ECLI:NL:GHAMS:2012:BX2500

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.106.234/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsrecht en de beoordeling van verzet tegen faillietverklaring

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2012, gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap SNS N.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 26 april 2012 het verzet van X tegen zijn faillietverklaring gegrond verklaard en het eerdere vonnis van 3 april 2012, waarbij X in staat van faillissement was verklaard, vernietigd. SNS N.V. heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelt dat X niet ontvankelijk had moeten worden verklaard in zijn verzet. Het hof heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat X in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Dit blijkt uit de vordering van SNS van ongeveer € 1.200.000,- en het verslag van de curator, waaruit diverse andere vorderingen blijken, waaronder een vordering van de Belastingdienst en concurrente crediteuren. Het hof oordeelt dat de rechtbank de zaak inhoudelijk had moeten behandelen na de gegrondverklaring van het verzet. Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank en bevestigt de faillietverklaring van X, omdat er summierlijk bewijs is van het vorderingsrecht van SNS en van de toestand van X.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 29 mei 2012 in de zaak met
zaaknummer 200.106.234/01 van:
de naamloze vennootschap SNS N.V.,
gevestigd te `s-Hertogenbosch,
APPELLANTE,
advocaat: mr. H.D.S. Lasonder te Hoorn,
tegen
X,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. H. Loonstein te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante – SNS - is bij op 3 mei 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 april 2012 met faillissementsnummer 12/243 F, waarbij het door geïntimeerde – X - gedane verzet tegen zijn faillietverklaring gegrond is verklaard en het vonnis van 3 april 2012 van diezelfde rechtbank waarbij de faillietverklaring van X werd uitgesproken, is vernietigd. Bij laatstgenoemd vonnis is X op verzoek van SNS in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. I.M. Bilderbeek, lid van voornoemde rechtbank, tot rechter-commissaris en aanstelling van mr. R.P.A. de Wit, advocaat te Amsterdam, tot curator.
1.2. Bij brief van 15 mei 2012 heeft SNS nadere producties overgelegd.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 22 mei 2012. Ter zitting is namens SNS A verschenen, bijgestaan door mr. Lasonder voornoemd. Voorts is X verschenen, bijgestaan door mr. Loonstein voornoemd.
2. De gronden van de beslissing
2.1. Op grond van de inhoud van de schriftelijke
stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep wordt het volgende overwogen.
2.2. mr. Lasonder heeft vooreerst namens SNS gesteld dat X niet ontvankelijk verklaard had moeten worden in zijn verzet van 10 april 2012 strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank van 3 april 2012 waarbij X in staat van faillissement is verklaard. Het hof overweegt dat mr. Loonstein weliswaar het deurwaardersexploot één dag te laat heeft betekend, maar ook gebleken is dat de rechtbank reeds op 11 april 2012 een oproep naar mr. Lasonder heeft verstuurd, dat hij dinsdag 17 april 2012 kennis heeft genomen van de fax van mr. Loonstein, met daarin de oproep voor de zitting en dat mr. Lasonder naar eigen zeggen weet had van de zitting. Gezien deze omstandigheden is het door SNS gestelde gebrek in de deugdelijke oproeping niet zo ernstig dat dit tot niet ontvankelijkheid zou moeten leiden. De rechtbank heeft zich naar het oordeel van het hof terecht bevoegd geacht.
2.3. De rechtbank had evenwel na zich bevoegd te verklaren de zaak inhoudelijk moeten behandelen. Niet van belang was of X correct was opgeroepen voor de zitting van 3 april 2012, maar of X in de toestand verkeerde dat hij heeft opgehouden te betalen. Mr. Loonstein heeft anderszins betoogd, het hof merkt daaromtrent op dat volgens vaste jurisprudentie na verzet de zaak moet worden beoordeeld in de stand waarin hij op dat moment verkeert, inclusief dus het faillissementsrekest van SNS en het verslag van de curator van 20 april 2012.
2.4. Niet valt in te zien dat SNS misbruik maakt van faillissementsrecht door het onderhavige verzoek in te stellen. Dat zij eerder de weg van de executie heeft gekozen, maakt niet dat zij haar recht om een faillissement aan te vragen heeft verwerkt.
2.5. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of X verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. X heeft niet (voldoende) betwist dat SNS een vordering van ongeveer € 1.200.000,- op hem heeft. Daarmee is summierlijk van een vorderingsrecht van SNS gebleken.
Uit het (recente) verslag van de curator van 20 april 2012 blijkt voorts van diverse steunvorderingen, ondermeer een vordering van de Belastingdienst van € 24.370,- en tot nu toe ingediende vorderingen van (andere dan de SNS) concurrente crediteuren van € 144.183,13. Van een concreet betalingsvoorstel is niet gebleken. Voorts is niet gebleken van (voldoende) middelen in de nabije toekomst waarmee X deze vorderingen zou kunnen voldoen. De niet onderbouwde stelling dat sprake is van herfinanciering van het bedrijf door een particuliere geldschieter is daartoe ontoereikend.
2.6 Nu summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van SNS en van het bestaan van feiten en omstandigheden, welke aantonen dat X in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, wordt als volgt beslist.
3. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beslissing waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, M.W.E. Koopmann en G.H. Lankhorst en uitgesproken ter openbare terecht¬zitting van het hof van 29 mei 2012 in tegen¬woordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.