zaaknummer 200.070.825/01 en 200.070.821/01
3 april 2012
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
in de zaak met nummer 200.070.825/01:
de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid ICAS EXPLOITATIE CONSULTANTS B.V.,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
APPELLANTE,
advocaat: mr. J. van de Riet te Utrecht,
1. de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid CEE GEE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid ZIBAWEJA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. [ Geïntimeerde sub 3 ],
wonende te [ plaatsnaam ],
4. de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid [ X ] BEMIDDELING B.V.,
gevestigd te [ plaatsnaam ],
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. D. Griffiths te Amsterdam,
in de zaak met nummer 200.070.821/01:
de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid ICAS EXPLOITATIE CONSULTANTS B.V.,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
APPELLANTE,
advocaat: mr. J. van de Riet te Utrecht,
1. [ Geïntimeerde sub 1 ],
wonende te [ plaatsnaam ],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CATO CONSULTANCY,
gevestigd te Woerdense Verlaat,
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. D. Griffiths te Amsterdam.
In beide zaken zullen partijen worden aangeduid als Icas (appellante) en het Advocatenkantoor (alle geïntimeerden).
Aangezien partijen op geen enkel punt een onderscheid maken tussen de in de verschillende procedures gedagvaarde partijen en één memorie van grieven en één memorie van antwoord is genomen die in beide procedures geldt, zal het hof
ook verder geen onderscheid maken en geldt hetgeen hierna
wordt overwogen voor beide procedures.
1.1 Bij dagvaarding van 13 juli 2010 in de procedure met nummer 200.070.825/01 en dagvaarding van 14 juli 2010 in de procedure met nummer 200.070.821/01 is Icas in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Haarlem van 14 april 2010, gewezen onder num¬mer 97012/HA ZA 03/1373 tussen haar als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie, en het Advocatenkantoor als eiseres in conventie, tevens gedaagde in reconventie.
1.2 Icas heeft in beide procedures een zelfde memorie van grieven genomen, haar eis vermeerderd, en gevorderd als in die memorie weergegeven.
1.3 Het Advocatenkantoor heeft in beide procedures een zelfde memorie van antwoord genomen met conclu¬sie, kort gezegd, dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen.
1.4 Tenslotte hebben partijen in beide procedures om arrest gevraagd.
2.1 Bij grief I heeft Icas aangevoerd dat de weergave van de feiten in het bestreden vonnis te beperkt is geweest. In haar toelichting op de grief heeft Icas in twaalf pagina´s een opsomming gegeven van wat volgens haar de relevante feiten zijn.
Het hof zal niet de feitenweergave van Icas overnemen, alleen al niet omdat deze vele herhalingen bevat, hoofd- en bijzaken niet zijn onderscheiden en vele kwalificaties van waarderende aard zijn vermeld. Het hof zal zich beperken tot een vaststelling van de feiten die van belang zijn voor het geschil zoals dat thans in hoger beroep nog voorligt.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.2 Icas heeft zich op 17 januari 2001 tot het Advocatenkantoor gewend met het verzoek de behandeling van een tweetal zaken over te nemen van haar vorige advocaat. Daarbij ging het in de eerste plaats om een reeds bij de rechtbank aanhangige procedure tegen Gem Saendelft. In de tweede plaats was aan de orde een te entameren procedure tegen de gemeente Zaanstad. Bij brief van 5 februari 2001 aan Icas heeft mr. [ Geïntimeerde sub 1 ], verbonden aan het Advocatenkantoor, de opdracht aanvaard en aangegeven dat voor de zaak tegen Gem Saendelft een uurtarief van f 450,-- (excl. BTW) zou worden gehanteerd voor zijn werkzaamheden en f 250,-- (excl. BTW) voor de werkzaamheden van zijn kantoorgenoot mr. Gerritsen. Bij brief van 11 mei 2001 heeft mr. [ Geïntimeerde sub 1 ] aan Icas bevestigd dat in de zaak tegen de gemeente Zaanstad een aangepast uurtarief van f 400,-- (excl. BTW) zou worden gehanteerd.
