De rechtbank heeft belanghebbendes beroep gegrond verklaard, waarbij zij – voor zover van belang – het volgende heeft overwogen. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“10. De rechtbank ziet aanleiding het aantal uren dat kan worden toegeschreven aan werkzaamheden van een deskundige te beperken. De posten ‘overleg en bespreken stukken met cliënt’ en ‘Bespreken eindresultaat met cliënt’ zijn naar hun aard handelingen die worden verricht in het kader van rechtsbijstandverlening. De keuze van eiser om deze handelingen door een taxateur te laten verrichten leiden er niet toe dat daarvoor een hoger bedrag kan worden vergoed dan die welke in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair zijn bepaald. Ook het ‘opstellen en uitwerken taxatierapport’, dat in het bezwaarschrift is geïncorporeerd en daarvan deel uitmaakt, merkt de rechtbank aan als verlening van rechtsbijstand.
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen taxatie bevat die aan de hand van de ITZA-methode is opgemaakt. De daarmee verband houdende kosten behorende dan ook niet tot de kosten die eiser in verband met de procedure in redelijkheid heeft moeten maken. Aan de niet in tijd gespecificeerde post ‘e-mailverkeer met hr D’ kent de rechtbank een half uur toe. Ook de post ‘Bezichtiging object, incl reistijd’ komt in aanmerking voor vergoeding. Uit het vorenstaande vloeit voort dat twee uren als kosten van een deskundige dienen te worden vergoed.
11. De hoogte van het te vergoeden uurtarief dient te worden vastgesteld aan de hand van Artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken.
(…)
De rechtbank acht een vergoeding van € 50 per uur, inclusief omzetbelasting, redelijk. Weliswaar is een taxateur een deskundige zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, Besluit proceskosten bestuursrecht, maar de taxatiewerkzaamheden zijn niet zodanig van wetenschappelijke of bijzondere aard dat daaraan het maximumtarief dient te worden toegekend. Gelet op de inhoud van het bezwaarschrift / taxatierapport, waarvan het taxatietechnisch deel slechts bestaat uit een verwijzing naar de huurovereenkomst, acht de rechtbank een hoger uurtarief in het onderhavige geval niet aangewezen.
12. Tevens ziet de rechtbank aanleiding eiser in aanmerking te brengen voor de forfaitaire vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Eiser heeft weliswaar aangegeven van die vergoeding af te zien maar deze stellingname dient te worden toegeschreven aan de door eiser voorgestane - onjuiste - etikettering van deze kosten.
De hoogte van deze vergoeding is door verweerder in de uitspraak op bezwaar overeenkomstig de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 218, als vergoeding van 1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift. Deze vergoeding is niet te laag.
13. Nu de gestelde ‘Recherchekosten’ door eiser niet zijn gespecificeerd, kan niet worden vastgesteld of deze kosten op grond van artikel 1, aanhef en onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden aangemerkt als mogelijk te vergoeden kosten. De rechtbank wijst het verzoek daarom ook ten aanzien van deze post af.
14. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard. De totale te vergoeden proceskosten, toe te rekenen aan de bezwaarfase, bedraagt, gelet op het vorenstaande, € 318.
15. De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 218,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor ¼). De rechtbank is van oordeel dat het gewicht van de beroepszaak als zeer licht moet worden gekwalificeerd. Voor vergoeding van de overige door eiser genoemde proceskosten, te weten de kosten van een tweede gemachtigde, acht de rechtbank geen termen aanwezig.”