ECLI:NL:GHAMS:2012:BX1707

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.078.144-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen een eerdere veroordeling in een huurgeschil met betrekking tot restaurant Matiz

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure die is ingesteld door [appellant] tegen een eerdere veroordeling in een huurgeschil met betrekking tot zijn restaurant Matiz. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 3 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft de vraag of de telefoongesprekken die [appellant] heeft gevoerd met het bedrijf 'Interswitch' als daad van bekendheid kunnen worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] op de hoogte was van de veroordeling en de vordering van [geïntimeerde], en dat hij voldoende gegevens had om zich tijdig en adequaat te verzetten. De gesprekken van 28 en 30 december 2009 zijn hierbij van belang, waarin [appellant] melding maakt van de veroordeling en de ontbinding van het huurcontract.

Het hof oordeelt dat het verzet, ingesteld bij dagvaarding van 11 februari 2010, te laat is gedaan. Hierdoor wordt het vonnis waarvan beroep bekrachtigd. [appellant] wordt bovendien veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 640,- aan verschotten en € 894,- aan salaris. Het hof merkt op dat [appellant] ook schadevergoeding en terugbetaling van huurbedragen heeft gevorderd, maar dat deze vorderingen niet verder inhoudelijk behandeld kunnen worden omdat hij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzet.

De uitspraak is gedaan door de tweede meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam, en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 juli 2012.

Uitspraak

zaaknummer 200.078.144/01
3 juli 2012
GERECHTSHOF AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat: mr. K.J.T.M. Hehenkamp te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[GEÏNTIMEERDE],
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot 13 maart 2012 verwijst het hof naar het op die datum in deze zaak uitgesproken tussenarrest.
Naar aanleiding van dat tussenarrest heeft [appellant] een akte uitlating producties genomen.
Vervolgens is wederom arrest gevraagd.
3. Verdere beoordeling
3.1 Bij genoemd arrest heeft het hof [appellant] in de gelegenheid gesteld bij akte te reageren op de door [geïntimeerde] in het geding gebrachte geluidsopnamen en transcripties van de twee telefoongesprekken. Dit heeft [appellant] gedaan. Het hof oordeelt als volgt.
3.2. [appellant] heeft laten weten zich niet te herkennen in de namens [geïntimeerde] overgelegde geluidsopnamen en transcripties. Deze tegenwerping is te weinig expliciet om hieruit op te maken dat [appellant] betwist de persoon te zijn die op de geluidsopnamen te horen valt dan wel betwist dat de gesprekken zijn gevoerd zoals deze te horen respectievelijk in de transcripties te lezen zijn. Het hof houdt het ervoor dat [appellant] heeft willen zeggen dat hij zich de gesprekken niet zo herinnert.
3.3. Ter beantwoording staat thans de vraag of de door [appellant] met het bedrijf ‘Interswitch’ gevoerde telefoongesprekken (gevoerd op respectievelijk 28 en 30 december 2009) als daad van bekendheid van [appellant] zijn aan te merken als bedoeld in artikel 143 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hiervoor is nodig dat uit die gesprekken ondubbelzinnig blijkt dat [appellant] over voldoende gegevens met betrekking tot (de inhoud) van zijn veroordeling beschikte om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten. [appellant] hoefde niet met de hele inhoud van het vonnis bekend te zijn; voldoende is dat hij bekend was met de eiser, de vordering, de veroordeling en het gerecht waardoor hij is veroordeeld. Hieraan is in het onderhavige geval voldaan. Uit het gesprek van 28 december 2009 blijkt dat [appellant] ervan op de hoogte was dat hij op vordering van [geïntimeerde] inzake zijn restaurant Matiz door een rechter was veroordeeld en dat het daarbij ging om ontbinding van het huurcontract. In het gesprek van 30 december 2009 maakt hij er voorts melding van dat hij er door [O.] advocaten en procureurs met zijn spullen is uitgezet en geeft hij wederom te kennen de uitspraak te willen hebben die met betrekking tot het restaurant is gedaan. Dat in de telefoongesprekken niet met zoveel woorden aan de orde is gekomen dat de veroordeling is uitgesproken door de rechtbank Amsterdam is hier zonder belang, nu dit [appellant] zonder meer duidelijk moet zijn geweest gelet op het adres van het gehuurde en de woon/vestigingsplaats van partijen.
3.4. Ook het hof is derhalve van oordeel dat het verzet – ingesteld bij dagvaarding van 11 februari 2010 - te laat is gedaan. Dit leidt ertoe dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
3.5. Het hof merkt tot slot nog het volgende op. [appellant] heeft – naast stellingen die betrekking hebben op de vordering van [geïntimeerde] waarover in het verstekvonnis is beslist – tevens opgeworpen dat hij schade heeft geleden wegens verlies van zijn inventaris en te veel huur heeft betaald (over de periode waarin hij het gebruik van het gehuurde niet heeft gehad en de periode na ontbinding en ontruiming). Hij vordert in reconventie ter zake schadevergoeding en terugbetaling van huurbedragen. Nu [appellant] door de kantonrechter echter terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzet komt het in de onderhavige verzetprocedure niet tot een verdere inhoudelijke behandeling van de zaak en kan hier dus niet worden beslist over deze vorderingen van [appellant].
4. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
verwijst [appellant] in de proceskosten in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [geïntimeerde] gevallen, op € 640,- aan verschotten en € 894,- aan salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, M.M.M. Tillema en D.J. Oranje en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2012 door de rolraadsheer.