parketnummer: 23-001765-11
datum uitspraak: 28 juni 2012
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 april 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-650506-11 tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedatum] 1985,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 12 april 2012 en op de terechtzitting in hoger beroep van 14 juni 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de gemachtigde van de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een pinautomaat heeft weggenomen 50 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan ABN AMRO en/of een onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door een plakstrip op de uitgifteklep te bevestigen en/of door het opzetmondje, althans een deel, op de uitgifteklep los te rukken, in elk geval door middel van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Bespreking van het ter terechtzitting door de verdediging gevoerde verweer
Door de raadsman is - zakelijk weergegeven - ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [naam medeverdachte] op 24 maart 2012 wederrechtelijk uit een geldautomaat een geldbedrag heeft weggenomen. De verdachte kende de medeverdachte niet. Hij heeft enkel geprofiteerd van de handelingen die de medeverdachte bij de geldautomaat heeft verricht. Het weggenomen geldbedrag behoort overigens aan niemand toe. Gelet op deze omstandigheden dient de verdachte van het hem ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt het volgende.
Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Daarbij is niet doorslaggevend dat de van medeplegen verdachte persoon ook een daadwerkelijke uitvoerder is geweest; ook een andere rol kan leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de voltooiing van het delict heeft geleverd.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt het volgende naar voren:
Op 23 maart 2011 rond middernacht zagen verbalisanten dat er een plakstrip was bevestigd op de gelduitgifteklep van een pinautomaat van ABN-AMRO aan de Nieuwendijk ter hoogte van de Dam te Amsterdam. Verbalisanten in burgerkleding hebben de pinautomaat geobserveerd. Zij zagen dat de verdachte en de medeverdachte op de Dam met elkaar praatten, vaak oogcontact met elkaar hadden en dat zij voortdurend opvallend om zich heen keken. Zij keken vaak in de richting van de pinautomaat waarop de plakstrip was bevestigd. Vervolgens liep de verdachte naar de pinautomaat, keek een aantal keer om zich heen en plaatste beide handen ter hoogte van de uitgifteklep op de pinautomaat. Hij deed geen pinpas in de pinautomaat, maar hij maakte met beide handen enkele duw- en trekbewegingen, trok vervolgens iets van de voorzijde van het automaat en bracht dat naar zijn jas. De verbalisanten zagen dat de medeverdachte die zich op ongeveer 10 meter afstand van de verdachte bevond, steeds in diens richting keek. De verdachte liep vervolgens met versnelde pas van de pinautomaat weg en de medeverdachte volgde hem op ongeveer 20 meter afstand. De verbalisanten hebben de verdachte en de medeverdachte aangehouden. Bij hun aanhouding werd door de verbalisanten uit de jas van de verdachte een plakstrip met daaraan een biljet van 50 euro in beslag genomen. Bij de medeverdachte namen zij een rol plakband en een flesje secondenlijm in beslag. Op de pinautomaat was een stukje blauw plastic achtergebleven dat qua kleur en grootte overeenkwam met een blauw plastic randje op de bij de verdachte in beslag genomen plakstrip.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof met de raadsman en de advocaat-generaal de beelden van de beveiligingsvideocamera van 23 maart 2011 rond middernacht van de betreffende pinautomaat bekeken. Op de beelden is - zakelijk weergegeven - te zien dat de verdachte en de medeverdachte vanaf ongeveer 23.08 uur tot ongeveer 00.02 uur beiden afwisselend bij de gelduitgifteklep van de pinautomaat, die zich kennelijk aan de linkerkant van de pinautomaat bevindt, meermalen handelingen verrichten zonder dat zij daadwerkelijk een pasje in de gleuf van de pinautomaat, die zich kennelijk aan de rechterbovenkant van de pinautomaat bevindt, steken. Tussen de handelingen van de verdachte en de medeverdachte is een aantal personen te zien die wel meermalen een pinpas gebruiken van wie enkelen kennelijk zonder geld uit de pinautomaat te hebben ontvangen, weglopen. Op het laatste videobeeld is de verdachte te zien terwijl hij een voorwerp, dat lijkt op een strip met papier daaraan vast, van de pinautomaat haalt.
De hiervoor omschreven rol van de verdachte kan, naar het oordeel van het hof, enkel worden geduid wanneer de door hen verrichte handelingen worden bezien in samenhang met de gehele gang van zaken waarin door middel van het plaatsen van een plakstrip op de uitgifteklep van de pinautomaat wederrechtelijk geld van gebruikers van de pinautomaat wordt weggenomen.
De verdachten hebben kort voor hun handelingen bij de pinautomaat met elkaar gesproken, de omgeving (ook tijdens hun handelingen) goed in de gaten gehouden, oogcontact met elkaar gehouden, handelingen verricht die dienstig zijn geweest aan de diefstal van geld uit een pinautomaat, een plakstrip van de automaat verwijderd en zijn na de diefstal achter elkaar aangelopen; bij hun aanhouding waren zij in het bezit van goederen die bij de diefstal zijn gebruikt en buitgemaakt. Het hof neemt voorts in aanmerking dat niet gebleken is dat de verdachten gebruik hebben gemaakt van een pinpas om uit de pinautomaat geld op te nemen, zodat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag aan de plakstrip derhalve enkel aan een ander of anderen kan hebben toebehoord.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat is komen vast te staan dat tussen de verdachten sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking bij het wederrechtelijk wegnemen van geld uit een pinautomaat, dat het ten laste gelegde kan worden aangemerkt als de ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal in de zin van artikel 311 leden 4 en 5 van het Wetboek van Strafrecht. Het verweer wordt op al zijn onderdelen verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 maart 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een pinautomaat heeft weggenomen 50 euro, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel en braak, te weten door een plakstrip op de uitgifteklep te bevestigen en door de uitgifteklep los te rukken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Daarbij overweegt het hof dat het aanbrengen van een plakstrip op de uitgifteklep van een pinautomaat, waardoor een bankbiljet bij uitgifte van geld aan die plakstrip blijft kleven - zonder dat de degene die daartoe heeft gepind dat bij die uitgifte ontvangt - en het nadien wederrechtelijk wegnemen van dat bankbiljet uit die uitgifteklep waarbij die wordt vernield, dient te worden gekwalificeerd als - kort weergegeven - diefstal door middel van valse sleutels en - nu de uitgifteklep daarbij is vernield - braak.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
De verdachte - die heeft verklaard als toerist in de stad te zijn en kennelijk over onvoldoende middelen van bestaan beschikte - heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een ingenieuze vorm van diefstal die schade veroorzaakt voor de bank en hinder en ergernis voor gebruikers van de pinautomaat.
Het hof is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 juni 2012, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden worden miskend. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, acht het hof niet aanwezig.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de elfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Kortenhorst, mr. A.S. Arnold en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. R. van Leusden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 juni 2012.
Parketnummer: 23-001765-11
3