2.3 In de zaak tegen Gem Saendelft heeft een vorig advocatenkantoor in december 2000 namens Icas een dagvaarding doen uitbrengen aan Gem Saendelft tot betaling van onbetaalde facturen en schadevergoeding wegens onrechtmatige opzegging van een tussen Gem Saendelft en Icas gesloten overeenkomst. Icas is vervolgens overgestapt naar een andere advocaat, die in januari 2001 een conclusie van eis tevens vermeerdering van eis heeft ingediend. Op 27 februari 2001, toen het Advocatenkantoor de behandeling van de zaak inmiddels op zich had genomen, heeft Gem Saendelft een conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie ingediend. Op 17 juli 2001 heeft het Advocatenkantoor namens Icas een conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie genomen. Over de inhoud van deze conclusie is tussen partijen discussie gevoerd; op het allerlaatste moment heeft Icas zich schriftelijk akkoord verklaard met de inhoud van die conclusie. Op 19 maart 2002 heeft Gem Saendelft een conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie ingediend. Als productie bij die conclusie was een rapport van het bureau ACE gevoegd als partijdeskundigenrapport. Op 11 april 2002 heeft tussen Icas en het Advocatenkantoor een bespreking plaatsgevonden over de door Gem Saendelft genomen conclusie en het daarbij gevoegde rapport van ACE. Na deze bijeenkomst heeft het Advocatenkantoor gezocht naar een deskundige die voor Icas als partij-deskundige het rapport van ACE zou kunnen ontkrachten. Toen dit niet lukte, is besloten dat Icas het rapport van ACE zelf zou becommentariëren. In de periode tussen 11 april en 23 juni 2002 heeft mr. ing. Aalsma, werkzaam bij Icas, een reactie geschreven op het rapport van ACE. Deze reactie is in verschillende delen per email aan mr. Van der Wouw, eveneens werkzaam bij het Advocatenkantoor, gestuurd. Hij heeft daarop niet gereageerd.
2.4 Bij brief van 16 oktober 2002 heeft Icas geprotesteerd bij het Advocatenkantoor tegen een tweetal op 14 oktober 2002 verzonden declaraties. Daarbij heeft zij aangedrongen op specificatie van de declaraties.
2.5 Bij brief van 31 december 2002 heeft Icas aangedrongen op toezending van een concept-conclusie van dupliek in reconventie. Het Advocatenkantoor heeft op 26 maart 2003 een eerste concept van 155 pagina’s aangeleverd. Op 31 maart 2003 heeft een bespreking tussen Icas en het Advocatenkantoor plaatsgevonden. Icas beklaagde zich over de inhoud van het concept van de conclusie van dupliek in reconventie. Zij was van oordeel dat het Advocatenkantoor in de conclusie niet diende in te gaan op het rapport van ACE, maar dat verwezen diende te worden naar de door Icas zelf opgestelde reactie, die als bijlage bij de conclusie zou moeten worden gevoegd. Het Advocatenkantoor was daartoe niet bereid, omdat volgens haar de Gedragsregels voor advocaten 1992, met name de regels 9 en 30, daaraan in de weg stonden.
2.6 In de zaak tegen de gemeente Zaanstad heeft mr. Heeresma, eveneens verbonden aan het Advocatenkantoor, namens Icas op 31 januari 2002 een dagvaarding doen uitbrengen aan de gemeente Zaanstad. Onderwerp van de vordering betrof door gemeenteambtenaren afgelegde verklaringen aan een onderzoekscommissie die de gang van zaken rond het zogenaamde Forbo-project moest onderzoeken. Door deze volgens Icas onjuiste en onvolledige verklaringen meende Icas ten onrechte in een kwaad daglicht te zijn gesteld.
