tot curator.
1.2 Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 31 januari 2012. Bij die behandeling is de heer P namens Jemako verschenen, bijgestaan door mr. Vriezen voornoemd. Namens De Ontvanger is mevrouw R verschenen. Voorts is de curator mr. Van Wijk voornoemd verschenen.
2. Behandeling van het hoger beroep
2.1 Op grond van de stukken – waaronder het verslag van de curator van 27 januari 2012 - en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken.
2.2 De Ontvanger heeft aan haar verzoek tot faillietverklaring van Jemako een vordering ad € 37.713,-, exclusief rente en kosten, ten grondslag gelegd uit hoofde van onbetaald gelaten aanslagen loonheffing/premis volksverzekeringen en vennootschapsbelasting 2010.
Voorts heeft De Ontvanger een steunvordering naar voren gebracht van HAB International te Amsterdam van € 18.659,20.
2.3 Het hof oordeelt als volgt. Het vorderingsrecht van De Ontvanger is niet in geschil. De vraag die beantwoord dient te worden, is of summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden die aantonen dat Jemako in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen; het bestaan van meerdere schulden is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde.
2.3.1 Het hof is met Jemako van oordeel dat er geen toestand is waarin zij heeft opgehouden te betalen. Er is in hoger beroep van geen andere opeisbare vordering ten laste van Jemako gebleken dan die van De Ontvanger. Met de andere schuldeisers is een regeling getroffen. P heeft de schuld aan Vastinvest B.V. en HAB International in privé overgenomen en Vastinvest en HAB hebben daarom Jemako ontslagen uit haar betalingsverplichtingen en ook afstand gedaan van ieder mogelijk vorderingsrecht op Jemako. Eén en ander is met stukken onderbouwd. De stelling van De Ontvanger dat P de schulden van HAB en Vastinvest heeft overgenomen en daarom nu een vordering heeft op Jemako, kan het hof niet onderschrijven. Dat de overeenkomsten betreffende schuldovername onder de ontbindende voorwaarde zijn aangegaan van in stand blijven van het faillissement, maakt nog niet dat HAB en Vastinvest daarom op dit moment nog schuldeisers van Jemako zouden zijn.
Voorts is gebleken dat P de bestaande arbeidsovereenkomst tussen hem en Jemako en de huurovereenkomst van Jemako heeft beëindigd en dat hij ook hier afstand heeft gedaan van ieder mogelijk vorderingsrecht uit hoofde van deze overeenkomsten.
Dat er thans geen pluraliteit van schuldeisers meer is, wordt bevestigd in het verslag van de curator, waarin de curator heeft gesteld dat zich één crediteur heeft aangemeld, namelijk De Ontvanger.
Voorts heeft de curator bevestigd dat overeenstemming is bereikt over (betaling van) de boedelkosten door Jemako, ingeval het hof beslist tot vernietiging van het faillissement. Op de derdengeldrekening van de curator is een bedrag van € 3.600,- gestort ter voldoening van de faillissementskosten, en op de derdengeldrekening van de advocaat van Jemako een bedrag van € 2.500,- ter voldoening van overige kosten.
2.4 Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Onvoldoende is gebleken dat Jemako thans meerdere opeisbare schulden onbetaald laat, alsmede – meer in het algemeen – dat Jemako verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
3. De beslissing
Het hof:
vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
wijst het inleidend verzoek alsnog af;
stelt het salaris van de curator in hoger beroep - inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting - vast op
€ 3.600,- (zesendertighonderd euro);
brengt dit bedrag, alsmede de aanvraagkosten van het faillissement en de advertentiekosten tot het bedrag dat zal blijken uit de door de rechter-commissaris goedgekeurde nota's, ten laste van Jemako.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, W.J. Noordhuizen en E.J. Rotshuizen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.