2.7 Het Advocatenkantoor heeft voor de werkzaamheden in de zaak tegen Gem Saendelft in elk geval 14 declaraties gestuurd voor een totaal bedrag van € 253.370,30 inclusief BTW en 6% kantoorkosten. Icas heeft daarvan
€ 151.055,64 voldaan. Voor werkzaamheden in de zaak tegen de gemeente Zaanstad heeft het Advocatenkantoor in elk geval 9 declaraties gestuurd van in totaal € 49.862,31 inclusief BTW en 6% kantoorkosten. Daarvan heeft Icas
€ 25.652,92 voldaan.
2.8 Naar aanleiding van het bezwaar van Icas van 16 oktober 2002 is tussen partijen discussie ontstaan over deze en de daarop volgende declaraties. Door het Advocatenkantoor zijn in het kader van deze discussie verscheidene specificaties aan Icas gestuurd. Daaruit blijkt niet welk uurtarief voor de verschillende advocaten is gehanteerd, maar wel dat in totaal negen advocaten van het Advocatenkantoor werkzaamheden voor Icas hebben verricht.
2.9 Met ingang van 25 juli 2003 heeft het Advocatenkantoor haar werkzaamheden voor Icas beëindigd.
Een andere advocaat heeft de behandeling van de zaken van Icas overgenomen, waaronder het instellen van hoger beroep in de procedure tegen Gem Saendelft.
2.10 Icas heeft zich tot de Deken van de Orde van Advocaten te Amsterdam gewend teneinde het Advocatenkantoor ertoe te bewegen de dossiers aan haar nieuwe advocaat af te geven. Zulks is geschied, nadat Icas in verband met de nog niet betaalde declaraties van het Advocatenkantoor in augustus 2003 een bedrag van
€ 35.000,- op de derdengeldrekening van de Deken had overgemaakt. In februari 2007 is dit bedrag weer aan Icas geretourneerd.
2.11 Icas heeft tegen een aantal destijds bij het Advocatenkantoor werkzame advocaten klachten ingediend bij de Deken. Vier van die klachten hadden betrekking op ‘excessief declareren’, de overige klachten betroffen, kort gezegd, de kwaliteit van het geleverde werk en de schending van gemaakte afspraken. De Deken heeft die klachten onderzocht en deze bij brief van 4 november 2004 ter kennis van de Raad van Discipline te Amsterdam gebracht. Bij beslissing van 11 juli 2005 heeft de Raad de klachten van Icas ter zake van excessief declareren door het Advocatenkantoor aangehouden in afwachting van een door de Deken te verschaffen deskundig oordeel over de vraag ‘wat een redelijk honorarium van de werkzaamheden van [Icas] zou zijn, tegen de achtergrond van hetgeen in die beslissing was overwogen en alle overige omstandigheden’.
2.12 Bij brief van 19 januari 2007 heeft de Deken het door de Raad van Discipline gevraagde advies (hierna: het Dekenadvies) uitgebracht. De conclusie van het Dekenadvies houdt, onder meer, het volgende in:
“- in de zaak tegen Gem Saendelft had in redelijkheid niet meer dan 486 uur in rekening gebracht mogen worden, zodat als volgt had moeten worden gedeclareerd:
Honorarium: 486 uur à € 450,00 (€ 204,20) € 99.241,20
6% kantoorkosten € 5.954,50
€ 105.195,70
BTW 19% € 19.98718
Totaal € 125.182,88
Reeds voldaan € 151.055,64
Teveel betaald € 25.872,76.
- in de zaak tegen de gemeente Zaanstad had in redelijkheid niet meer dan 92,5
uur in rekening mogen worden gebracht, zodat als volgt had moeten worden gedeclareerd:
Honorarium: 92,5 uur à € 400,00 (€ 181,50) € 16.788,75
6% kantoorkosten € 1.007,33
€ 17,796,08
BTW 19% € 3.381,25
Totaal € 21.177,34
Reeds voldaan € 25.652,92
Teveel betaald € 4.475,58”
2.12 Bij beslissing van 16 mei 2007 heeft de Raad de klachten van Icas ter zake van excessief declareren ten aanzien van mr. [ Geïntimeerde sub 1 ] gegrond verklaard en aan hem de maatregel van berisping opgelegd. De overige klachten tegen hem, alsmede alle klachten tegen de andere bij het Advocatenkantoor werkzame advocaten, zijn door de Raad ongegrond verklaard.
2.13 Zowel Icas als mr. [ Geïntimeerde sub 1 ] zijn van de beslissingen van 11 juli 2005 en van 16 mei 2007 in hoger beroep gegaan bij het Hof van Discipline. Bij beslissing van 15 mei 2009 heeft het Hof van Discipline beide beslissingen bekrachtigd.
3.1 In deze procedure heeft het Advocatenkantoor in conventie betaling gevorderd van Icas van onbetaald gebleven facturen tot een bedrag van € 126.524,05, vermeerderd met rente en kosten. In reconventie heeft Icas verklaringen voor recht gevorderd dat het Advocatenkantoor onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar, althans toerekenbaar tekortgekomen is in de nakoming van de overeenkomst, alsmede dat Icas recht heeft op vergoeding per bladzijde als de rechtbank toewijsbaar acht voor het werk van het Advocatenkantoor, alsmede schadevergoeding ter hoogte van € 1.172.132,12, althans schade op te maken bij staat, vermeerderd met rente en kosten.
De rechtbank heeft de vordering van het Advocatenkantoor afgewezen. De vordering van Icas is toegewezen tot een bedrag van € 30.348,34, vermeerderd met rente.
Tegen de afwijzing van de vordering in conventie heeft het Advocatenkantoor geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld. In hoger beroep liggen uitsluitend nog voor de (gewijzigde) vorderingen van Icas.
3.2 Het hof constateert dat de memorie van grieven zeer chaotisch van opzet is en daardoor uiterst moeilijk leesbaar. Vaak is niet duidelijk tegen welke overwegingen uit het bestreden vonnis de grieven zich richten. Evenmin is duidelijk welke gevolgen zouden moeten worden verbonden aan de stellingen van Icas. Vanwege het ontbreken van enige systematiek in de opbouw van de grieven, zal het hof de verschillende stellingen die zij uit de memorie heeft kunnen destilleren, met verwijzing naar pagina's, bespreken.
3.3 Icas maakt op p. 19 en p. 38 bezwaar tegen enkele overwegingen van de rechtbank die zijn neergelegd in r.o. 5.7 van het bestreden vonnis. Icas heeft echter geen belang bij een behandeling hiervan, nu de betreffende rechtsoverwegingen geheel in het voordeel van Icas zijn uitgevallen. De vordering van het Advocatenkantoor tot betaling van facturen door Icas zijn immers integraal afgewezen door de rechtbank en vormen geen onderwerp meer van het hoger beroep.
De grief faalt.
3.4 Het vooroverwogene geldt ook voor het bezwaar van Icas tegen de overweging van de rechtbank in r.o. 5.3 (grief X, p. 57-58), dat zij de wanprestatieverweren van Icas niet in conventie maar in reconventie zal behandelen.
3.5 Icas maakt op p. 3, p. 10, p. 14, p. 15, p. 19, p. 58-61 en p. 63-71, p. 72 verwijten aan de deken. De deken is - anders dan Icas stelt op p. 4 - echter geen partij in de procedure, zodat - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - niet is in te zien welk belang Icas thans heeft bij bespreking van deze bezwaren. Hierbij is op te merken dat de vordering van het Advocatenkantoor tot betaling van zijn facturen is afgewezen en slechts de vorderingen van Icas tot - zeer kort samengevat - schadevergoeding nog aan de orde zijn. Het hof zal derhalve voorbijgaan aan de verwijten van Icas tegen de deken. Hetzelfde geldt voor bezwaren die Icas heeft aangevoerd tegen de Raad van Discipline en/of het Hof van Discipline (p. 12-13; p. 78-83).
In het verlengde hiervan is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, voor het hof ook niet duidelijk is wat thans nog het belang is van de stelling van Icas (p. 58, p. 61) - met het oog op hetgeen in hoger beroep nog ter beoordeling voorligt - dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat het oordeel van de deken in 2005 vergelijkbaar was met een begrotingsprocedure door de Raad van Toezicht in het najaar van 2003.
Dit zelfde geldt ook voor het verwijt aan de rechtbank dat het dekenadvies is overgenomen (p. 72-78; p. 78-80).
3.6 Icas verwijt op p. 11, p. 18, p. 20, p. 39, p. 46, p. 51-53, p. 55, p. 70 het Advocatenkantoor dat het Icas niet heeft gewezen op de mogelijkheid een declaratiegeschil voor te leggen aan de deken.
Het hof overweegt dat het initiatief voor een begrotingsprocedure slechts door een advocaat kan worden genomen. Het verwijt is derhalve niet terecht. Daarmee kan ook de op dit verwijt voortbouwende stelling, dat Icas in dat geval de zaak had overgedragen aan een andere advocaat (p. 21), niet slagen.
3.7 Voor zover Icas ook bedoelt dat het Advocatenkantoor ten onrechte ervoor heeft gekozen haar in een civiele procedure te dagvaarden in plaats van de begrotingsprocedure te volgen (p. 45-46, p. 47-55), onderschrijft het hof hetgeen de rechtbank in r.o. 5.1 en 5.2 heeft overwogen: nu Icas bij de betwisting van de facturen zowel 'redelijkheidsverweren' als 'wanprestatieverweren' heeft gevoerd, stonden voor het Advocatenkantoor twee wegen open om betaling van haar facturen te krijgen en is haar keuze voor de civiele rechter niet als onjuist of onrechtmatig te kwalificeren. Maar ook indien Icas zich alleen van redelijkheidsverweren zo hebben bediend (zoals naar haar mening het geval was in de procedure tegen de gemeente Zaanstad, zie grief VII, p. 50), dan nog brengt dit niet mee dat het onrechtmatig was van het Advocatenkantoor om betaling van de facturen bij de civiele rechter te vorderen.
Dat Icas kosten heeft moeten maken om zich te verweren in de door het Advocatenkantoor aanhangig gemaakte procedure, maakt dit niet anders. Icas is op dit punt geheel in het gelijk gesteld en heeft volgens het liquidatietarief een kostenveroordeling ten laste van het Advocatenkantoor verkregen. Naar vaste rechtspraak heeft zij geen aanspraak meer op aanvullende vergoeding van advocatenkosten, zoals zij thans - naar het hof begrijpt - vordert (p. 46). De op dit punt ingestelde vordering onder punt 14 kan dan ook niet worden toegewezen.
Voorts overweegt het hof nog dat Icas zich jegens de deken aanvankelijk steeds op het standpunt heeft gesteld (p. 64) dat zij géén begroting van de werkzaamheden van het Advocatenkantoor wenste. Dit laat zich moeilijk verenigen met hetgeen zij thans stelt.
3.8 Icas verwijt het Advocatenkantoor dat het, toen Icas daarom vroeg, geen deugdelijk inzicht heeft gegeven in de facturen van 14 oktober 2002 (p. 3, grief IX, p. 19, p. 21, p. 52, p. 53, 55-56). Ook hieraan verbindt Icas de gevolgtrekking, zo begrijpt het hof (p. 39), dat indien het Advocatenkantoor zijn facturen wel deugdelijk had gespecificeerd, Icas naar een ander kantoor was overgestapt. Dit brengt Icas tot het standpunt, zo begrijpt het hof uit haar vordering sub 2 van het petitum in de memorie van grieven (p. 85), dat het Advocatenkantoor dient in te staan "voor de hierdoor voor Icas ontstane nadelige consequenties (...), waaronder de door Icas nadien gemaakte advocatenkosten in de onderhavige procedure en de overige kosten als in dit petitum gevorderd."
Het hof kan deze stellingname van Icas niet volgen. Zonder toelichting, die ontbreekt, is niet in te zien waarom het ontbreken van een deugdelijke toelichting op de facturen van het Advocatenkantoor leidt tot een schadevergoedingsplicht van het Advocatenkantoor als hier door Icas gesteld. Of en welke gedragsregels in dit verband zijn overtreden door het Advocatenkantoor, kan in het midden blijven.
Het hof tekent hierbij aan dat het Advocatenkantoor de facturen wel heeft gespecificeerd, maar dat later door de deken is vastgesteld - welk oordeel door de rechtbank is overgenomen en in hoger beroep niet meer ter discussie staat - dat het Advocatenkantoor excessief heeft gedeclareerd. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, ziet het hof echter niet in dat het feit dat excessief is gedeclareerd - waarvan het juridische gevolg is geweest dat Icas de facturen waarvan betaling werd gevorderd niet meer behoefde te betalen - tot schade heeft geleid bij Icas. Dat zulks het geval is geweest, is door Icas onvoldoende toegelicht en onderbouwd.
3.9 Voor zover Icas zou bedoelen (onder meer p. 84) dat zij kosten heeft moeten maken doordat zij zich van juridische bijstand heeft moeten laten voorzien in de onderhavige procedure (in eerste aanleg), en dat zij al die kosten (of een deel daarvan) als schade vordert van het Advocatenkantoor, overweegt het hof dat die kosten geacht worden te zijn voldaan met de door de rechtbank ten gunste van Icas uitgesproken kostenveroordeling.
3.10 Op p. 3 en p. 21-27 verwijt Icas het Advocatenkantoor, zo begrijpt het hof, dat het dubbel werk heeft verricht en daarmee onnodige kosten voor Icas heeft veroorzaakt. Dit is in strijd met gedragsregel 23. Het gaat daarbij met name om het verrichten van werkzaamheden die betrekking hadden op het becommentariëren van het deskundigenrapport ACE, terwijl was afgesproken dat mr. ing. Aalsma van Icas dit zou aanleveren, aldus Icas (zie ook p. 35). Het hof begrijpt dat Icas ook stelt dat zij het werk van het Advocatenkantoor (op dit punt) heeft afgekeurd.
Het hof overweegt hierover dat, veronderstellenderwijs aangenomen dat het verwijt terecht is, de consequentie daarvan is dat de vordering van het Advocatenkantoor tot betaling van de openstaande facturen dient te worden afgewezen. De rechtbank heeft reeds in die zin beslist en heeft het Advocatenkantoor bovendien veroordeeld tot terugbetaling van het teveel betaalde. Aldus is het het hof niet duidelijk geworden welk belang Icas nog heeft bij bespreking van dit verwijt. Het hof verwijst op dit punt naar de vergelijkbare overweging van de rechtbank, in r.o. 5.15 van het bestreden vonnis.
Voor zover Icas als gevolg van het bedoelde gedrag van het Advocatenkantoor aanspraak op schadevergoeding meent te hebben, heeft zij onvoldoende onderbouwd welke schade dat dan is en dat die schade in een voldoende verband staat met de verweten gedraging.
Het hof overweegt hierbij voor alle duidelijkheid dat het geen vordering van Icas heeft kunnen vinden die gericht is op terugbetaling van (een deel van) hetgeen uiteindelijk wel is betaald aan het Advocatenkantoor.
3.11 In het verlengde van het voorgaande verwijt Icas op p. 31 en p. 39 dat het Advocatenkantoor weigerde om het door Icas zelf opgestelde commentaar op het rapport ACE als productie in de procedure tegen Gem Saendelft in te brengen.
Naar 's hofs oordeel geldt voor dit verwijt hetzelfde als is overwogen in de vorige rechtsoverweging.
De stellingen van Icas moeten kennelijk ook zo worden begrepen, dat zij aanspraak maakt op betaling per pagina door het Advocatenkantoor van het door mr.ing. Aalsma opgestelde commentaar. Hiermee correspondeert vordering 18 (p. 87). Icas kan in dit betoog niet worden gevolgd. Het hof ziet niet in op welke grond zou hebben te gelden dat het opstellen van dit commentaar (en de daarmee gemoeide kosten) als een toerekenbaar gevolg van een onrechtmatig handelen of toerekenbare tekortkoming van het Advocatenkantoor kan worden aangemerkt.
3.12 Voorts stelt Icas op p. 3, p. 28, p. 39 dat het Advocatenkantoor valsheid in geschrift heeft gepleegd c.q. specificaties heeft vervalst. Naar het hof begrijpt gaat het er hierbij om dat niet mr. Weenink maar mr. Van Wouw in de declaraties is opgenomen.
Het hof overweegt dat het Advocatenkantoor in eerste aanleg uitvoerig en onderbouwd naar voren heeft gebracht dat er sprake is geweest van een verwisseling, nu beide advocaten dezelfde initialen hebben en er destijds sprake was van een handmatige invoer van de gegevens voor de opstelling van de facturen. Icas is op deze argumenten in hoger beroep niet ingegaan. Naar 's hofs oordeel is dan ook in onvoldoende mate toegelicht en onderbouwd dat sprake is geweest van het opzettelijk vervalsen van gegevens en/of valsheid in geschrift.
Los hiervan geldt dat het het hof niet duidelijk is geworden welke rechtsgevolgen Icas verbindt aan haar stellingen op dit punt. Wanneer het hof ervan uitgaat dat dit een schadevordering uit onrechtmatige daad is, heeft te gelden dat onvoldoende is toegelicht en onderbouwd dat en welke schade Icas zou hebben geleden door het handelen van het Advocatenkantoor.
3.13 Door Icas is verder naar voren gebracht (grief XIII, p. 61-63, petitum punt 1) dat het Advocatenkantoor een beroepsfout heeft gemaakt in de procedure tegen Gem Saendelft, die ertoe heeft geleid dat Icas deze procedure heeft verloren. In verband hiermee heeft Icas betaling gevorderd van het Advocatenkantoor van een bedrag van
€ 301.260,82 en een verklaring voor recht dat onrechtmatig is gehandeld. Deze vordering is door de rechtbank in r.o. 5.17 van het bestreden vonnis afgewezen.
Het hof is van oordeel dat Icas onvoldoende concreet en begrijpelijk heeft toegelicht en onderbouwd waarom het verliezen van de procedure tegen Gem Saendelft het gevolg is geweest van een beroepsfout van het Advocatenkantoor (naar het hof begrijpt: het niet voldoen aan de stelplicht), en wat die beroepsfout dan precies is geweest. Een niet onbelangrijk gegeven hierbij is dat het Advocatenkantoor uitsluitend de procedure in eerste aanleg heeft gevoerd voor Icas en dat de appelprocedure door een andere advocaat is overgenomen, zodat, wat er ook zij van het niet voldoen aan de stelplicht, dit in hoger beroep had kunnen worden hersteld. Daarmee is het causaal verband tussen verondersteld onrechtmatig handelen en de gevorderde schade doorbroken. Het hof begrijpt uit de opmerking van Icas bij XIII.9 (p. 62) dat zij dit laatste onderschrijft.
Hierbij overweegt het hof voorts nog dat Icas onvoldoende heeft onderbouwd in welk opzicht nu precies sprake is geweest van een beroepsfout (het niet voldoen aan de stelplicht) door het Advocatenkantoor.
3.14 Uit de bedoelde passage (p. 61-63) leidt het hof voorts af dat Icas zich op het standpunt stelt aanspraak te hebben op schadevergoeding in de vorm van een vergoeding van een bedrag per pagina, in totaal voor het aantal gebrekkige pagina's (namelijk: pagina's waarop niet aan de stelplicht is voldaan) van de door het Advocatenkantoor opgestelde conclusies in de procedure tegen Gem Saendelft. Met deze stellingname correspondeert vordering sub 7 (p. 86).
Het hof kan deze redenering niet onderschrijven. Er is geen rechtsgrond voor de bedoelde schadeclaim.
Het hof herhaalt nog eens dat de vordering van het Advocatenkantoor tot betaling van de openstaande facturen reeds is afgewezen en het Advocatenkantoor bovendien is veroordeeld tot terugbetaling van het teveel betaalde.
3.15 Icas beroept zich voorts nog op onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking (p. 3). Het is het hof niet duidelijk geworden welke bedragen Icas precies terugvordert als zijnde onverschuldigd betaald en/of op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
Het hof zal dan ook aan deze stellingen voorbij gaan.
3.16 De conclusie tot zover is dat het hof geen stellingen heeft kunnen ontwaren in de memorie van grieven, die leiden tot toewijzing van enig deel van het gevorderde.
3.17 Door Icas is sub 16 (p. 87) gevorderd een lijst van namen van de verschillende maten van de ontbonden maatschap van het Advocatenkantoor, aangezien haar niet bekend zou zijn wie dit zijn en wie er nog niet betaald had.
Door het Advocatenkantoor is als verweer gevoerd dat zij, na het vonnis van de rechtbank Haarlem, op verzoek van mr. Segers heeft aangegeven welke maat nog niet betaald heeft, namelijk Heeresma Advocaat B.V. Hiermee heeft mr. Segers genoegen genomen. In de memorie van antwoord is een lijst vermeld met alle maten van het Advocatenkantoor.
Nu aldus niet gebleken is dat sprake is van enige weigerachtigheid aan de zijde van het Advocatenkantoor om mee te delen wie er maat zijn, is er geen grond voor toewijzing van die vordering.
3.18 Icas heeft sub 11 gevorderde de gederfde handelsrente over het door haar op verzoek van de deken in depot gestorte bedrag van € 35.000,--.
Het hof heeft geen toelichting op of onderbouwing van deze vordering kunnen vinden in de memorie van grieven.
De vordering is derhalve niet toewijsbaar.
3.19 Voor zover van de op p. 85-87 geformuleerde lijst van vorderingen sub 1 tot en met 22 nog vorderingen onbesproken zijn gebleven, overweegt het hof dat ook deze zullen worden afgewezen, nu het hof geen begrijpelijke en steekhoudende grondslag voor toewijzing van een van deze vorderingen heeft aangetroffen.
Slotsom
3.20 De grieven falen en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal Icas worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Hoewel sprake is van twee procedures, is aan de zijde van het Advocatenkantoor één processtukstuk genomen, zodat het hof één kostenveroordeling zal uitspreken, zij het dat rekening wordt gehouden met tweemaal betaalde verschotten.
in de zaak met nummer 200.070.825/01 en in de zaak met nummer 200.070.821/01:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Haarlem - voor zover onderworpen aan dit hoger beroep - van 14 april 2010;
veroordeelt Icas in de kosten van het hoger beroep en begroot die aan de kant van het Advocatenkantoor tot op heden op:
€ 12.380,-- voor verschotten en € 4.580,-- voor salaris;
verklaart dit arrest voor wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, W.J. Noordhuizen en C.C. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2012 door de rolraadsheer.